Sinds 2025 is de discussie over schijnzelfstandigheid en de kwalificatie van arbeidsrelaties een nieuwe fase ingegaan. Twee wetsvoorstellen proberen de decennialange kwestie van het wettelijk verankeren van de arbeidsrelatietoets mogelijk te maken: de Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden (VBAR), op 7 juli ingediend door demissionair minister Van Hijum (SZW), en de Zelfstandigenwet van VVD, D66, CDA en SGP, waarvan de internetconsultatie eindigde op 23 juni. Beide beogen meer rechtszekerheid voor opdrachtgevers en zelfstandig werkenden, maar verschillen in aanpak: de VBAR kiest voor een weging op basis van sturing en zelfstandigheid, de Zelfstandigenwet o.a. voor een zelfstandigendefinitie met toets. Welke van de twee gaat er nou echt duidelijkheid bieden over de toetsing van de arbeidsrelatie?

De nieuwe VBAR 

De VBAR introduceert een wettelijk beoordelingskader voor het vaststellen van een arbeidsovereenkomst. De toets concentreert zich in de herziene versie op twee elementen: werkinhoudelijke of organisatorische aansturing (W) en zelfstandig ondernemerschap binnen de opdracht (Z). Het derde oorspronkelijke criterium, OP (ondernemerschap van de persoon), is na kritiek geschrapt. Daarmee wordt het model helderder en sluit het beter aan bij de jurisprudentie, met name het Deliveroo- en Uber-arrest van de Hoge Raad. 

De aangepaste VBAR werkt met een systeem van vijf W-criteria en vijf Z-criteria. Wanneer sprake is van overwegende aansturing (W), is er volgens het wetsvoorstel sprake van een arbeidsovereenkomst. Zijn de Z-criteria doorslaggevend, dan is de werkende zelfstandig. Als er geen duidelijk overwicht is, is het aan de rechter om tot een oordeel te komen. 

Een ander belangrijk element in de VBAR is het civiel rechtsvermoeden van werknemerschap. Voor werkenden die minder dan €36 per uur verdienen (prijspeil 2025), geldt dat zij zich bij twijfel eenvoudiger op een arbeidsovereenkomst kunnen beroepen. De bewijslast ligt dan bij de opdrachtgever. 

Tegenhanger VBAR 

De Zelfstandigenwet daarentegen kiest voor een fundamenteel andere insteek: in plaats van een toets op werknemerschap, gaat deze in beginsel uit van de zelfstandige zelf. Dat betekent dat wordt omschreven wanneer iemand wel zelfstandig is, in plaats van wanneer iemand niet in loondienst is.  

De Zelfstandigenwet werkt met een zelfstandigentoets die uit vijf hoofdcriteria bestaat, waaronder ondernemersrisico, het zelfstandig werven van klanten, en het beschikken over eigen bedrijfsmiddelen. Ook zijn er aanvullende voorwaarden, zoals het hebben van een voorziening voor pensioen en arbeidsongeschiktheid. De wet bevat bovendien bepalingen om bijverdieners en incidentele werkenden buiten schot van handhaving te houden. 

Verschillen in focus en werking 

Het fundamentele verschil tussen de VBAR en de Zelfstandigenwet zit in hun juridisch uitgangspunt. De VBAR bouwt voort op bestaande jurisprudentie, zoals het Deliveroo-arrest, en codificeert dit in wetgeving. De Zelfstandigenwet creëert een geheel eigen kwalificatiekader naast het arbeidsrecht. 

De VBAR blijft werkzaam binnen het bestaande systeem van artikel 7:610 BW, waarin de arbeidsovereenkomst wordt gedefinieerd, en streeft naar betere handhaafbaarheid. Er komt daartoe ook een algemene maatregel van bestuur (AMvB) met verdere invulling van de toetsingscriteria. De Zelfstandigenwet beoogt daarentegen artikel 7:610 BW uit te breiden met een aparte wettelijke erkenning van zelfstandigheid.

SER-MLT-advies

De VBAR bevat geen eisen aan sociale voorzieningen van zelfstandigen, terwijl de Zelfstandigenwet nadrukkelijk inzet op minimumnormen voor pensioenopbouw en arbeidsongeschiktheidsverzekering. Dit sluit aan bij het SER-MLT-advies over het o.a. verbeteren van de bestaanszekerheid van zzp’ers. 

Beide voorstellen delen het doel om meer duidelijkheid te bieden in een complexe arbeidsmarkt, waarin de grenzen tussen werknemerschap en zelfstandig ondernemerschap steeds diffuser worden. Beide erkennen ook dat het handhavingsmoratorium op de Wet DBA onhoudbaar was, en dat er nieuwe juridische kaders nodig zijn voor opdrachtgevers om compliant te kunnen handelen, parallel aan de handhaving op schijnzelfstandigheid door de Belastingdienst. 

Reacties op de Zelfstandigenwet 

De Zelfstandigenwet rekende op overwegend positieve reacties. Onderzoek van Knab toonde eerder in 2025 aan dat ruim 70% van de zzp’ers positief gestemd zijn over de Zelfstandigenwet. Ook in de internetconsultatie, waren de reacties positief, maar met genoeg kritische noten van dien. De coalitie van brancheverenigingen, bestaande uit ABU, Bovib, NBBU, RIM, VvDN, noemt het wetsvoorstel een “goede stap vooruit”, maar pleit wel voor veel duidelijkere kaders rondom voorzieningen en voor een onafhankelijke borging van de beoogde toetsingscommissie. 

Vereniging ZZP Nederland steunt het voorstel en noemt het een noodzakelijke stap richting rechtszekerheid en erkenning. Tegelijkertijd waarschuwt de organisatie dat de wet ruimte moet blijven bieden aan bijverdieners en creatieve zelfstandigen, zoals kunstenaars, die buiten de reikwijdte van traditionele arbeid vallen. 

De Stichting van de Arbeid is tot slot gematigd kritisch. De sociale partners willen handhaving van bestaande regels boven nieuwe wetgeving en pleiten voor koppeling met de beoogde Basisverzekering Arbeidsongeschiktheid voor Zelfstandigen (BAZ). Ook wordt gewaarschuwd voor het risico dat de wet op sommige punten aan het SER-MLT-advies voorbijgaat.

(Onzekere) vooruitblik 

Het is nog onduidelijk of beide wetsvoorstellen politiek overleven. De VBAR ligt bij de Tweede Kamer, maar de behandelingsdatum is nog onzeker. Dit vanwege de aanstaande Tweedekamerverkiezingen. De druk op een snelle inhoudelijke behandeling in de Tweede Kamer wordt wel door het demissionair kabinet opgevoerd, aangezien de VBAR onderdeel is van de maatschappelijke hervormingen in het Herstel- en Veerkrachtsplan (HVP). Hierin beloofde Nederland tijdens de coronapandemie diverse hervormingen aan de Europese Commissie, in ruil voor 5,4 miljard euro aan steun. Als de VBAR het parlementair niet overleeft of te laat wordt ingevoerd (na Q2 2026), dan kan dat gevolgen hebben voor de uitbetaling van zo’n 600 miljoen euro. HeadFirst Group heeft zich eerder in 2025 kritisch geuit over de rol van de VBAR in het HVP. 

De Zelfstandigenwet moet daarentegen nog op de wetgevingsagenda komen. De verwachting is dat het voorstel, nu de internetconsultatie voorbij is, aangepast wordt en naar de Raad van State wordt gestuurd voor een technische reflectie. 

Beide voorstellen zijn echter onmiskenbare signalen dat de politiek, het maatschappelijk middenveld en de markt een einde wil aan de onduidelijkheid rondom de arbeidsrelatietoets. Wat hopelijk volgt, is een periode van herziening, waarin de balans tussen duidelijkheid, keuzevrijheid en bescherming opnieuw wordt gedefinieerd. 

Visie HeadFirst Group 

HeadFirst Group ziet veel potentie in de Zelfstandigenwet; met name in de juridische verankering van de positie van zzp’ers. Wat betreft de VBAR zijn we kritisch over het vertrekpunt vanuit werknemerschap in het toetsen van de arbeidsrelatie; iets waar ook in de gewijzigde versie van het wetsvoorstel nog steeds sprake van is. We pleitten in 2024 al voor het opknippen van de VBAR, waarbij het VBA-gedeelte achterwege wordt gelaten en het rechtsvermoeden van werknemerschap, wat op onze steun rekent, ingevoerd wordt.  

HeadFirst Group blijft de ontwikkelingen nauwgezet volgen en pleit voor een gebalanceerde benadering: juridische helderheid voor opdrachtgevers, erkenning voor zelfstandig ondernemerschap en een gerichte aanpak tegen schijnzelfstandigheid. Voor meer informatie over ontwikkelingen rondom de politiek en wet- en regelgeving, lees onze whitepaper

Meer weten over de totstandkoming van de VBAR? Bekijk dan de video hierboven, waarin Sem Overduin van het Public Affairs-team het kort uitlegt. 

Vraag een vrijblijvend adviesgesprek aan

Vragen hierover? Neem contact met ons op.

Sem Overduin
Public Policy & Affairs Manager
Sem.Overduin@headfirst.nl

Oifik Youssefi
Public Affairs Officer
Oifik.Youssefi@headfirst.nl

Maaike van Driel
Head of Legal
Maaike.vanDriel@headfirst.group

Thomas ten Veldhuijs
Senior Legal Counsel
Thomas.tenVeldhuijs@headfirst.nl

Privacy Preference Center