Kabinet, houd rekening met álle werkenden op de arbeidsmarkt

Op vrijdag 16 december presenteerden minister Van Gennip (SZW) en staatssecretaris Van Rij (Fiscaliteit en Belastingdienst) de ‘Voortgangsbrief werken met en als zelfstandige(n)’ aan de Tweede Kamer. Tal van onderwerpen komen in de brief aan bod, zoals een rechtsvermoeden van werknemerschap onder een bepaald uurtarief, het handhavingsmoratorium van de wet DBA en de verduidelijking van het gezagscriterium. Veel moet de komende tijd nog uitgewerkt worden, maar naar aanleiding van de voorgestelde plannen voor het zzp-dossier kom ik graag met een reactie.

 

Erkenning van het zelfstandig ondernemerschap
Op de eerste pagina’s van de brief wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan het belang van het zelfstandig ondernemerschap voor de Nederlandse arbeidsmarkt. Ik ben blij dat het kabinet erkenning heeft voor de positie en toegevoegde waarde van zelfstandigen. Zelfstandigen leveren met hun kennis en expertise een belangrijke bijdrage aan het oplossen van vraagstukken bij tal van organisaties. De zelfstandige IT-professional of projectmanager is niet meer weg te denken van onze arbeidsmarkt. Keer op keer toont onderzoek aan dat het merendeel van de zzp-populatie zeer tevreden is over hun werkomstandigheden, salaris en gevoel van autonomie. Dat is een ontwikkeling die wij moeten koesteren.

 

De zoektocht naar de juiste balans tussen de elementen
Tegelijkertijd sta ik kritisch tegenover enkele plannen. Zo is het kabinet voornemens om het gezagscriterium te verduidelijken door het criterium ‘inbedding in de organisatie’ nadrukkelijker te verankeren bij het beoordelen van de arbeidsrelatie. In een eerdere column liet ik al doorschemeren dat de verduidelijking van het gezagscriterium een heet hangijzer blijft in de discussie. Ik blijf van mening dat het erg complex wordt om inbedding in de organisatie duidelijk te definiëren. Wanneer is een werkende ‘ingebed in de organisatie’? En welke taken horen bij ‘de reguliere werkzaamheden van een organisatie’? Deze discussie is eerder gevoerd en destijds ook niet beslecht. Veel zzp’ers zijn werkzaam in de IT, HR of projectmanagement en min of meer ingebed in de organisatie. Is dit straks niet meer mogelijk? Het gaat ongetwijfeld onrust veroorzaken bij opdrachtgevers, intermediairs en zzp’ers. Gezien het tekort aan – en tegelijkertijd de grote vraag naar – specialistisch personeel lijkt mij die onrust zeer ongewenst. We hebben op dit moment juist regels nodig die mobiliteit op de arbeidsmarkt en het zelfstandig ondernemerschap stimuleren en faciliteren. Ik blijf dan ook groot voorstander van een pluriforme arbeidsmarkt met verschillende contractvormen. Een arbeidsmarkt waar mensen de ruimte krijgen om zelf hun werk in te richten. Ik ben ervan overtuigd dat dit een positief effect zal hebben op de productiviteit en het werkgeluk van werkenden en dat dit zal resulteren in een innovatievere en beter functionerende arbeidsmarkt.

Een ander element dat meer aandacht gaat krijgen bij het bepalen van de arbeidsrelatie is het zelfstandig ondernemerschap van de werkende. In de Kamerbrief lees ik terug dat inbedding in de organisatie niet direct hoeft te betekenen dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst. Dat het kabinet zoekt naar balans in het bepalen van de arbeidsrelatie stemt mij positief. We moeten mijns inziens niet alleen kijken naar de opdracht die wordt uitgevoerd, maar ook naar het individu. Duidelijke ondernemerscriteria, zoals de hoogte van het tarief en specialistische kennis zijn bij uitstek criteria om mee te nemen in de beoordeling van de arbeidsrelatie. Door de juiste feiten en omstandigheden te toetsen wordt het onderscheid tussen werknemer en zelfstandige vanzelf duidelijker. Duidelijke ondernemerscriteria zullen daarbij ook de Belastingdienst helpen om effectief te handhaven.

 

Kansen voor de intermediaire branche
De komende maanden worden de plannen verder uitgewerkt in overleg met stakeholders, experts en sociale partners. De uitgestoken hand van het kabinet om dit gezamenlijk met marktpartijen op te pakken stemt mij tevreden. Een sterke coalitie van brancheverenigingen (ABU, NBBU, I-ZO, VvDN, RIM en Bovib) lijkt mij voor het kabinet, de Belastingdienst en beleidsmakers een prettige en deskundige gesprekspartner. Door de dagelijkse praktijk naar Den Haag te brengen kunnen duidelijke en toetsbare ondernemerscriteria opgesteld worden. De leden van deze brancheverenigingen zijn bij uitstek de specialisten als het gaat om het organiseren van de externe inhuur en het contracteren van zzp’ers. Gebruik daarom hun kennis en expertise!

Er is ook een mooie kans weggelegd voor intermediairs. De veranderingen die in het verschiet liggen bieden de mogelijkheid om de relatie met opdrachtnemers, leveranciers en opdrachtgevers verder te professionaliseren. Door zowel de vraag- als aanbodzijde van de arbeidsmarkt te adviseren en ondersteunen bij het voldoen aan veranderende wet- en regelgeving. Door hen te helpen bij het opstellen of het verder ontwikkelen van hun inhuurbeleid. Bij HeadFirst Group zijn we ons bewust van de uitdagingen die op ons afkomen. Tegelijkertijd maakt ons dat onmisbaar in een dynamische, pluriforme en snel veranderende arbeidsmarkt. Nieuwe regels dwingen ons om aan te passen. Het is de kunst om onze relaties daar succesvol in mee te nemen.


‘Voortgangsbrief werken met en als zelfstandige(n)’ - drie hoofdlijnen toegelicht

Karien van Gennip, Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, heeft op 16 december 2022 de ‘Voortgangsbrief werken met en als zelfstandige(n)’ gedeeld met de Tweede Kamer. De brief bouwt voort op de hoofdlijnenbrief arbeidsmarkt van 5 juli 2022. De minister zet alle plannen uiteen aan de hand van drie lijnen: een gelijker speelveld, verduidelijking van de beoordeling van arbeidsrelaties en verbetering van handhaving op schijnzelfstandigheid.

De arbeidsmarkt is aan onderhoud toe. De afgelopen jaren is de groep zelfstandigen gegroeid en verwacht wordt dat deze groei doorzet. Het kabinet signaleert dat dit leidt tot beperkte bescherming tegen arbeidsongeschiktheid, minder controle op arbeidsomstandigheden en een ontoereikend aanvullend pensioen. Met name bij kwetsbare zelfstandigen. Daarnaast is er veel onduidelijkheid over de geldende regels. Daarom wil het kabinet met maatregelen de problematiek aanpakken aan de hand van drie lijnen:

  1. Een gelijker speelveld – Richt zich op alle contractvormen met betrekking tot sociale zekerheid en fiscaliteit. Om dit te bewerkstelligen wordt de zelfstandigenaftrek versneld afgebouwd, van €6.310,- in 2022 naar €900,- in 2027. Daarnaast stelt de minister voor de fiscale oudedagsreserve (FOR) uit te faseren. De fiscale reservering biedt niet de zekerheid dat er daadwerkelijk genoten kan worden van de oudedagsvoorziening. Het uitfaseren voorkomt tevens het gebruik van de FOR voor belastinguitstel en noopt zelfstandigen ertoe reële oudedagsvoorzieningen buiten hun onderneming onder te brengen. Als het aan het kabinet ligt komt er ook een verplichte arbeidsongeschiktheid verzekering (AOV) voor zelfstandigen. Hierover volgt in het eerste kwartaal van 2023 meer informatie.
  2. Verduidelijking van de beoordeling van arbeidsrelaties – De verduidelijking van de beoordeling moet ervoor zorgen dat het eenvoudiger wordt om direct bij aanvang de juiste juridische vorm van een arbeidsrelatie overeen te komen. Het kabinet wil daarom invulling geven aan de open norm ‘werken in dienst van’ (art. 7:610 BW). De nadruk ligt op de klassieke elementen van ondergeschiktheid, zoals het geven van instructies en houden van toezicht. Daar voegt het kabinet aan toe dat ‘werken in dienst van’ ook aan de orde is indien het werk organisatorisch is ingebed in de onderneming van de werkgevende. Daarnaast wordt het van belang of er sprake is van zelfstandig ondernemerschap. Het element zelfstandig ondernemerschap kan een belangrijke contra-indicatie zijn voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst. Deze drie hoofdelementen en hun onderlinge samenhang worden in de komende tijd verder uitgewerkt.Verder moet er een weerlegbaar rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst komen om de onderhandelingspositie van werkenden te ondersteunen. Het civielrechtelijke rechtsvermoeden van werknemerschap wordt gebaseerd op een nader te bepalen uurtarief. Het is aan de werkgevende om aan te tonen dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst. Indien werkende en werkgevende er niet uit komen kan de werkende naar de rechter stappen. Tevens wordt de webmodule beoordeling arbeidsrelaties doorontwikkeld om aan te sluiten bij de nieuwe wet- en regelgeving.
  3. Verbetering van handhaving op schijnzelfstandigheid – Op uiterlijk 1 januari 2025 moet het handhavingsmoratorium opgeheven worden. Het kabinet acht handhaving noodzakelijk voor een toekomstbestendige arbeidsmarkt en houdbaar belasting- en socialezekerheidsstelsel. Het centrale uitgangspunt in de strategie van de Belastingdienst wordt dat burgers en bedrijven “zoveel mogelijk uit zichzelf regels naleven, zonder dwingende en kostbare acties van de zijde van de Belastingdienst”. Hierbij acht de Belastingdienst een goede samenwerking tussen markt en de dienst van groot belang. Een belangrijk onderdeel van de nieuwe aanpak is het stroomlijnen van de interne én externe communicatie omtrent de handhaving. Daarnaast wordt verkend of het mogelijk is vooroverleg op brancheniveau te organiseren, zodat de situatie werkbaar wordt voor de branches en de dienst.

De komende maanden worden de details verder uitgewerkt. Daarbij is ruimte voor de sociale partners en de markt om mee te denken. Het plan is om in het eerste kwartaal van 2023 een debat in te plannen over deze Kamerbrief. Vervolgens zal er een conceptwetsvoorstel gepresenteerd worden aan de markt door middel van een internetconsultatie. Na de zomer wil de minister het naar de Raad van State sturen, zodat het uiteindelijke voorstel begin 2024 aan de Kamer kan worden voorgelegd. Het streven is om de wetgeving voor 1 januari 2025 te publiceren. Dit sluit goed aan op het opheffen van het handhavingsmoratorium op diezelfde datum.


Zzp'ers moeten flexibel blijven bij verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering

Woensdag 7 december werd tijdens het Commissiedebat van Arbeidsongeschiktheid de verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) besproken. Plannen waar slechts een derde van de hoogopgeleide zzp’ers achterstaat. Het stemt wél bijna de helft positief als een zelfgekozen verzekering als alternatief mag worden afgesloten. HeadFirst Group ondersteunt het principe van een AOV voor alle zelfstandigen, maar keuzemogelijkheden zijn daarin een cruciale succesfactor.

AOV met juiste keuzemogelijkheden van belang
Per 1 januari 2025 moet er een wet liggen om zzp’ers zich verplicht te laten verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid. Een eenvoudige AOV kan per 2027 uitgevoerd worden, meer maatwerk betekent opschuiving naar 2029. Minister Karien van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid onderzoekt maatwerk in de vorm van een opt-out regeling.

De verplichte AOV is van betekenis om kwetsbare zzp’ers te beschermen en zekerheid te bieden. Tegelijkertijd moeten we oog houden voor de diversiteit van de zzp-populatie met uiteenlopende opdrachten, startmotieven en uurtarieven. De mogelijkheid voor een zelfgekozen verzekering, die op inhoud minimaal gelijk is aan de publieke AOV, kan rekenen op draagvlak omdat het goed aansluit bij de verschillende wensen en behoeften van deze groep werkenden.y

Helft zp’ers heeft nog niks geregeld
Momenteel heeft net iets minder dan de helft van de zzp’ers zelf – bijvoorbeeld via een private partij of een broodfonds – de risico’s van arbeidsongeschiktheid afgedekt. De belangrijkste redenen voor hoogopgeleide zzp’ers om zich te verzekeren, is dat zij het financiële risico zelf niet willen (58 procent) of kunnen (17 procent) dragen. Nog eens 11 procent kan niet terugvallen op het inkomen van de partner.

Van de zzp’ers die geen arbeidsongeschiktheidsverzekering hebben afgesloten, zegt 31 procent het financiële risico te kunnen dragen. Verder vindt ruim een kwart de kosten niet opwegen tegen de baten en acht 15 procent het risico op arbeidsongeschiktheid laag.

Voor zelfstandigen die nog niets geregeld hebben als zij arbeidsongeschikt raken, heeft HeadFirst Group een laagdrempelige voorziening: Select iCommunity Crowdsurance (SiCC). Dit is een voorziening op basis van een schenkkring. Dit past ook bij de wens van zzp’ers om de eigen risicoperiode van 52 weken te overbruggen met een broodfonds – naar wens van 12 procent van de onderzoek deelnemers – of de wachttijd te verkorten (35 procent).

Documenten:
InfographicOpiniemonitorAOV2022.pdf

Noot voor de redactie:
De uitkomsten van de ‘AOV Opiniemonitor 2022’ zijn samengebracht in een infografic, welke is toegevoegd in de bijlage. Neem voor meer informatie contact op met Natasja Spooren, Teamlead Communicatie bij HeadFirst Group, te bereiken via 06 – 151 924 85 of natasja.spooren-wassenaar@headfirst.nl.


Zzp’ers willen flexibiliteit bij verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering

Een derde van de hoogopgeleide zzp’ers staat achter de plannen voor een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV). Het stemt wél bijna de helft positief als een zelfgekozen verzekering als alternatief mag worden afgesloten. Zo blijkt uit onderzoek van HR-techdienstverlener HeadFirst Group onder ruim 1.400 deelnemers. CEO Marion van Happen deelt de mening over deze opt-out regeling: “Wij ondersteunen het principe van een AOV voor alle zelfstandigen, maar keuzemogelijkheden zijn daarin een cruciale succesfactor.”

Opt-out regeling
Per 1 januari 2025 moet er een wet liggen om zzp’ers zich verplicht te laten verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid. Met als doel grote inkomensrisico’s voor individuen te voorkomen en oneerlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden tegen te gaan. De regels en voorwaarden van de beoogde wet zijn recent weer besproken tijdens het Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid. Hierin werd bekend gemaakt dat een eenvoudige AOV per 2027 uitgevoerd kan worden, meer maatwerk betekent opschuiving naar 2029. Minister Karien van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid onderzoekt maatwerk in de vorm van een opt-out regeling.

Van Happen benadrukt – samen met de SER – het belang van de invoering van een AOV met de juiste keuzemogelijkheden. “De verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering is van betekenis om kwetsbare zzp’ers te beschermen en zekerheid te bieden. Tegelijkertijd moeten we oog houden voor de diversiteit van de zzp-populatie met uiteenlopende opdrachten, startmotieven en uurtarieven. De mogelijkheid voor een zelfgekozen verzekering, die op inhoud minimaal gelijk is aan de publieke AOV, kan rekenen op draagvlak omdat het goed aansluit bij de verschillende wensen en behoeften van deze groep werkenden”, aldus Van Happen.

Helft zp’ers heeft nog niks geregeld
Vorig jaar peilde HeadFirst Group ook de mening van zp’ers op het gebied van AOV. De uitkomsten zijn nagenoeg onveranderd. Momenteel heeft net iets minder dan de helft van de zp’ers zelf – bijvoorbeeld via een private partij of een broodfonds – de risico’s van arbeidsongeschiktheid afgedekt. De belangrijkste redenen voor hoogopgeleide zzp’ers om zich te verzekeren, is dat zij het financiële risico zelf niet willen (58 procent) of kunnen (17 procent) dragen. Nog eens 11 procent kan niet terugvallen op het inkomen van de partner. Van de zp’ers die geen arbeidsongeschiktheidsverzekering hebben afgesloten, zegt 31 procent het financiële risico te kunnen dragen. Verder vindt ruim een kwart de kosten niet opwegen tegen de baten en acht 15 procent het risico op arbeidsongeschiktheid laag.

Voor zelfstandigen die nog niets geregeld hebben als zij arbeidsongeschikt raken, biedt HeadFirst Group een laagdrempelige voorziening aan: Select iCommunity Crowdsurance (SiCC). Dit is een voorziening op basis van een schenkkring. Het gaat om een netto-uitkering voor maximaal twee jaar. Aansluitend op de behoefte voor een betaalbare, flexibele oplossing die niet uitkeert tot pensioenleeftijd, maar voor een gekaderde periode. Deze voorziening past ook bij de wens van zp’ers om de eigen risicoperiode van 52 weken te overbruggen met een broodfonds – naar wens van 12 procent van de onderzoek deelnemers – of de wachttijd te verkorten (35 procent).

Bekijk de uitkomsten van het onderzoek in deze infografic.


Gezagscriterium blijft een heet hangijzer in het arbeidsmarktdossier

Vorige week donderdag vond het Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid plaats. De Kamercommissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid sprak met minister Van Gennip (SZW) over de aangekondigde plannen om de arbeidsmarkt te hervormen. In het debat gaf zij aan in te zetten op het verduidelijken van het gezagscriterium om te bepalen of er sprake is van een werknemer of zzp’er. Dat het kabinet dit erkent en toewerkt naar vervanging is cruciaal.

Inbedding in de organisatie
De Commissie Borstlap stelt voor om het gezagscriterium te moderniseren door ‘inbedding in de organisatie’ meer centraal te stellen in de beoordeling van de arbeidsrelatie. Ik ben er geen voorstander van om dit criterium meer gewicht te geven, omdat er al genoeg discussie is om de interpretatie wanneer er sprake is van gezag. Wanneer is een werkende ‘ingebed in de organisatie’? En welke taken horen bij ‘de reguliere werkzaamheden van een organisatie’?

In de praktijk zien we juist het tegenovergestelde gebeuren. Hybride teams met verschillende specialisten die op projectbasis werken aan oplossingen en vraagstukken die op dat moment van belang zijn voor de organisatie. Dit zijn vaak teams waar sprake is van verschillende contractvormen. De resultaten van het recent gepubliceerde onderzoek van het CBS ondersteunen dit beeld: werkgevers vinden het ‘type contract’ veel minder belangrijk dan eerder gedacht. Factoren zoals kennis, expertise en werkervaring zijn veel belangrijker. Is dit straks niet meer mogelijk als we té rigide omgaan met gezag en inbedding in de organisatie?

Grote diversiteit zzp-populatie
Daarnaast zet ik mijn vraagtekens bij het moderniseren van één algemeen gezagscriterium. In Nederland hebben we namelijk te maken met een zeer diverse zzp-populatie. Deze groep werkenden heeft uiteenlopende opdrachten, werkt voor verschillende uurtarieven en ook de duur van opdrachten is erg verschillend. Eén gezagscriterium voor deze hele doelgroep zal dan ook niet gaan werken. We hebben meer maatwerk nodig.

Hoe nu verder?
Op dit moment werkt de minister samen met de sociale partners aan de verdere uitwerking van de voorstellen. Zij streeft ernaar om de volgende brieven voor de Kerst af te hebben, zodat deze in januari gedeeld kunnen worden met de Tweede Kamer. In deze brieven zal duidelijk worden hoe de minister het gezagscriterium verder wil verduidelijken en vormt de basis voor het debat in februari 2023, waarna de wetsvoorstellen in de zomer van 2023 middels een internetconsultatie gedeeld kunnen worden met de markt.
Al met al is duidelijk dat alle partijen de urgentie voelen om schijnzelfstandigheid snel aan te pakken en het tempo erin te houden. Als grootste HR-techdienstverlener blijven wij uiteraard in gesprek met onze stakeholders in Den Haag en trekken we samen op met onze partners.

Noot voor de redactie:
Voor meer informatie: Natasja Spooren, PR & Content Specialist bij HeadFirst Group, te bereiken op 06 – 151 924 85 of natasja.spooren-wassenaar@headfirst.nl.


Wat wordt de volgende stap van minister Van Gennip?

Morgenmiddag staat het Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid gepland. Op de Kameragenda staat een aantal belangrijke onderwerpen, zoals het rapport van de Commissie Borstlap en de Hoofdlijnenbrief Arbeidsmarkt van 5 juli. In aanloop naar het debat deelt Marion van Happen graag haar visie op de huidige voorstellen die in politiek Den Haag op tafel liggen.

Allereerst wil ik benadrukken dat ik positief gestemd ben over de eerste hoofdlijnenbrief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De benoemde drie sporen – het gelijke speelveld, verduidelijking van regelgeving en het verbeteren van handhaving – zijn de juiste knoppen waaraan gedraaid moet worden. Indien deze in samenhang gezien en behandeld worden, zie ik de inhoud van deze brief als een stap in de goede richting.

Vastgelegde criteria, aangevuld met sectorale benadering
Ik ben blij dat er in de hoofdlijnenbrief aandacht is voor de Belgische Arbeidsrelatiewet. De denkwijze en onderliggende uitgangspunten bieden een mogelijkheid voor de vervanging van de wet DBA. In de Arbeidsrelatiewet zijn duidelijke wettelijke criteria vastgelegd om te bepalen of er sprake is van een werknemer of van een zelfstandige. Ook zijn op sectoraal niveau criteria vastgelegd voor sectoren en beroepen waar de kans op onderbetaling of kwetsbaar ondernemerschap het grootst is. Deze benadering vergroot de effectiviteit van handhaving en doet meer recht aan de diversiteit van zelfstandigen.

Wat handhaving ook effectiever en doelgerichter maakt, is het MLT-advies van de SER om een rechtsvermoeden van werknemerschap in te voeren onder het uurtarief van €35,-. Het voorstel van de SER maakt hiermee onderscheid tussen kwetsbare zelfstandigen en zelfredzame zelfstandigen. De Belastingdienst kan zich hiermee focussen op de sectoren en beroepen waar zzp’ers worden ingehuurd onder dit tarief. Duidelijk en wettelijk vastgelegde criteria plus een sectorale benadering zijn wat mij betreft een goed vertrekpunt.

Inbedding in de organisatie
Dan maak ik een sprongetje naar het gezagscriterium, toch wel een heet hangijzer binnen dit dossier. Naar mijn mening is dit dé kern van de discussie: wanneer mag een organisatie voor een bepaalde opdracht een zelfstandige inhuren en wanneer is er sprake van een werknemer? Om diverse redenen is de wet DBA er niet in geslaagd om deze duidelijkheid te verschaffen. Dat het kabinet dit erkent en toewerkt naar vervanging is cruciaal.

De Commissie Borstlap stelt voor om het gezagscriterium te moderniseren door ‘inbedding in de organisatie’ meer centraal te stellen in de beoordeling van de arbeidsrelatie. Ik ben er geen voorstander van om dit criterium meer gewicht te geven, omdat er al genoeg discussie is om de interpretatie wanneer er sprake is van gezag. Wanneer is een werkende ‘ingebed in de organisatie’? En welke taken horen bij ‘de reguliere werkzaamheden van een organisatie’? In de praktijk zie ik juist het tegenovergestelde gebeuren. Hybride teams met verschillende specialisten die op projectbasis werken aan oplossingen en vraagstukken die op dat moment van belang zijn voor de organisatie. Dit zijn vaak teams waar sprake is van verschillende contractvormen. De resultaten van het recent gepubliceerde onderzoek van het CBS ondersteunen dit beeld: werkgevers vinden het ‘type contract’ veel minder belangrijk dan eerder gedacht. Factoren zoals kennis, expertise en werkervaring zijn veel belangrijker. Is dit straks niet meer mogelijk als we té rigide omgaan met gezag en inbedding in de organisatie?

Grote diversiteit zzp-populatie
Daarnaast zet ik mijn vraagtekens bij het moderniseren van één algemeen gezagscriterium. In Nederland hebben we namelijk te maken met een zeer diverse zzp-populatie. Deze groep werkenden heeft uiteenlopende opdrachten, werkt voor verschillende uurtarieven en ook de duur van opdrachten is erg verschillend. Eén gezagscriterium voor deze hele doelgroep zal in mijn ogen dan ook niet gaan werken. We hebben meer maatwerk nodig.

Ook de webmodule houdt in zijn huidige vorm onvoldoende rekening met deze diversiteit. Er wordt enkel getoetst op de aspecten van het werknemerschap en er wordt onvoldoende rekening gehouden met aspecten van het zelfstandig ondernemerschap. De pijl kan daardoor maar één kant op bewegen en dat is de kant van ‘indicatie van een dienstbetrekking’.

In de recente begroting van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid lees ik terug dat de webmodule verder wordt ontwikkeld om duidelijkheid te verschaffen over de aard van de arbeidsrelatie. Om de webmodule enigszins operationeel en betrouwbaar te maken, raad ik aan om in de vraagstelling en beoordeling ook rekening te houden met het zelfstandig ondernemerschap. Dit zal resulteren in meer balans in de beantwoording.

Eerst duidelijke regels, dan pas handhaving
Met betrekking tot handhaving lees ik terug dat per 1 januari 2025 weer gehandhaafd gaat worden. Dat handhaving opgestart dient te worden, daar ben ik het mee eens. De manier waarop en hoe dit uit wordt gerold, daarvoor zie ik nog wel wat beren op de weg. De coalitie van brancheverenigingen meldt in hun gezamenlijke brief – overigens zeer terecht – dat handhaving alleen effectief zal zijn als de spelregels en criteria aan de voorkant duidelijk vastgesteld zijn. Voor alle betrokken partijen – de Belastingdienst, intermediairs, opdrachtgevers en zzp’ers – moet dit helder zijn. Mijn oproep richting Den Haag is dan ook: pak de uitgestoken hand van de brancheverenigingen aan en ga samen met uitvoeringsorganisaties in gesprek over handhaafbare criteria. Laat ons als intermediairs een verlengstuk zijn van de uitvoerders. Wij zijn bij uitstek de partijen op de arbeidsmarkt met kennis en expertise.

De komende maanden houden wij een vinger aan de pols en blijven wij betrokken bij relevante ontwikkelingen. Eind dit jaar verwacht ik met de tweede hoofdlijnenbrief en een voortgangsbrief ‘Werken als zelfstandige’ meer duidelijkheid over de volgende stap. Als grootste HR-tech dienstverlener blijven wij uiteraard in gesprek met onze stakeholders in Den Haag en trekken we samen op met onze partners.


Minister Sociale Zaken en Werkgelegenheid zet stip op de horizon, doorpakken nu broodnodig

Minister Karien van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) heeft de Hoofdlijnenbrief Arbeidsmarkt gedeeld met de Tweede Kamer. Hiermee wordt een volgende stap gezet in het toekomstbestendig maken van de arbeidsmarkt. Het is van belang om direct na het zomerreces duidelijke kaders te schetsen voor zelfstandigen, opdrachtgevers, intermediairs en uitvoeringsorganisaties. Donderdag 8 september staat een Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid gepland, een geschikt moment om door te pakken op de inhoud van de brief.

Rol flex op de arbeidsmarkt

Het is goed om te lezen dat ‘flexibele arbeid een nuttige rol speelt op de arbeidsmarkt’. Die erkenning is terecht en komt overeen met de dagelijkse praktijk. De juiste mate van flexibiliteit is goed voor de arbeidsmarkt. Het biedt organisaties de mogelijkheid om soepel mee te bewegen met economische en maatschappelijke ontwikkelingen. Tegelijkertijd is er, deels ten onrechte, ook aandacht voor de mindere aspecten van flexibel werk. Vanzelfsprekend is de politiek op zoek naar de juiste balans, maar daarbij dient de discussie over flexibel werk wel in perspectief geplaatst te worden met de juiste nuance. Uit de Zelfstandigen Enquête Arbeid (ZEA) 2021 blijkt onder andere dat het leeuwendeel van de flexibel werkenden, voornamelijk zelfstandig ondernemers, heel tevreden zijn over de werkomstandigheden en hier bewust voor kiest. Een feitelijke discussie is cruciaal om tot oplossingen te komen die daadwerkelijk de werkenden ondersteunen die hier behoefte aan hebben.

Arbeidsrelatiewet en SER-advies

De vervanging van de wet DBA speelt een grote rol in het zzp-dossier. Dat er in de Hoofdlijnenbrief specifiek aandacht wordt besteed aan de Belgische Arbeidsrelatiewet en het MLT-advies van de SER stemt mij positief. In eerdere position papers, rapporten en gesprekken met stakeholders in Den Haag hebben we volop ingezet op het Belgische model. Met als resultaat dat het nu op de politieke en ambtelijke agenda staat. Ook het rechtsvermoeden van werknemerschap voor kwetsbare werkenden onder het uurtarief van €35,- (MLT-advies van de SER) is een stap in de goede richting. Ik ben het eens met het standpunt van het kabinet dat het de positie van kwetsbaren op de arbeidsmarkt kan versterken. Of de Belastingdienst en het UWV het daadwerkelijk kunnen gaan uitvoeren is de vraag, want ook hierbij draait het uiteindelijk om betrouwbare en goede uitvoering.

Voldoende vrijheid het hogere segment

Als de overheid focus houdt op sectoren waar de kans op onderbetaling het grootst is, krijgt de intermediaire branche de verantwoordelijkheid om het hogere segment optimaal te laten werken. Daarvoor zijn duidelijke afspraken met zelfstandig professionals en opdrachtgevers nodig. Die samenwerking met de overheid blijf ik graag opzoeken.


Handhaving, verduidelijking en vernieuwing van wet DBA-regels moeten hand in hand gaan

Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Karien van Gennip en staatssecretaris van Financiën Marnix van Rij reageerden vorige week op twee onderzoeken over het gebrek aan handhaving op schijnzelfstandigheid door de Belastingdienst. Zij benadrukken schijnzelfstandigheid ‘in samenhang’ te willen aanpakken. Eerst wil het kabinet duidelijke regels rondom de inhuur van zzp’ers, een gelijker speelveld tussen werknemers en zelfstandigen en onderzoek naar de gevolgen van handhaving voor controlerende instanties. Tot er meer duidelijkheid is, blijft het handhavingsmoratorium op de wet DBA bestaan.

HeadFirst Group omarmt de boodschap van brancheorganisatie Bovib (brancheorganisatie voor intermediairs en brokers), die samen met ABU, I-ZO Nederland, NBBU, RIM en VvDN een reactie stuurde op de kamerbrief over handhaving van de wet DBA. We staan achter de ambitie om schijnzelfstandigheid te voorkomen en zijn blij dat het kabinet de complexiteit van toezicht op onderscheid tussen arbeidsrelaties onderkent.

Neem voorbeeld aan Belgische Arbeidsrelatiewet

Een van de beschreven suggesties: overweeg de Belgische Arbeidsrelatiewet als serieuze optie. In de structuur van deze wet wordt de arbeidsrelatie beoordeeld op criteria die specifiek horen bij de situatie dat een werkende ingehuurd wordt door een opdrachtgever. Op deze manier ontstaat meer duidelijkheid, zonder aanpassing van het arbeidsrecht en zonder aantasting van rechten van werknemers. Zo’n structuur past bij het feit dat de aard van de arbeidsrelatie niet afhankelijk is van één criterium (zoals gezagsverhouding), maar meerdere in samenhang (bijvoorbeeld ook de aard van de opdracht, de sector of het specialisme van de werkende). Bovendien ondervinden zzp’ers die bijvoorbeeld producten verkopen of diensten leveren aan particulieren (samen ongeveer de helft van alle zzp’ers) geen hinder van deze oplossing.

Een opzet als de Belgische arbeidsrelatiewet neemt ook de huidige bezwaren bij de webmodule weg. Deze tool geeft nu namelijk te vaak geen uitsluitsel en houdt geen rekening met contextuele omstandigheden rond het ondernemerschap. Verder is de webmodule nu niet geschikt voor situaties waarbij zzp’ers werken vanuit een bv of via een intermediair.

Ondertussen krijgt het arbeidsmarkt- en zzp-dossier alle aandacht in Den Haag, met gisteren een debat en vandaag een brief van minister Van Gennip. HeadFirst Group volgt het op de voet en denkt graag mee over de toetsingscriteria, verdere implementatie en handhaving op schijnzelfstandigheid. Een goed functionerende arbeidsmarkt is in ons aller belang.


"Samen aan de slag om veranderingen mogelijk te maken.”

Hans Biesheuvel, oprichter van ONL voor Ondernemers, is al 35 jaar ondernemer in binnen- en buitenland. Met alle kennis en ervaring die hij in deze jaren heeft opgedaan zet hij zich in voor één doel: de stem van vele ondernemers laten horen aan de politiek.

Met ONL dicht Biesheuvel het gat tussen het bedrijfsleven (zelfstandigen en MKB-organisaties) en Den Haag. Door informatie te bundelen en deze zo te vertalen dat het op de politieke agenda terechtkomt. “Lobbyen, problemen aankaarten en draagvlak creëren zijn hierbij cruciaal. Maar zeker ook een oplossende en meehelpende houding bieden in de realisatie hiervan”, licht Biesheuvel toe.

ONL heeft de invloed om écht verandering teweeg te brengen. Zo lag er na de corona-uitbraak direct een plan met herstelmaatregelen, die nagenoeg volledig is opgevolgd door de politiek. Maar ook de inhoudelijke bijdrage over de toekomst van de Nederlandse arbeidsmarkt is opgenomen in het rapport van Commissie Borstlap. Deze input is in samenwerking met HeadFirst Group tot stand gekomen, vergelijkbaar met rapporten als ‘De zzp’er bestaat wél’ en ‘Een kijkje over de grens’, en speelt een belangrijke rol in de beïnvloeding van de politieke agenda.

“Je kan beter met elkaar praten dan over elkaar. Ons kantoor in Den Haag is daarvoor dé plek. Samen aan de slag om veranderingen mogelijk te maken.”

In de afgelopen twee jaar werd de politiek geleefd door het onderwerp corona, terwijl er belangrijke dossiers liggen te wachten. De energietransitie, de huizenmarkt maar zeker ook de arbeidsmarkt vragen om aandacht. Biesheuvel: “Het is tijd om knopen door te hakken. Ook al blijven we overspoeld worden door een tsunami aan problemen, het is het belangrijk dat we vooruitkijken. En daar geven wij de juiste handreikingen voor.”

Dit interview staat in ons Jaarverslag. Benieuwd naar andere interviews of onze resultaten en strategie? Lees dan het gehele verslag.

HeadFirst Group Jaarverslag

Te rigide regels over inhuur zelfstandigen niet gewenst

Vorige week donderdag werden Kamervragen over handhaving van de wet DBA beantwoord door de minister Van Gennip en donderdag 30 juni debatteert de Commissie SZW over het zzp-dossier. In aanloop hier naartoe heeft ZiPconomy het rapport ‘Werknemer, tenzij… 8 varianten voor de vervanging van de wet DBA’ gepubliceerd.

Een helder overzicht van alle verschillende voorstellen die de afgelopen jaren zijn gedaan om de wet DBA te vervangen. Nog belangrijker: de voor- en nadelen én consequenties voor zelfstandigen en opdrachtgevers worden nader uitgewerkt. Door deze inzichten te combineren met de juiste feiten en cijfers over zelfstandigen kan men in politiek Den Haag tot een weloverwogen besluit komen.

Houd rekening met arbeidsmarktsituatie

Twee uitgewerkte varianten, het voorstel van de Commissie Borstlap en de ABC-test uit Californië, hebben zware impact op de vrijheid van zelfstandigen en opdrachtgevers. Gezien de huidige krapte op de arbeidsmarkt is het van belang deze gevolgen niet te onderschatten. Werk- en opdrachtgevers schreeuwen om talent en trekken alles uit de kast om de huidige populatie te behouden.

Dat er duidelijke regels en kaders moeten komen wanneer iemand ingehuurd mag worden als zelfstandige, daar ben ik het helemaal mee eens. Daarentegen zijn té rigide regels niet gewenst, omdat de praktijk laat zien dat de contractvorm steeds minder bepalend wordt. Het is daarom van belang om zorgvuldig om te gaan met wet- en regelgeving omtrent werk en werkenden niet te veel te beperken in hun keuzemogelijkheid.

Belgische model goed alternatief

In het rapport wordt ook het Belgische model met de Arbeidsrelatiewet belicht. In België wordt de problematiek rondom schijnzelfstandigheid effectief bestreden door (1) een duidelijke set aan criteria te hanteren of iemand als zelfstandige een opdracht uit mag voeren, (2) meer naar de aspecten van het ondernemerschap te kijken en (3) strengere regels te hanteren in sectoren waar het risico op onderbetaling of kwetsbare werkenden groot is. Die combinatie van factoren werkt goed in België, daarom is het interessant om te onderzoeken of we in Nederland de positieve aspecten over kunnen nemen en de minder goede kunnen verbeteren.

En nu?

Vooralsnog is het niet duidelijk wat de volgende stap gaat zijn van minister Van Gennip. Voor de zomer gaat er een hoofdlijnenbrief naar de Tweede Kamer over de uitwerking van het arbeidsmarktpakket. Tot slot komt er voor het debat op 30 juni nog een reactie op het rapport van de Algemene Rekenkamer. Wij volgen de ontwikkelingen op de voet en blijven nauw in contact met Kamerleden en beleidsmedewerkers.

Het rapport ‘Werknemer tenzij… 8 varianten voor de vervangingen van de wet DBA is te downloaden op de website van ZiPconomy.