Begin 2018 verlengde Minister Koolmees de opschorting van de handhaving op de Wet DBA tot 2020. Dat uitstel blijkt nog niet voldoende. Dit liet hij maandag 26 november weten middels een tweede voortgangsbrief aan de Tweede Kamer. Koolmees vermoed een vertraging van nog één jaar, waardoor de herziene Wet DBA opschuift naar januari 2021.

Oplossingen ‘onderkant van de markt’ op gespannen voet met EU-recht
Koolmees voerde eerder dit jaar gesprekken met de Europese Commissie, waaruit hij concludeerde dat de maatregelen ter bescherming van werkenden met lage tarieven mogelijk in strijd zijn met het EU-recht. In de brief schrijft hij: “met name de omzetting van de overeenkomst van opdracht van de zelfstandige die onder de Arbeidsovereenkomst bij Laag Tarief (ALT) valt naar een arbeidsovereenkomst levert spanning op, omdat dit waarschijnlijk inbreuk maakt op de vrijheid van vestiging (art. 49) en de vrijheid van dienstverrichting (art. 56) van zelfstandigen in het EU-Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).” Het kabinet richt zich daarom, naast een verdere uitwerking van de maatregelen, ook op het verkennen van ‘alternatieve routes’.

De maatregelen voor ‘de onderkant van de arbeidsmarkt’ worden de komende tijd verder uitgewerkt en in wetgeving omgezet. “Beoogd wordt deze in de eerste helft van 2019 uit te zetten voor internetconsultatie.” In het voorjaar zal het kabinet de Tweede Kamer hierover informeren.

Opt-out voor ‘bovenkant van de markt’
De maatregel voor ‘de bovenkant van de arbeidsmarkt’, de zogenoemde opt out, gaat mee in dezelfde internetconsultatie. “In de brief van 22 juni jl. is aangegeven dat het kabinet zal onderzoeken op welke manier de groep zelfstandig ondernemers wordt afgebakend voor wie de opt-out van toepassing is en dat bij de nadere uitwerking ook gekeken wordt naar de gevolgen voor de rechten op werknemersverzekeringen.” In de tweede voortgangsbrief wordt hier geen nieuwe informatie aan toegevoegd.

Criterium ‘gezag’ op koers
Koolmees heeft wel stappen gezet op andere vlakken, waaronder het criterium ‘gezag’. Zoals eerder afgesproken in het regeerakkoord zullen de criteria voor een gezagsverhouding worden verduidelijkt. Hiertoe is een aantal wetenschappers gevraagd een position paper te schrijven, waaruit opnieuw blijkt dat het verduidelijken van gezag geen eenvoudige opgave is. “Wel is het mogelijk door met indicaties voor gezag, contra-indicaties voor gezag en voorbeelden te werken, het gezagscriterium te verduidelijken. Deze verduidelijking van het gezagscriterium wordt opgenomen in het Handboek loonheffingen van de Belastingdienst.” Dit moet opdrachtgevers handvatten geven om zelf te beoordelen of er sprake is van een dienstbetrekking.

Onderzoek naar werking webmodule gaat door
Volgens de voortgangsbrief ligt ook de uitwerking van de webmodule op schema. Deze zal naar verwachting eind 2019 gereed zijn. Uit de brief blijkt echter ook dat het kabinet nog volop onderzoekt of de voorgestelde webmodule 1) uitvoerbaar en handhaafbaar is, 2) zekerheid biedt aan ondernemers en hun opdrachtgevers en 3) niet onnodig veel administratieve last met zich meebrengt. De actuele stand beschrijft Koolmees als volgt: “Er is een vragenlijst ontwikkeld waarin zoveel mogelijk relevante vragen voor de beoordeling van de arbeidsrelatie worden gesteld. […] De komende maanden worden gebruikt om deze uitgebreide vragenlijst uit te werken tot een hanteerbare beslisboom, om te bezien of daarmee ook binnen de hiervoor genoemde balans tot een goed afgewogen oordeel kan worden gekomen.” De daadwerkelijke komst van de webmodule lijkt op basis hiervan nog alleszins onzeker.

Belastingdienst voortvarend met bedrijfsbezoeken
Op 1 juli 2018 publiceerde de Belastingdienst het Toezichtplan Arbeidsrelaties, waarin de bedrijfsbezoeken van minimaal 100 opdrachtgevers werd aangekondigd. Het kabinet laat weten dat de selectie van opdrachtgevers reeds is gemaakt en het merendeel van de bedrijfsbezoeken zijn uitgevoerd. Koolmees laat hier echter nog weinig over los. “Aan de eerste terugkoppelingen over de bezoeken zijn nog geen conclusies te verbinden.” Over de verdere invulling van de handhaving wordt ook pas later meer bekend. “Op het moment dat de uitwerking van de maatregelen verder gevorderd is en er zicht is op of en hoe met de webmodule een optimum tussen de randvoorwaarden is gevonden, zal u worden geïnformeerd over de uitfasering van het handhavingsmoratorium.”