FNV Zelfstandigen: “Flexibiliteit vertaalt zich niet meteen naar zelfstandig ondernemerschap”
Het debat over de positie van de zzp’er, schijnzelfstandigheid en de betekenis van goed werkgeverschap is actueler dan ooit. De contouren van mogelijk nieuwe wetgeving, waaronder de Zelfstandigenwet en het wetsvoorstel Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden (VBAR), dwingen tot herbezinning op de verhouding tussen autonomie en bescherming. Sem Overduin van HeadFirst Group ging in gesprek met FNV Zelfstandigen-bestuurder Henk van der Schaft en beleidsadviseur Wim Arie van Zelderen. Hun boodschap is helder: “Zelfstandig ondernemers leveren een belangrijke bijdrage aan de Nederlandse economie. Maar werken als zelfstandige brengt wel de verantwoordelijkheid met zich mee voor die zelfstandige zijn zaken goed te organiseren. FNV Zelfstandigen ondersteunt daar graag bij. Werkgevers kunnen in het vaste contract met hun werkenden ook veel meer ruimte bieden. Waar opdrachtgevers het zelfstandig ondernemerschap van werkenden misbruiken om tarief te drukken en regels te ontduiken vinden ze de FNV tegenover zich.”
Ik ben allereerst benieuwd hoe de vlag erbij hangt bij FNV Zelfstandigen. Kunnen jullie daar iets meer over vertellen?
FNV Zelfstandigen is een sector van FNV. Mensen kunnen zich als zzp’er bij ons aansluiten. De laatste tijd zijn we in ledenaantal redelijk stabiel gebleven. We merken wel dat vroegere motieven, zoals collectiviteit en solidariteit, wat meer op de achtergrond zijn gekomen. Het gaat steeds vaker om de vraag ‘what’s in it for me?’. Tegelijkertijd blijven we werken aan onze zichtbaarheid, want we bestaan inmiddels 26 jaar, maar er zijn nog steeds zzp’ers die ons niet weten te vinden. Daar is nog een wereld te winnen.
En wat doen jullie dan precies voor die zelfstandigen?
We doen hetzelfde als de FNV, zoals collectieve en individuele belangenbehartiging. Vooral die individuele belangenbehartiging voor zzp’ers herkennen mensen nog niet zo vaak bij ons, maar juist daarin zijn we heel actief en effectief. We ondersteunen bij het incasseren van openstaande rekeningen, juridische akkefietjes, beoordelen contracten en we bieden ook cursussen en trainingen aan. We hebben ook een arbeidsongeschiktheidsvangnet voor onze leden. We bieden voor 20,64 per maand een behoorlijk compleet ledenpakket aan.
Wat is de visie van FNV Zelfstandigen op de positie van zzp’ers op de arbeidsmarkt in 2025 en in de toekomst?
Zelfstandig ondernemerschap is prima, zolang je voldoet aan de primaire kenmerken ervan: eigen opdrachten binnenhalen, verantwoordelijk zijn voor de uitvoering, geen werkinhoudelijke instructies ontvangen en dat je je tarief goed kan onderhandelen. Maar op het moment dat een zelfstandige hetzelfde werk doet als een werknemer, zonder sociale lasten af te dragen, dan wordt diegene feitelijk een concurrent van de werknemer. Dat is voor ons onacceptabel, want er moet wel echt een onderscheid zijn tussen de werknemer en de zelfstandige in onze ogen. Er is niets mis met flexibiliteit, zolang het geen verkapte kostenbesparing is. Flexibel zijn als werkende betekent in onze ogen niet automatisch zelfstandig ondernemer zijn.
Er zijn twee voorstellen in de maak om een duidelijker onderscheid te maken tussen werknemers en zzp'ers: de Zelfstandigenwet en de VBAR. Beide voorstellen zorgen voor de nodige discussie. Hoe kijken jullie aan tegen deze voorstellen?
De internetconsultatie op de Zelfstandigenwet is recentelijk gesloten. We kunnen ons als FNV Zelfstandigen vinden in de reactie van de Stichting van de Arbeid. Wij zijn van mening dat de Zelfstandigenwet niet de duidelijkheid gaat bieden. Ook zijn we kritisch op de voorgestelde Commissie. Dan gaat iedereen straks natuurlijk naar die Commissie toe, want er blijven gewoon grijze gebieden bestaan. Ook is de Zelfstandigenwet minder duidelijk over het rechtsvermoeden op basis van een uurtarief. De VBAR is in dat opzicht beter uitgewerkt. Maar ook in dat wetsvoorstel wordt er een grens getrokken, en dan zijn er altijd groepen die net buiten de boot vallen. De vraag blijft dus wel hoeveel duidelijkheid beide voorstellen écht bieden. In het toetsingskader van de VBAR is de onderlinge weging tussen de criteria ook niet heel helder. De nadruk moet wat ons betreft liggen op de handhaving, die gelukkig hervat is begin dit jaar. Wat wij vooral zien, is dat de jarenlange vrijblijvendheid – door het handhavingsmoratorium op de Wet DBA – de markt heeft doen vervlakken. Nu het tij keert, begrijpen we dat de markt ervan geschrokken is, maar die schrik achten we overtrokken en vooral gebaseerd op gebrek aan echte kennis.

Veel zelfstandigen en opdrachtgevers zijn onzeker geworden doordat de Belastingdienst weer is gaan handhaven. Merken jullie daar iets van?
De behoefte aan duidelijkheid aan de voorkant is groot, en dat begrijpen wij ergens ook wel. Ook wij ontvangen belletjes van zelfstandigen over hun werksituatie, contract of uurtarief. We merken ook dat er bij veel opdrachtgevers onvoldoende kennis is over de inhuur van zzp’ers. Helaas zijn er opdrachtgevers die rigoureus afscheid nemen of hebben genomen van zzp’ers, terwijl het in sommige gevallen nog prima voortgezet had kunnen worden. Wij ondersteunen de zzp’er om het gesprek aan te gaan met de opdrachtgever en een goede analyse te maken van de werksituatie.
Jullie zijn voorstander van een rechtsvermoeden van werknemerschap onder een bepaald uurtarief. Hoe kijken jullie dan aan tegen het opknippen van het wetsvoorstel VBAR, om zo het rechtsvermoeden snel in te voeren?
We zijn warm voorstander van het rechtsvermoeden, alleen het opknippen van de VBAR zien we niet veel in; je moet het wetsvoorstel in z’n geheel zien en anders functioneert dit niet. De rechtspraak kijkt ook niet alleen naar het uurtarief, er zijn meerdere gezichtspunten die een rol spelen. Het uurtarief is slechts een indicatie. Een werkende die al ergens tien jaar zit en €100 per uur factureert, is niet armlastig, is geen onderkant van de arbeidsmarkt, maar wel evident een werknemer. Die andere factoren kan je dus niet zomaar wegpoetsen. Wij zien ook wel in dat het VBA-gedeelte niet dé oplossing is, maar het zal zeker helpen. Mensen willen nou eenmaal a priori weten waar ze aan toe zijn, maar het blijft een holistische toets. Wat ons ergert, is dat men steeds roept dat alles onduidelijk is, maar als je je echt goed verdiept in de gezichtspunten en criteria, kan je meestal prima uit de voeten. Vaak is het onwenselijk, dat is wat anders dan onduidelijk. De kern ligt in handhaving van bestaande regels, dat is altijd al zo geweest.
In de zorgsector zie je nu bijvoorbeeld wel dat er weer een beweging wordt gemaakt en er meer zzp'ers ingehuurd worden. Wat vinden jullie van die ontwikkeling?
Het heeft er voornamelijk mee te maken dat er nog geen controle van de Belastingdienst is geweest of dat ziekenhuizen of zorginstellingen van mening zijn dat de schade wel mee zal vallen. Er zijn, mede door FNV Zelfstandigen, veel casussen voorgelegd over het werken in de zorg, en vaak is de conclusie van de beoordelaars vanuit Belastingdienst, het Ministerie SZW en Ministerie VWS: dat wordt heel lastig als zelfstandige. Dat er nu dus weer meer zzp’ers ingehuurd worden, wil niet zeggen dat het ook mag. Opdrachtgevers die ongewijzigd doorgaan met inhuur van zzp voor regulier uitvoerend zorg werk op de werkvloer gaan op termijn echt grote problemen krijgen. Dat vind ik onverstandig. In de zorg is het vooral een werkgeversvraagstuk. Zorgprofessionals willen regie over hun werk, bijvoorbeeld bij het invullen van de roosters. Werkgevers moeten dat gesprek aangaan. Je kunt prima elementen van het zzp-schap verwerken in een dienstverband. Werkgevers in de zorg moeten echt gaan bewegen en luisteren naar de motieven van werkenden om te kiezen voor het zzp-schap. Daar moeten zij mee aan de slag. De sprong naar zzp mag niet de oplossing zijn voor falend werkgeverschap.
Goed werkgeverschap, wat betekent dat precies voor jullie?
Goed werkgeverschap betekent het serieus nemen van de behoefte van werkenden aan autonomie, flexibiliteit en zeggenschap. Dat begint met luisteren. Veel mensen kiezen voor het zzp-schap omdat ze vastlopen in rigide structuren, niet omdat ze per se ondernemer willen zijn. Als werkgever kun je binnen een arbeidsovereenkomst heel veel ruimte bieden. Het vaste contract is geen gevangenis, dat is een idioot beeld dat soms leeft. Ga met elkaar om de tafel en voer een goed gesprek. Er zijn tal van voorbeelden waarbij werkenden meer zeggenschap hebben over hun werktijden of meer regie krijgen over de werkzaamheden die ze uit moeten voeren. Je kunt elementen van ondernemerschap en eigen regie prima integreren in dienstverbanden. Werkgevers moeten af van het idee dat flexibiliteit alleen via externe schillen kan worden georganiseerd. Dat is niet alleen een defensieve reflex, het is ook een gemiste kans.
Contractneutraliteit wordt vaak genoemd als oplossing om de kloof, bijvoorbeeld in arbeidsongeschiktheid, tussen zelfstandigen en mensen in loondienst te verkleinen. Hoe kijken jullie daar tegenaan?
Contractneutraliteit klinkt aantrekkelijk, maar het leidt geheid tot verslechteringen, zeker als het gelijktrekken van zelfstandigen en werkenden in loondienst gepaard gaat met een afbouw van de bescherming van werkenden in loondienst. Daar zijn wij fel tegenstander van. Het moet niet zo zijn dat werknemers in moeten gaan leveren tot het niveau van basisvoorzieningen voor zelfstandigen. Het is niet voor niets dat we het zo goed geregeld hebben voor werknemers in Nederland. Contractneutraliteit mag geen reden zijn om de bescherming voor werknemers uit te hollen, dat is voor ons acceptabel.
Wat moet de politiek doen?
Het is van groot belang dat regelgeving daadwerkelijk wordt gehandhaafd. Er geldt nu toch een soort van dubbele onduidelijkheid – over wat er mag én over hoe er gehandhaafd wordt en wat de consequenties dan precies zijn. Dat moet worden weggenomen. Als je regels en wetten maakt, handhaaf ze dan ook. En verder moet de politiek knopen doorhakken en zaken daadwerkelijk gaan doen. Kijk bijvoorbeeld naar de komende verplichte basis arbeidsongeschiktheidsverzekering (BAZ). Daar zijn we al zo lang over aan het praten, ruim tien jaar. Zo’n verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering moet er gewoon komen omdat al 20 jaar blijkt dat zelfstandigen het gewoonweg niet geregeld hebben of geregeld krijgen. Nederland heeft een enorm hoge participatiegraad, maar een deel van die groep werkt nog steeds onder slechte voorwaarden. Dat moet beter. Zaken als werkloosheid, pensioen en arbeidsongeschiktheid moeten voor alle werkenden netjes geregeld zijn. Daar staan wij voor.
En wat mag er niet ontbreken in de verkiezingsprogramma’s?
De verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering is voor ons een heel belangrijk uitgangspunt. Het is een basisvoorziening, maar gelukkig kun je altijd kiezen voor meer, bijvoorbeeld via schenkkringen of broodfondsen. Maar er moet wel een ondergrens zijn. Internationaal gezien staan we hier ook beschamend alleen in. We hebben het super netjes geregeld voor de negen miljoen werknemers, dan is het toch een beetje raar dat we het niet goed geregeld hebben voor die andere miljoen? En tot 2004 was het overigens wel gewoon netjes geregeld voor zzp’ers. Het is niet voor niets dat Europa dit ook benadrukt. Op zzp-vlak zijn zaken rondom arbeidsongeschiktheid en ouderdom nog onvoldoende geregeld. Wij vinden dat dat veranderd moet worden.

Vraag een vrijblijvend adviesgesprek aan

Vragen hierover? Neem contact met ons op.
Sem Overduin
Public Policy & Affairs Manager
Sem.Overduin@headfirst.nl
Oifik Youssefi
Public Affairs Officer
Oifik.Youssefi@headfirst.nl
Maaike van Driel
Head of Legal
Maaike.vanDriel@headfirst.group
Thomas ten Veldhuijs
Senior Legal Counsel
Thomas.tenVeldhuijs@headfirst.nl
Arbeidsrechtprofessor Ruben Houweling: “De arbeidsmarkt heeft een deltaplan nodig, geen pleisterwetgeving
Dat contractneutraliteit in steeds bredere kringen leeft, moge duidelijk zijn. Vanuit de politiek, het maatschappelijk middenveld en de markt wordt de schreeuw om een gelijker speelveld voor werkenden steeds luider. Maar hoe kom je daar, en al helemaal in een tijdperk waarin veel thema’s een hoge mate van politieke gevoeligheid kennen?
Arbeidsrechtprofessor Ruben Houweling aan de Erasmus Universiteit Rotterdam stelt dat om van het oude naar het nieuwe te kunnen gaan, we op meerdere fronten tegelijkertijd in afwisselend tempo zullen moeten bewegen. Dat gaat volgens hem niet met ‘pleisters plakken’, maar aan de hand van een meerjarig deltaplan voor de arbeidsmarkt. In gesprek met Oifik Youssefi van HeadFirst Group legt hij uit waarom het Wetboek van Werk het vertrekpunt kan vormen voor zo’n grootschalige stelselherziening.
Ruben, wat was voor jou de aanleiding om het Wetboek van Werk te ontwerpen?
De Wet Werk en Zekerheid uit 2015 gaf vooral een juridisch antwoord op een sociaal-maatschappelijk probleem. Het ging uit van het oude denken: je bent óf werknemer óf zelfstandige. Maar dat dualisme past niet meer bij de realiteit van het hier en nu. In plaats van alleen kritiek vanaf de zijlijn te leveren, hebben we met een groep collega’s een alternatief geformuleerd. Het idee: niet het contract centraal, maar de werkende zelf. Het Wetboek van Werk is daarmee niet zomaar een bundeling van voorstellen, maar een aanzet tot een soort deltaplan voor de arbeidsmarkt. Een fundamentele herziening op systeemniveau. Het bijzondere is dat bijna parallel aan dit project de Commissie Borstlap eind 2019 het levenslicht zag. Een aantal leden uit onze organisatie nam ook deel aan die commissie wat overlapvragen opriep; echter kregen we juist het verzoek om de uitwerking van het Wetboek van Werk voort te zetten.
Waarom is zo’n fundamentele herziening volgens jou nodig?
Omdat de samenleving nou eenmaal fundamenteel verandert. Een groot en verstrekkend voorbeeld: we vergrijzen. Dat maakt dat informele zorg – zoals mantelzorg – groeit; werkenden zijn mobieler dan ooit. Tegelijk blijft de arbeidsmarkt draaien op begin 20e eeuwse regels, toen de arbeidsmarkt veel industriëler was . Daarbovenop blijven we met wetgeving symptoombestrijding toepassen. Steeds nieuwe lappendekens onder het mom van: “vast minder vast”, “flex minder flex”. Alsof het probleem in de contractvorm zit. Terwijl we eigenlijk een nieuwe hoofdstructuur nodig hebben. Wat mij betreft is dat het moment om het over zo’n deltaplan te hebben.
En daarom kiezen jullie in dat kader voor het begrip ‘werker’?
Ja. De categorie ‘werker’ doorbreekt het denken in juridische hokjes. Het maakt het mogelijk om beleidsmatig te denken vanuit participatie, niet vanuit contractvorm. Daarbij kun je nog steeds differentiëren. Iemand die incidenteel werkt, heeft minder bescherming nodig dan iemand die vijf jaar lang voor eenzelfde opdrachtgever actief is. Maar je organiseert het van buiten naar binnen, niet van binnen naar buiten. Dat is essentieel voor een stelsel dat lang mee moet kunnen.
Je koppelt dat ook direct aan sociale zekerheid. Hoe dan?
Omdat sociale zekerheid nu nog te veel leunt op contractdefinities. Maar de risico’s – zoals arbeidsongeschiktheid – zijn niet contractgebonden. Wij stellen voor om die risico’s collectief te dekken, via een generiek vangnet. Iedereen draagt bij. Geen basisinkomen, maar wel: bescherming op basis van risico. Het systeem moet uitgaan van vertrouwen en wederkerigheid. Wie niet wil meewerken aan herstel of omscholing, kan worden aangesproken op eigen middelen. Daarmee is het geen liefdadigheid, maar een robuust publiek arrangement. Ook dat is een bouwsteen van het deltaplan waar ik voor pleit. Zoiets vergt ook politieke daadkracht en welwillendheid; je kan immers niet zomaar overgaan van het oude naar het nieuwe. Er zal ongetwijfeld sprake zijn van een transitieperiode waarbij al het ongemak wat zo’n wijziging met zich meebrengt zich openbaart. Dat kan geheid op weerstand rekenen, maar dat maakt niet uit zolang er een heldere langetermijndoelstelling is.
Past zo’n benadering binnen de bestaande instituties?
Niet zonder meer. Daarom introduceren wij het idee van de ‘Werkhub’. Eén integrale toegangspoort waar werkenden terecht kunnen voor ondersteuning, perspectief en heroriëntatie. Niet drie loketten bij drie instanties. En die hubs kunnen juist ook sectorgebonden zijn, of lokaal verankerd. De vorm is flexibel. Wat telt, is de integraliteit. En dat is precies het type institutionele infrastructuur dat bij een deltaplan hoort: schaalbaar, adaptief en coherent.

In het kader van infrastructurele veranderingen, wat vind je dan van voorstellen zoals de VBAR, die de arbeidsrelatietoets tussen opdrachtgever en opdrachtnemer meer gestalte tracht te geven?
De VBAR probeert meer zekerheid te creëren door de grens werknemer/zelfstandige scherper te trekken. Op zich juich ik elke verduidelijking op dit dossier toe, omdat er al te lang over wordt gesproken en maar geen knopen worden doorgehakt. Dat is niet goed voor de werker en de werkverschaffer. Liever had ik gezien dat we deze onzekerheid zouden aangrijpen het concept ‘werker’ te introduceren. De Hoge Raad heeft met Deliveroo en Uber laten zien dat je breder mag kijken naar de context van een werkrelatie. Daarin past een werker als concept heel goed. Ook hier is dus een soort ordening nodig waarin de werkende zélf het uitgangspunt is, en niet zijn juridische status.
Een voor velen belangrijke stap voorwaarts in de sociale zekerheid is de verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen. Hoe kijk je hier tegenaan?
In beginsel goed. Maar het moet echt contractneutraal. Eerlijkheid en proportionaliteit zijn in het arrangeren van collectief sociale zekerheid. Die AOV moet dus onderdeel zijn van een breder vangnet. Wat we niet moeten doen is regelingen stapelen zonder overzicht. We moeten de sociale zekerheid opnieuw inrichten vanuit één logica. Dat is geen detailmaatregel, maar kern van het deltaplan dat ik eerder bedoelde.
Je zou denken: je hebt met het Wetboek van Werk een panklare aanpak. Wat maakt implementatie van het Wetboek van Werk dan lastig?
(Politieke) tijd en veranderbereidheid. Dit vergt een meerjarenpad. Daarom moet je klein beginnen: sociale zekerheid, vangnetten, institutionele samenwerking. Vanuit daar kun je bouwen richting arbeidsrecht en contractpositie. Zo’n gefaseerde opbouw maakt het ook mogelijk om de achterban stap voor stap mee te nemen. En het is eerlijker: je verandert niet alles in één klap, maar legt een route open. Dat ís wat een goed deltaplan behelst.
In het kader van toekomstverwachtingen: wat hoop je dat we in 2030 zeggen over deze fase?
Dat we het ongemak van de overgang niet geschuwd hebben. En dat we, zo gauw als het kan, beginnen met denken voorbij de hokjes. Als we dan terugkijken en zeggen: dit was het moment waarop we besloten de arbeidsmarkt toekomstbestendig te maken – dan is het Wetboek van Werk geslaagd in z’n rol als katalysator voor dat grotere plan. Het is geen blauwdruk. Het is een aanzet tot structuurvernieuwing. En dat is wat Nederland nodig heeft.
Vraag een vrijblijvend adviesgesprek aan

Vragen hierover? Neem contact met ons op.
Sem Overduin
Public Policy & Affairs Manager
Sem.Overduin@headfirst.nl
Oifik Youssefi
Public Affairs Officer
Oifik.Youssefi@headfirst.nl
Maaike van Driel
Head of Legal
Maaike.vanDriel@headfirst.group
Thomas ten Veldhuijs
Senior Legal Counsel
Thomas.tenVeldhuijs@headfirst.nl
Demissionair minister van SZW Van Hijum (NSC): “De overheid gaat de arbeidsmarktkrapte niet oplossen.”
Bovenstaande is slechts een van de scherpe constateringen die demissionair minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) Eddy van Hijum (NSC) deed tijdens de vijfde editie van ArbeidsmarktPoort. Voor een zaal met ruim 130 professionals uit brancheorganisaties, marktpartijen en ministeries ging hij in op structurele knelpunten én politieke ambities. De aandacht voor het evenement reikte tot het NOS Journaal, dat verslag deed (vanaf 08:00 ca.) van de bijeenkomst in Nieuwspoort. Begrijpelijk, gezien het moment én de inhoud. Van Hijum wil de nieuwe lijsttrekker worden van NSC.
Scherpe dialoog
In een stevig inhoudelijk gesprek met moderator Hans Biesheuvel (en daarna het publiek) behandelde Van Hijum thema’s als de Wet meer Zekerheid Flexwerkers, de Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden (VBAR), het werkgeverschap, de rol van de polder en de grenzen van arbeidsmigratie.
De balans tussen vast en flexwerk is nog niet bereikt, zo stelde Van Hijum. Tegelijkertijd benadrukte hij dat “meer arbeidsmigranten” geen structurele oplossing zijn voor de demografische krimp en toenemende vergrijzing. Volgens hem ligt de sleutel eerder bij verhoging van de arbeidsproductiviteit, administratieve lastenverlichting en meer ruimte voor werkgevers om te ondernemen. Om arbeidsmigratie kwalitatief te verbeteren werkt het ministerie aan een convenant met meerdere partijen. In het kader van arbeidsmigratie en regeldruk werd ook de Wet Toelating Terbeschikkingstelling van Arbeidskrachten (WTTA) besproken; in het bijzonder werd de aanzienlijke regeldruk onder het voetlicht gebracht. Een bekende en zeer relevante zorg, benadrukte Van Hijum, maar het doel – het tegengaan van misstanden bij in-, uit-, en doorleners – heiligt de middelen in essentie.
ZZP-wetgeving
Ook wetgeving voor zelfstandigen kwam uitgebreid aan bod. De VBAR, die binnenkort naar de Tweede Kamer gaat, moet meer rechtszekerheid bieden in de grijze zone tussen loondienst en zelfstandig ondernemerschap. Parallel aan de VBAR presenteerden VVD, CDA, D66 en SGP recent een initiatiefwet: de Zelfstandigenwet. Dat deze wetgeving afkomstig is van een coalitiepartij lijkt ongebruikelijk, maar Van Hijum onderstreepte het gezamenlijke doel: eerlijker regels en betere bescherming voor werkenden. Van Hijum liet ook de Europese druk op de behandeling van de VBAR (en de invoering van de VBAR voor 1 januari 2026) niet onbesproken, aangezien het wetsvoorstel onderdeel moet uitmaken van de beloofde hervormingen die Nederland zal bewerkstelligen volgens het Herstel- en Veerkrachtsplan (HVP). Het niet naleven kan ertoe leiden dat de Europese Commissie Nederland beboet en de uitbetaling van 600 miljoen van de in totaal 5,2 miljard euro in gevaar brengen.

Problemen bij UWV
Ook werd stilgestaan bij de uitvoeringsproblemen bij onder meer het UWV, vooral rondom arbeidsongeschiktheid en loondoorbetaling bij ziekte. Van Hijum erkende dat structurele hervormingen noodzakelijk zijn, maar dat tijd, capaciteit en politieke ruimte ontbreken om die nu volledig te realiseren.
Vanuit HeadFirst Group waren verschillende collega’s aanwezig, en gezamenlijk keken we terug op een zeer geslaagd evenement.

Vraag een vrijblijvend adviesgesprek aan

Vragen hierover? Neem contact met ons op.
Sem Overduin
Public Policy & Affairs Manager
Sem.Overduin@headfirst.nl
Oifik Youssefi
Public Affairs Officer
Oifik.Youssefi@headfirst.nl
Maaike van Driel
Head of Legal
Maaike.vanDriel@headfirst.group
Thomas ten Veldhuijs
Senior Legal Counsel
Thomas.tenVeldhuijs@headfirst.nl
Arbeidsmarktadviseur Saskia Grit (UWV): “Krapte op de arbeidsmarkt biedt ook veel kansen”
Hoe houd je de Nederlandse arbeidsmarkt draaiende wanneer het tekort aan personeel nadrukkelijk op alle niveaus voelbaar is? Saskia Grit, arbeidsmarktadviseur bij UWV, volgt verschillende trends op de voet en bespreekt met Oifik Youssefi van HeadFirst Group de gevolgen van deeltijdwerken op de arbeidsmarkt, de arbeidsproductiviteit en hoe inclusieve technologie en goed werkgeverschap een groot verschil kunnen maken in een markt die ook de komende jaren te maken heeft met krapte.
Er gaan veel verhalen rond over de arbeidsmarkt. Hoe staat deze ervoor en in hoeverre klopt het beeld dat die ‘verzadigd’ of ‘verstopt’ is?
Als je kijkt naar de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), dan zie je dat de arbeidsmarkt historisch krap is. Al veertien kwartalen op rij zijn er meer vacatures dan werklozen. De oorzaken zijn bekend maar taai: vergrijzing, deeltijdwerken, de 24-uurs gemakseconomie (langere openingstijden van winkels, bezorgingen die tot laat worden gedaan). We zijn Europees kampioen deeltijdwerken, en dat beperkt de beschikbare arbeidsuren. Tegelijkertijd groeit de vraag naar arbeid door structurele veranderingen in de economie, zoals de opkomst van distributiecentra en bezorgdiensten. Vooruitkijkend verwachten we wel enige afname van de krapte omdat de werkloosheid licht stijgt, maar veel personeelstekorten blijven.
Welke trends of ontwikkelingen volg jij momenteel met extra aandacht?
Twee zaken vallen mij op. Ten eerste de internationale spanningen, vooral rondom importheffingen van de Verenigde Staten. Volgens scenario’s van het Centraal Planbureau (CPB) kunnen wederzijdse heffingen leiden tot een afname van de economische groei van één procentpunt. De directe impact op de werkloosheid blijft beperkt, maar het schetst wel een kwetsbaar macro-economisch beeld. Ten tweede is er natuurlijk de handhaving op schijnzelfstandigheid. UWV verwacht de komende drie jaar een daling van het aantal zelfstandigenbanen met 4,7%. Een deel van die zelfstandigen zal overstappen naar loondienst, maar er zullen ook mensen stoppen met werken. Die mobiliteit verdient onze aandacht.
Waar ondervinden ondernemers momenteel de meeste knelpunten?
Volgens de conjunctuurenquête van het CBS ervaart 34% van de ondernemers personeelstekorten als voornaamste belemmering in de bedrijfsvoering. Onvoldoende vraag volgt op afstand met 19%, financiële beperkingen staan op 10%, en tekorten aan productiemiddelen op 8%. Tegelijk ervaart 36% géén belemmeringen. De schaarste aan arbeidskrachten blijft dus dominant.
Waar zie jij juist ruimte voor verbetering?
De arbeidsproductiviteit. In 2023 en 2024 is die op macroniveau gedaald. De afgelopen jaren groeide de economie vooral omdat we meer uren zijn gaan werken maar dat is eindig. Een deel van de gewerkte uren komt bijvoorbeeld uit de groep pensioengerechtigden die langer doorwerken. We moeten toe naar meer waarde per gewerkt uur. Dat kan bijvoorbeeld via technologische ondersteuning en procesinnovatie.

Hoe ontwikkelt de groep zelfstandigen zich?
Het CBS gaf recent aan dat het aantal zzp’ers in het eerste kwartaal van 2025 met 28.000 is afgenomen, vooral onder degenen die eigen arbeid aanbieden. De handhaving op schijnzelfstandigheid speelt hierin een grote rol. Uit de conjunctuurenquête van maart 2025 blijkt dat 42% van de opdrachtgevers verwacht minder zzp’ers in te huren in 2025. Tegelijk is een tekort aan gekwalificeerd personeel de belangrijkste reden om zzp’ers toch in te huren. Nog altijd is ruim 1 op de 5 banen een zelfstandigenbaan. Er zijn dus nog steeds veel zelfstandigen, maar de dynamiek verandert.
In hoeverre draagt de parttimecultuur bij aan die krapte?
Nederland is kampioen deeltijdwerken én werken. Dat heft elkaar deels op. Maar het zou arbeidsmarkt–technisch gunstiger zijn als mensen – die dat willen en kunnen – meer uren zouden werken. Dat lukt nu vaak niet door zorgtaken of gebrek aan flexibiliteit. Ruim een half miljoen parttimers willen méér werken, maar worden daar niet om gevraagd of kunnen het niet combineren met hun leven. Men moet de additionele zorgtaken waar veel Nederlanders mee te maken krijgen (mantelzorgen, zorg voor kinderen etc.) hierin niet onderschatten. Investeren in kinderopvang en betere roostering zou kunnen helpen.
Welke beleidsmaatregel zou jij voorstellen voor een veerkrachtigere arbeidsmarkt?
Nederland moet veel meer investeren in inclusieve technologie. Dan kun je denken aan innovaties als exoskeletten, AR-brillen of AI-tools die mensen ondersteunen in fysiek of cognitief werk. Dit verhoogt de inzetbaarheid van groepen die nu vaak buiten beeld blijven, en van werkenden. Er zijn al technologische toepassingen waarbij monteurs instructies krijgen via een bril. Zulke innovaties maken het mogelijk om arbeid breder toegankelijk te maken, wat cruciaal is in een krappe arbeidsmarkt.
Hoe zit het eigenlijk met uitzendwerk? Wat is je verwachting hiervoor de komende jaren?
We zien al sinds 2022 een daling van het aantal uitzendbanen. Dat zet door. Werkgevers nemen door de krapte sneller mensen in vaste dienst. De uitzendsector wordt daarnaast steviger gereguleerd. De handhaving op schijnzelfstandigheid kan juist kansen bieden voor de uitzendbranche, omdat het ervoor kan zorgen dat meer mensen overstappen naar een uitzendbaan.
Laatste vraag: in hoeverre is krapte eigenlijk een probleem?
Dat hangt echt van je perspectief af. Voor werkgevers is het lastig, maar voor werkzoekenden biedt het kansen. Krapte maakt werkgevers creatiever: ze laten functie-eisen los, kiezen voor skills in plaats van diploma’s. Bij UWV hebben we 34 oplossingsrichtingen uitgewerkt om personeelstekorten aan te pakken. Als we die blijven benutten én investeren in mobiliteit en technologie, kan krapte ook een motor voor vernieuwing zijn.
Wil je meer weten over de arbeidsmarkt? Saskia Grit deelt haar kennis een paar keer per week op LinkedIn, via korte samenvattingen van nieuwe arbeidsmarkt inzichten.

Vraag een vrijblijvend adviesgesprek aan

Vragen hierover? Neem contact met ons op.
Sem Overduin
Public Policy & Affairs Manager
Sem.Overduin@headfirst.nl
Oifik Youssefi
Public Affairs Officer
Oifik.Youssefi@headfirst.nl
Maaike van Driel
Head of Legal
Maaike.vanDriel@headfirst.group
Thomas ten Veldhuijs
Senior Legal Counsel
Thomas.tenVeldhuijs@headfirst.nl
Public Affairs Podcast: Handhaving schijnzelfstandigheid en de WTTA in perspectief
Met de opheffing van het handhavingsmoratorium op de Wet DBA per 1 januari 2025 zijn opdrachtgevers een stuk terughoudender geworden met het inhuren van zzp’ers. Bij vaststelling van schijnzelfstandigheid kan de Belastingdienst namelijk naheffingen en correctieverplichtingen opleggen. Maar wat als niet de Belastingdienst, maar de zzp’er zelf naar de rechter stapt en de arbeidsrelatie ter discussie stelt? Volgens NRC wordt de zzp’er in de helft van de zaken in het gelijk gesteld, met ingrijpende gevolgen voor de betreffende opdrachtgever.
Sem Overduin en Oifik Youssefi van het public affairs-team bespreken verder in deze aflevering:
De behandeling van de Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (WTTA) in de Eerste Kamer. De politieke agenda voor de komende periode. Een onderzoek over de gevolgen van de opheffing het handhavingsmoratorium waar HeadFirst Group mee bezig is. En hoe het opgeheven moratorium volgens arbeidsrechtadvocaat Joost van Ladesteijn een ‘waterbedeffect’ kan veroorzaken, waarbij de WTTA plotseling opduikt.
Vraag een vrijblijvend adviesgesprek aan

Vragen hierover? Neem contact met ons op.
Sem Overduin
Public Policy & Affairs Manager
Sem.Overduin@headfirst.nl
Oifik Youssefi
Public Affairs Officer
Oifik.Youssefi@headfirst.nl
Maaike van Driel
Head of Legal
Maaike.vanDriel@headfirst.group
Thomas ten Veldhuijs
Senior Legal Counsel
Thomas.tenVeldhuijs@headfirst.nl
NBBU-voorzitter Halbe Zijlstra: “Regeldrift werkt averechts in de arbeidsmarkt”
De arbeidsmarktpolder kent een nieuwe topman: Halbe Zijlstra is sinds maart 2025 de voorzitter van de Nederlandse Bond van Bemiddelings- en Uitzendondernemingen (NBBU). Na zijn rol als fractievoorzitter van de VVD in Rutte II, een directiefunctie bij VolkerWessels en zelf actief te zijn geweest als zelfstandige, ziet hij hoe de intermediaire branche op een kruispunt staat door onder andere de mogelijke invoering van de Wet Toelating Terbeschikkingstelling van Arbeidskrachten (WTTA). Een stelselwijziging die volgens Zijlstra grote gevolgen kan hebben: van enorme sommen stilstaand geld, oplopende administratieve lastendruk en uitsluiting van bonafide ondernemingen. In gesprek met Sem Overduin van HeadFirst Group laat hij zijn licht schijnen op de WTTA, de regeldrift van Den Haag en een contractneutraal sociaal stelsel voor alle werkenden.
Sem: U heeft veel gedaan in uw carrière. Van volksvertegenwoordiger op lokaal en landelijk niveau, tot aan bewindspersoon, directeur van een bouwbedrijf en zelfstandig ondernemer. Wat trok u tot het voorzitterschap van de NBBU?
Ik ben twee jaar geleden zelfstandig ondernemer geworden en deed een opdracht voor verschillende zorgbemiddelaars. Gaandeweg kwam ik in contact met de NBBU en leerde ik deze branchevereniging kennen als een organisatie die discussies altijd op feiten baseert en de uitvoerbaarheid van beleid en wetgeving centraal stelt. Toen de voorzitterspost vrijkwam, zag ik de kans om bij te dragen aan een organisatie met een sterk beleidsbureau en deskundige mensen. Met zo’n club is het prettig samenwerken.
Veel mensen kennen u nog van uw tijd als volksvertegenwoordiger: hoe sluit uw politieke ervaring aan op deze functie?
Als fractievoorzitter van de VVD in het Kabinet-Rutte II ben je natuurlijk betrokken bij alle dossiers. Ik onderhandelde onder andere over sociale akkoorden en het streven om ‘vast minder vast en ‘flex minder flex’ te maken. In dat kabinet hebben we veel voor de arbeidsmarkt gedaan. Tegelijkertijd heb ik van dichtbij meegemaakt hoe weerbarstig het arbeidsmarktdossier kan zijn. Die kennis en inzichten gebruik ik om complexe wetten zoals de WTTA niet alleen inhoudelijk te begrijpen, maar ook te toetsen op nut en uitvoerbaarheid. Nog te vaak blijkt in Den Haag dat regels verzanden in administratieve verplichtingen, zonder de beoogde doelstellingen te bereiken. Eigenlijk is ons arbeidsmarktbeleid één groot regeltechnisch wantrouwen. De vraag die centraal moet staan: waartoe dient een regel? De connectie met de praktijk raakt namelijk best vaak zoek.
Hoe zijn uw eerste weken verlopen?
Zeer intensief, maar erg goed. Ik viel gelijk met mijn neus in de boter, want er speelt natuurlijk het nodige. Ik werd direct betrokken bij de parlementaire behandeling van de WTTA in de Tweede Kamer. Met vele moties en amendementen moesten we als NBBU dus ook gelijk scherp zijn en een vinger aan de pols houden.
Recentelijk heeft de Tweede Kamer met ruimte steun de WTTA aangenomen. Hoe verhoudt het standpunt van de NBBU zich ten opzichte van dit wetsvoorstel?
Laat ik allereerst benoemen dat het uitgangspunt van de WTTA, een vergunningsstelsel waarmee je het kaf van het koren probeert te scheiden, prima is. Maar we zijn er wel weer in geslaagd om er een ‘gedrocht’ van te maken. Denk bijvoorbeeld aan die 100.000 euro waarborgsom die gestort moet worden. Je krijgt straks letterlijk meer dan een miljard ‘stilstaand geld’ op de bank. Daarmee sla je de toetreding van nieuwe innovatieve ondernemers volledig plat.
De gedachte om malafide partijen te weren en toetreding moeilijk te maken begrijp ik wel, maar één ding wil maar niet doordringen: malafiditeit bestaat en zal er altijd blijven. En dit soort partijen hebben een duidelijk kenmerk: ze negeren de regels. En wat is het antwoord hierop? Nog meer regels. Maar hoe groot is de kans dat die malafide partijen zich nu dan wel aan de regels gaan houden? Nul. Het zadelt bonafide partijen op met nog meer regels en verplichtingen. Wat we aan het organiseren zijn, is het faciliteren van nog meer misstanden door de opstapeling van regels. Regeldrift werkt hier averechts, want het zorgt voor steeds meer kosten voor de bonafide ondernemers, waardoor het concurrentievoordeel van de malafide partijen alleen maar groter wordt, want zij houden zich immers niet aan de regels. Er is één ding echt belangrijk om misstanden tegen te gaan en dat is handhaving! Wij onderschrijven als NBBU dus de uitgangspunten, maar zijn wel kritisch op alle regels en verplichtingen die er nog eens bij zijn gekomen.
De WTTA is op z’n zachtst gezegd een complex en veelomvattend wetsvoorstel. Zijn uw leden voldoende voorbereid op alle verplichtingen en mogelijke gevolgen?
Binnen het ledenbestand van de NBBU is het bewustzijn hoog, maar ik heb het gevoel dat het ‘daarbuiten’ ontbreekt aan kennis. Daar maak ik mij overigens grote zorgen over. Ik vraag mij echt af of alle organisaties die hier straks mee te maken gaan krijgen voldoende op de hoogte zijn van alle details en verplichtingen. Dat geldt vooral voor bedrijven buiten de uitzend- en bemiddelingsbranche. Te veel ondernemingen weten niet dat de WTTA ook op hen van betrekking is. We moeten ons realiseren dat bijna ieder bedrijf die wel eens een werknemer uitleent, onder deze wet met al zijn verplichtingen gaat vallen. Er wordt gesproken over 15.000 tot 20.000 ondernemingen, maar ik ben bang dat die groep nog wel wat groter is.
Een amendement om expliciet een uitzendverbod op te nemen in de wet werd ook met een ruime meerderheid door de Tweede Kamer aangenomen. Hiermee lijkt een sectoraal uitzendverbod weer een stap dichterbij. Wat vindt de NBBU van deze ontwikkeling?
Zoals ik net al aangaf onderschrijven wij de conclusies van het rapport van Roemer en de uitgangspunten van de WTTA. Dat hebben wij eerder ook richting de Tweede Kamer gezegd. Maar ook nog uitzendverboden in de wet amenderen gaat voor ons echt een brug te ver. Het is in veel sectoren ook praktisch onhaalbaar. Wij werken mee aan de WTTA, maar alsjeblieft leg ons niet nóg meer regels en verplichtingen op. Ga er dus niet nóg een keertje overheen. Wij zijn dus mordicus tegen een uitzendverbod. Want waar leg je dan de grens? Waar stopt een sector? Daar zullen wij de Eerste Kamer ook op wijzen.

Waar komt die Haagse regeldrift toch vandaan? En waarom is er steeds onvoldoende aandacht voor het handhaven van de regels?
Er is een politieke werkelijkheid en een praktische werkelijkheid. In de politieke werkelijkheid werkt er op papier van alles, maar is de praktische uitvoerbaarheid niet altijd voordelig en wenselijk. Het heeft ook deels te maken met een soort politieke reflex: er is ophef, er worden bijvoorbeeld misstanden gesignaleerd en dan komt er altijd een roep om extra maatregelen en regels. Het is immers een manier voor Kamerleden om te laten zien dat zij actief bezig zijn met een vraagstuk, vaak met hele goede bedoelingen. Maar de oplossing voor veel problemen is niet altijd te vinden in meer regels. Hoe werkt het uit in de praktijk? En gaat de regel het doel bereiken waarvoor die bedoeld is? Dat zijn hele cruciale vragen. En doordat we al die regels opstapelen, wordt het steeds moeilijker om dat allemaal te handhaven. Het is veel effectiever om bestaande regels te handhaven dan nieuwe regels op papier toe te voegen.
De WTTA terzijde. Er is namelijk ook veel te doen rondom het thema schijnzelfstandigheid en de handhaving van de Belastingdienst sinds begin dit jaar. Merkt u onrust bij uw leden nu het handhavingsmoratorium is vervallen?
Zeker. Je zag, zeker na alle berichtgeving in de media, dat er toch wel paniek ontstond bij inhurende organisaties en dat er gestopt werd met het inhuren van zzp’ers. De paniek is er wel een beetje van af, maar de onzekerheid blijft wel bestaan. Ook hier zie je een scheiding tussen het wensdenken en wat de beoogde uitkomsten zijn in de praktijk. Het blijft voor organisaties een groot risico als blijkt dat een zzp’er achteraf toch een werknemer is, met alle gevolgen van dien. Ik wil overigens niet gaan ontkennen dat er geen misstanden zijn op de arbeidsmarkt, maar ik ben wel van mening dat deze schrijnende gevallen vooral voorkomen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Daar moeten we vooral de focus op leggen. Daarom zijn wij ook voorstander van het rechtsvermoeden van werknemerschap onder een bepaald uurtarief. Die grens van ongeveer €38 vind ik heel goed. Overigens vinden wij het dan wel fair om boven dat uurtarief bijvoorbeeld een rechtsvermoeden van ondernemerschap in te voeren.

Tot slot wil ik het ook nog even hebben over een contractneutraal stelsel. De NBBU pleit al langer voor zo’n stelsel. Waarom is dat belangrijk?
Het merendeel van de zzp’ers heeft heel bewust gekozen voor het zelfstandig ondernemerschap. Ze hechten veel waarde aan autonomie en flexibiliteit. Dit werpt automatisch de vraag op in hoeverre onze arbeidsmarkt deze groep faciliteert. De discussie over schijnzelfstandigheid kent een sterk fiscaal en arbeidsrechtelijk karakter en we zijn al decennia bezig om op een goede manier om te gaan met het toetsen van de arbeidsrelatie. Je ontkomt er echt niet meer aan om na te denken over een contractneutraal stelsel, waarin alle werkenden ongeacht hun contractvorm gewoon bijdragen aan het stelsel van sociale zekerheid. Je bent dan van de hele discussie over de kwalificatievraag af. Je hebt geborgd dat alle werkenden bijdragen aan de sociale zekerheid en kwetsbare werkenden een vangnet hebben.
Hoe gaat u Den Haag overtuigen van zo'n stelsel?
Ik blijf hier bescheiden in, ik denk namelijk niet dat ik in staat ben het politiek-maatschappelijke debat hierover direct om te gooien. Maar ik ga zeker een actieve bijdrage leveren aan de discussie. Het lastige is wel, dat deze discussie vanuit hele diep gegraven loopgraven wordt gevoerd. Vanuit de NBBU zullen wij continu blijven wijzen op de snelle veranderingen op de arbeidsmarkt, de gevolgen van alle regeldrift en de kansen van een contractneutraal stelsel, want die kansen zijn groot. Het sluit aan bij de behoeften van veel werkenden en biedt mensen meer keuzevrijheid. Verder wil ik veel coalities gaan smeden. We werken al prettig samen met partijen zoals de ABU, VvDN, Bovib en RIM, maar ik wil ook buiten dat veld allianties sluiten.
Wat wilt u politici en beleidsmakers in Den Haag meegeven?
Als we een goed functionerende arbeidsmarkt willen, dan moeten we bereid zijn om regels te schrappen in plaats van nieuwe regels in te voeren. We moeten durven om met een frisse blik naar die arbeidsmarkt te kijken: wat willen werkenden anno 2025? En wat past daar dan bij qua regelgeving? En nog veel belangrijker: kunnen we die regels dan ook handhaven? Niet te handhaven regels zorgen lokken misbruik uit en dat is de kern van de huidige problematiek.
Vraag een vrijblijvend adviesgesprek aan

Vragen hierover? Neem contact met ons op.
Sem Overduin
Public Policy & Affairs Manager
Sem.Overduin@headfirst.nl
Oifik Youssefi
Public Affairs Officer
Oifik.Youssefi@headfirst.nl
Maaike van Driel
Head of Legal
Maaike.vanDriel@headfirst.group
Thomas ten Veldhuijs
Senior Legal Counsel
Thomas.tenVeldhuijs@headfirst.nl
Oud-student Nienke Veldhuis: “Nederland kan leren van de duidelijke sectorale aanpak in België en Zwitserland”
Wat begon als een stukje feedback van haar professor leidde tot een masterscriptie waarin oud-masterstudent Arbeidsrecht Nienke Veldhuis platformarbeid en de kwalificatievraag onder de loep nam in vijf rechtsstelsels: Nederland, België, Duitsland, Frankrijk, Spanje en Zwitserland. Met haar onderzoek laat Nienke zien hoe theoretische vragen over ondernemerschap en gezag samensmelten met concrete praktijkcases in meerdere landen. Haar aanbeveling: combineer internationale vergelijking met sectorale precisie om het Nederlandse arbeidsrecht toekomstbestendig te maken. In gesprek met Oifik Youssefi van HeadFirst Group licht Nienke haar drijfveren, bevindingen en aanbevelingen toe, en reflecteert ze op de recente jurisprudentie rond Deliveroo en FNV/Uber.
Wat maakte de kwalificatie van een arbeidsrelatie voor jou een interessant onderwerp om je masterscriptie aan te wijden?
Ik volgde een schrijfvak tijdens mijn master Arbeidsrecht en kon verschillende thema’s kiezen. Platformarbeid en de kwalificatievraag spraken me meteen aan, vooral na het Deliveroo-arrest. Terugkijkend las ik een aantekening van mijn professor over het onduidelijke gewicht van het element ondernemerschap als contra-indicatie bij het kwalificeren van een arbeidsrelatie. Vanaf dat moment wist ik: hier wil ik me in vastbijten, want dit speelt op dit moment aan alle kanten van de arbeidsmarkt.
Hoe luister jij naar de beantwoording van de prejudiciële vragen in de zaak FNV/Uber?
De uiteindelijke uitspraak verbaasde me niet; vooral de bevestiging dat mijn scriptie geen cruciale fouten bevatte, was een opluchting. Het laat zien dat academische analyses kunnen aansluiten bij wat de Hoge Raad op dit terrein beslist. Saillant detail: mijn scriptiebegeleider was Gerrard Boot, die namens het Hof van Amsterdam de prejudiciële vragen stelde aan de Hoge Raad in de zaak FNV/Uber, Stefan Sagel was mijn tweede lezer en hij trad als advocaat op namens Uber in diezelfde zaak.
In hoeverre leefde dit thema onder je medestudenten en docenten?
Er was zeker aandacht: andere studenten keken naar herkwalificatie vanuit het perspectief van de sociale zekerheid of fiscale gevolgen. Mooie van dit thema is dat iedereen andere accenten plaatst in de benadering. Die diversiteit onderstreept dat er nooit één eenduidige oplossing is.
De zwaarte van dit thema is niet aan iedereen besteed; sommigen noemen het zelfs hierom een taai en saai onderwerp. In hoeverre kan je je daarin vinden?
Saai is het absoluut niet. Het mooie van dit thema en überhaupt van thema’s in het juridisch domein is de veelzijdigheid ervan: in ons allereerste studiejaar leren we dat ‘het afhangt van de omstandigheden van het geval’ de kern is van elk juridisch vraagstuk. Per casus, per sector en per jurisprudentie kunnen dezelfde feiten immers totaal verschillend worden beoordeeld. Zowel de Europese Unie als nationale wetgevers blijven nieuwe handvatten aanreiken, maar uiteindelijk blijft het altijd maatwerk.

Gelet op die veelzijdigheid, hoe heb je je onderzoek juridisch afgebakend?
Mijn startpunt waren de prejudiciële vragen in de FNV/Uber-zaak zelf. Ik heb geprobeerd die systematisch te beantwoorden aan de hand van de jurisprudentie en wetgeving in de vijf geselecteerde landen.
Hoe heb je de vijf landen gekozen en wat viel op in hun benaderingen?
België en Duitsland kozen zich vanzelf vanwege geografische nabijheid en juridische systeemgelijkenis met Nederland. Frankrijk en Spanje door hun rijke proceduregeschiedenis rond platformwerk, en Zwitserland omdat het buiten de Europese Unie valt maar wel Europese impact ondervindt. Opvallend is hoe elk land verschillende gewichten toekent en andere invalshoeken heeft: België kijkt nadrukkelijker naar het zelfstandig ondernemerschap, Duitsland naar de inbedding in de organisatie, Frankrijk naar de afwezigheid van ondergeschiktheid, Spanje in mindere mate naar ondernemerschap versus gezag, en Zwitserland splitst de criteria tussen het socialezekerheidsrecht en het arbeidsrecht.
Wat kan Nederland leren van deze buitenlandse benaderingen?
België’s sectorale systeem biedt houvast en helderheid: per sector gelden specifieke richtlijnen en specifieke criteria. Zwitserland toont hoe je socialezekerheidsrecht en arbeidsrecht strategisch kunt opsplitsen, waardoor je per domein andere accenten kunt leggen. Die voorbeelden helpen om in Nederland maatwerk te legitimeren en tegelijkertijd consistente kaders te behouden.
Opmerkelijk aan het publieke debat rondom de kwalificatietoets is de positie van academici: hoe kijk je naar de actievere rol van hen in dit debat?
Ik juich het toe. Dankzij kritische wetenschappers blijven de wetgever (politiek) en rechtspreker (rechters) scherp. De Deliveroo– en Uber-zaken zijn voorbeelden van hoe platformbedrijven ontwikkelingen in gang zetten die pas juridisch vitaal worden zodra de gevallen omvangrijker zijn. Academici vormen zo een belangrijke schakel tussen praktijk en recht.
Hoe verschilt juridisch onderzoek in de praktijk van wat je op de universiteit leert?
Tijdens mijn stage bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in de zomer van 2024 merkte ik hoe wetgeving in de Haagse sfeer tot stand komt. Bij een advocatenkantoor, waar ik eind vorig jaar stageliep, zag ik juist dat praktische toetsbaarheid centraal staat. Op de universiteit leer je ideale kaders; in de praktijk moeten die werkbaar zijn en rekening houden met politieke en economische realiteiten.
Hoe kijk jij nu, na het schrijven van je scriptie, anders naar de discussie over flexwerk en schijnzelfstandigheid?
Mijn blik is gekleurd door begrip voor zowel zzp’ers als werkgevers. Ik zie nu scherper welke rechten en plichten er spelen en wanneer iemand onbewust in een schijnzelfstandigheidssituatie belandt. Dat maakt me kritischer, maar ook realistischer over de noodzaak van heldere en duidelijke criteria.
Terugkomend op de ‘taai- en saaiheid’ van dit thema. Hoe kan dit onderwerp laagdrempeliger worden gebracht naar mensen toe die hier wel te maken mee krijgen maar zich inhoudelijk niet bezighouden ermee?
Door de rechten van zzp’ers en werknemers concreet te verduidelijken. Veel mensen weten niet dat ze bij spitsuren van schijnzelfstandigheid juist meer rechten krijgen. Duidelijke voorbeelden – zoals een Deliveroo-biker die aanspraak kan maken op transitievergoeding – maken de complexiteit tastbaar en relevant.

Vraag een vrijblijvend adviesgesprek aan

Vragen hierover? Neem contact met ons op.
Sem Overduin
Public Policy & Affairs Manager
Sem.Overduin@headfirst.nl
Oifik Youssefi
Public Affairs Officer
Oifik.Youssefi@headfirst.nl
Maaike van Driel
Head of Legal
Maaike.vanDriel@headfirst.group
Thomas ten Veldhuijs
Senior Legal Counsel
Thomas.tenVeldhuijs@headfirst.nl
Tweede Kamer stemt in met WTTA: dit zijn de gevolgen voor uitleners
Op 15 april 2025 heeft de Tweede Kamer met een ruime meerderheid ingestemd met de Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (WTTA). Deze wet introduceert een verplicht toelatingsstelsel voor alle ondernemingen die arbeidskrachten ter beschikking stellen, zoals uitzendbureaus en detacheerders. In tegenstelling tot wat soms wordt gedacht, is de WTTA niet uitsluitend gericht op uitzendkrachten, maar geldt deze voor alle partijen die onder de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (WAADI) vallen.
Wat houdt de WTTA in?
De WTTA beoogt de kwaliteit en betrouwbaarheid van arbeidsbemiddeling te verbeteren door een toelatingsplicht in te voeren voor bedrijven die arbeidskrachten ter beschikking stellen. Deze bedrijven moeten voldoen aan specifieke normen en mogen alleen aan terbeschikkingstelling van arbeidskrachten doen als zij toegelaten zijn tot het stelsel. Het doel is om malafide praktijken te bestrijden en de positie van arbeidskrachten, met name arbeidsmigranten, te versterken.
Tijdlijn van het wetsvoorstel
- 2021-2022: De eerste contouren van de WTTA worden geschetst, mede naar aanleiding van rapporten over misstanden in de uitzendsector met arbeidsmigranten.
- 2023: Het wetsvoorstel wordt voorbereid en in consultatie gebracht, waarbij belanghebbenden hun input kunnen leveren.
- 2024: Na verwerking van de consultatiereacties wordt het wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer.
- 8 april 2025: De Tweede Kamer stemt over diverse amendementen en moties met betrekking tot het wetsvoorstel. Belangrijke voorgestelde wijzigingen zijn onder andere:
- Uitzonderingen op de toelatingsplicht voor specifieke sectoren, zoals sociaal werkbedrijven en bepaalde onderwijsinstellingen.
- De mogelijkheid voor de minister om toelating te weigeren of in te trekken bij veroordelingen voor arbeidsmarktdiscriminatie.
- Een zorgplicht voor correcte registratie van arbeidskrachten in de Basisregistratie Personen (BRP).
- Een maximumtarief voor de jaarlijkse leges die uitleners moeten betalen aan de Toelatende Instantie, vastgesteld op €3.611.
- Een versnelde evaluatie van de wet na drie jaar in plaats van vijf.
- De handhaving door de Arbeidsinspectie vooral te focussen op sectoren waar misstanden met arbeidsmigranten aantoonbaar bekend zijn.
- 15 april 2025: De Tweede Kamer stemt in met de WTTA.
Gevolgen voor uitleners
Binnen de WTTA mogen uitleners alleen arbeidskrachten ter beschikking stellen als zij een toelating hebben verkregen van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Om deze toelating te verkrijgen, moeten uitleners voldoen aan strikte eisen, waaronder het overleggen van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) en het stellen van een financiële borgsom van €100.000. Bedrijven die gebruik maken van uitzendbureaus, de zogenoemde inleners, mogen alleen zakendoen met uitzendbureaus die toegelaten zijn tot de markt. Een nieuwe toelatende partij, binnen het ministerie van SZW, zal namens de minister besluiten nemen over de toelating van uitzendbureaus. Deze partij kan ook uitzenders schorsen en een toelating intrekken bij ernstige misstanden.
Kritiek
Hoewel de WTTA brede politieke steun geniet, is er ook stevige kritiek geuit, met name over de toenemende regeldruk en de brede reikwijdte van de wet. Zo waarschuwde het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) begin 2025 dat de jaarlijkse regeldruk als gevolg van de WTTA kan oplopen tot maar liefst 143 miljoen euro. Dit bedrag komt voort uit verplichte administratieve lasten, zoals het verkrijgen van inspectierapporten, het aanhouden van financiële zekerheden, en de aanvraagprocedures voor toelating. Daarnaast is er zorg over de reikwijdte van de wet, die niet alleen uitzendbureaus raakt, maar ook andere vormen van arbeidsbemiddeling onder de WAADI . Die brede toepassing maakt de wet volgens critici disproportioneel belastend.

Vooruitblik: behandeling in de Eerste Kamer
Met de goedkeuring van de Tweede Kamer is de volgende stap gezet in het wetgevingsproces. Het wetsvoorstel gaat nu richting de Eerste Kamer voor behandeling. Wanneer dit zal plaatsvinden, is nog niet bekend. Een definitieve invoeringsdatum is nog niet bekend, maar minister Van Hijum (SZW) heeft eerder beloofd in april een brief te sturen naar de Tweede Kamer met meer informatie over de invoeringsdatum en tijdslijn.
De invoering van de WTTA markeert een omvangrijke stap in de regulering van organisaties die actief zijn in de wereld van arbeidsbemiddeling in Nederland. Het is nu aan de Eerste Kamer om het wetsvoorstel verder te beoordelen en te besluiten over de wet definitief wordt ingevoerd.
Mochten er vragen zijn over de WTTA, neem dan contact met ons op via publicaffairs@headfirst.nl
Vraag een vrijblijvend adviesgesprek aan

Vragen hierover? Neem contact met ons op.
Sem Overduin
Public Policy & Affairs Manager
Sem.Overduin@headfirst.nl
Oifik Youssefi
Public Affairs Officer
Oifik.Youssefi@headfirst.nl
Maaike van Driel
Head of Legal
Maaike.vanDriel@headfirst.group
Thomas ten Veldhuijs
Senior Legal Counsel
Thomas.tenVeldhuijs@headfirst.nl
Is er voldoende steun voor de Zelfstandigenwet? De Kamer is verdeeld over de VBAR en initiatiefwet Aartsen
Zzp-debat zet verhoudingen op scherp: Kamer verdeeld over toekomst VBAR en alternatief voorstel van VVD, D66, CDA en SGP
Het politieke landschap rond het zzp-dossier is volop in beweging na het Commissiedebat ZZP op donderdag 3 april. De Kamercommissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid ging vorige week namelijk in debat met de bewindspersonen Van Hijum (SZW) en Van Oostenbruggen (Fiscaliteit en Belastingdienst). Centraal stond de voortgang van het veel besproken en stevig bekritiseerde wetsvoorstel Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden (VBAR). Op 27 maart stuurde minister Van Hijum nog een Kamerbrief naar de Tweede Kamer, waarin hij liet weten het wetsvoorstel aan te passen na de belangrijke uitspraak van de Hoge Raad in de zaak FNV/Uber. Deze uitspraak leidde ertoe dat het externe ondernemerschap gelijkgesteld wordt aan werknemerschap en zelfstandigheid binnen de arbeidsrelatie.
Kamerleden nog steeds kritisch over aanpassing VBAR
Tijdens het debat bleek duidelijk dat meerdere Kamerleden nog steeds stevige bedenkingen hebben bij de VBAR. De kritiek richt zich voornamelijk op het feit dat de voorgestelde aanpassingen slechts “codificatie van gerechtelijke uitspraken” lijken te zijn, wat volgens diverse fracties onvoldoende is om schijnzelfstandigheid effectief aan te pakken. Zo noemde Rikkers-Oosterkamp (BBB) het wetsvoorstel VBAR als ‘schieten met hagel op een mug’ en vroeg Kamerlid Flach (SGP) nogmaals aandacht voor het opknippen van het wetsvoorstel, aangezien er veel draagvlak en steun is voor het rechtsvermoeden van werknemerschap onder een bepaald uurtarief.
Alternatief voorstel Aartsen (VVD): Belgisch model als inspiratie
VVD-Kamerlid Aartsen gebruikte het debat om nadrukkelijk aandacht te vragen voor zijn initiatiefwet, die geïnspireerd is op wet- en regelgeving in België. Het voorstel werd op donderdagochtend gepubliceerd, slechts een paar uur voor het zzp-debat. De essentie van dit voorstel is dat er vooraf meer duidelijkheid komt of er sprake is van een zelfstandig ondernemer of werknemer. Ook komt er meer aandacht voor de positie van de zelfstandige zelf, in plaats van criteria en elementen binnen de arbeidsrelatie. Hiermee kan vooraf helderheid worden geboden en schijnzelfstandigheid voorkomen worden, aldus Thierry Aartsen.
De partijen D66, CDA en SGP steunen het initiatief van Thierry Aartsen. Kamerlid Vijlbrief (D66) benadrukte tijdens het debat dat het voorstel eindelijk een heldere juridische aanpak biedt voor de problematiek die al ruim vijftien jaar speelt rond zelfstandigheid en schijnzelfstandigheid.
NSC en PVV kritisch: afspraken hoofdlijnenakkoord belangrijk
Toch kreeg het voorstel van Aartsen niet alleen maar positieve reacties. Vooral de NSC en PVV waren uitgesproken kritisch, met name omdat zij vinden dat het voorstel niet aansluit bij de eerder gemaakte afspraken uit het Hoofdlijnenakkoord. In het Hoofdlijnenakkoord staat namelijk opgenomen dat er verder wordt gewerkt aan het wetsvoorstel VBAR.
Kamerlid Boon (PVV) was dan ook kritisch op Aartsen: “ik schrik ervan hoe makkelijk Aartsen over eerder gemaakte afspraken heen stapt.”. Ook Kamerlid Saris (NSC) gaaf aan dat “afspraak afspraak is” en dat NSC vasthoudt aan de afspraken uit het Hoofdlijnenakkoord. Dit maakte meteen duidelijk dat steun vanuit de coalitiepartners NSC en PVV voor het voorstel van Aartsen niet vanzelfsprekend is.

Herstel- en Veerkrachtsplan zet extra druk op aanpak schijnzelfstandigheid
Tijdens het debat kwam ook duidelijk naar voren dat Nederland afspraken in 2022 heeft gemaakt met de EU via het Herstel- en Veerkrachtsplan, waarin expliciet aandacht wordt besteed aan het aanpakken van schijnzelfstandigheid. DENK-Kamerlid Ergin vroeg hierbij expliciet of de VBAR met naam genoemd wordt in dit plan, of dat alternatieven zoals het voorstel van Aartsen mogelijk ook aan de Brusselse voorwaarden kunnen voldoen. Minister Van Hijum gaf aan hiernaar te kijken, maar benadrukte tegelijkertijd dat wijzigingen aan de afspraken met de Europese Commissie beperkt mogelijk zijn. Hiermee is uiteindelijk €600 miljoen gemoeid.
Eerste reacties uit het maatschappelijk middenveld
De Vereniging Zelfstandigen Nederland (VZN) heeft kritisch gereageerd naar aanleiding van het debat. Volgens VZN blijft het probleem van de VBAR dat het vooral inzet op “reparatie” en codificatie, zonder daadwerkelijk een structurele oplossing te bieden voor het onderliggende probleem van schijnzelfstandigheid. VZN benadrukt het belang van een helder en transparant toetsingskader waarbij zelfstandigen vooraf zekerheid krijgen. In dat licht spreekt het Belgische model van Aartsen hen aan, maar benadrukt VZN ook dat bredere politieke consensus noodzakelijk is om werkelijk tot een duurzame oplossing te komen.
Ook de coalitie van brancheverenigingen, bestaande uit de ABU, NBBU, Bovib, VvDN en RIM, blijft kritisch op de VBAR. Zij hebben laten weten dat de VBAR overbodig is na het Uber-arrest en roepen op om het rechtsvermoeden van werknemerschap snel in te voeren en daadwerkelijk aan de slag te gaan met de hervorming van de sociale zekerheid.
Politieke verhoudingen: PVV uiterst kritisch
De politieke dynamiek rondom dit dossier is uiterst boeiend. Momenteel kan het voorstel van VVD, D66, CDA en SGP rekenen op 41 zetels in de Tweede Kamer. Dit is een stevige basis, maar nog onvoldoende voor een parlementaire meerderheid. De BBB is uiterst kritisch op de VBAR en de kans is groot dat deze partij uiteindelijk ook het voorstel van Aartsen zal steunen. Dit zal ook weer grote gevolgen hebben voor de verhoudingen in de Eerste Kamer, waar de BBB met 16 zetels een stevige positie heeft.
De komende periode zal duidelijk maken of er eindelijk een breed gedragen oplossing komt voor het al jarenlang voortdurende probleem van schijnzelfstandigheid. Eén ding is zeker: de politieke verdeeldheid blijft aanwezig en het wordt een uitdaging om beide voorstellen met elkaar in evenwicht te brengen.
Vraag een vrijblijvend adviesgesprek aan

Vragen hierover? Neem contact met ons op.
Sem Overduin
Public Policy & Affairs Manager
Sem.Overduin@headfirst.nl
Oifik Youssefi
Public Affairs Officer
Oifik.Youssefi@headfirst.nl
Maaike van Driel
Head of Legal
Maaike.vanDriel@headfirst.group
Thomas ten Veldhuijs
Senior Legal Counsel
Thomas.tenVeldhuijs@headfirst.nl
Onderzoek bevestigt: vermoeden van werknemerschap groter bij lager uurtarief zzp'er
De arbeidsmarkt is continu in ontwikkeling. Met name de positie van zzp’ers blijft een onderwerp van debat, zowel in de samenleving als in de politiek. De vraag of iemand als zelfstandige ingehuurd mag worden, is niet altijd eenvoudig te beantwoorden. Recent onderzoek van SEO Economisch Onderzoek biedt nieuwe inzichten: door te kijken naar de kenmerken en uurtarieven van zzp’ers met zakelijke opdrachtgevers, wordt met dit onderzoek aangetoond dat veel kenmerken van werknemerschap zich voordoen bij zzp'ers met lage uurtarieven. Zij voldoen vaker aan criteria waarmee werknemerschap wordt aangemerkt. Dit zijn interessante inzichten en resultaten in het kader van wetsvoorstel Verduidelijking Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden (VBAR).
Meer kenmerken van werknemerschap bij laag uurtarief
Het SEO-onderzoek richt zich op de kenmerken en tarieven van zzp’ers en brengt in kaart in hoeverre zij kenmerken van werknemerschap vertonen. De belangrijkste bevindingen zijn:
- Zzp’ers met lagere uurtarieven hebben vaker te maken met werkinhoudelijke aansturing en organisatorische inbedding, kenmerken die passen bij een arbeidsrelatie.
- Afhankelijk van de methode waarop het uurtarief wordt berekend, zou tussen de 15 en 28 procent van de zzp’ers onder een rechtsvermoeden van werknemerschap kunnen vallen bij een tarief van 32,24 euro per uur.
- In sectoren als de bouw, creatieve industrie en zakelijke dienstverlening is het risico op schijnzelfstandigheid groter, doordat veel zelfstandigen afhankelijk zijn van één of enkele opdrachtgevers.
De VBAR en het rechtsvermoeden van werknemerschap
De vraag hoe om te gaan met een duidelijker onderscheid tussen werknemers en zelfstandigen, is een terugkerende discussie in politiek en samenleving. Het wetsvoorstel VBAR tracht de arbeidsrelatie te verduidelijken aan de hand van een toetsingskader en door een rechtsvermoeden van werknemerschap in te voeren. Dat laatste betekent dat bij een uurtarief van 33 euro of lager sneller wordt aangenomen dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst. Alhoewel het VBA-gedeelte op veel kritiek kan rekenen van zzp-organisaties, brancheverenigingen en politieke partijen, kent de R (rechtsvermoeden van werknemerschap) brede politieke en maatschappelijke steun.
Het SEO-onderzoek laat zien dat een aanzienlijk deel van de werkenden met lage uurtarieven zich in een afhankelijke en kwetsbare positie bevindt. Dit maakt een voorstel zoals het rechtsvermoeden van werknemerschap onder een bepaald uurtarief een logisch vervolg op de geconstateerde problematiek.
Sectorale verschillen en het belang van het rechtsvermoeden
Niet in alle sectoren is het risico op schijnzelfstandigheid even groot. Het SEO-onderzoek toont aan dat er sectoren zijn waar werkenden structureel lage uurtarieven hanteren en deze werkenden vertonen ook meer indicaties van het werknemerschap. Deze sectorale verschillen onderstrepen het belang van een zorgvuldige wet- en regelgeving. Het rechtsvermoeden is een instrument dat misstanden kan tegengaan, terwijl het ruimte laat voor echte ondernemers om als zelfstandige te blijven werken. Dit is van belang om een balans te vinden tussen enerzijds de bescherming van werkenden met lage uurtarieven en anders de ruimte en vrijheid om te ondernemen.