Wat begon als een stukje feedback van haar professor leidde tot een masterscriptie waarin oud-masterstudent Arbeidsrecht Nienke Veldhuis platformarbeid en de kwalificatievraag onder de loep nam in vijf rechtsstelsels: Nederland, België, Duitsland, Frankrijk, Spanje en Zwitserland. Met haar onderzoek laat Nienke zien hoe theoretische vragen over ondernemerschap en gezag samensmelten met concrete praktijkcases in meerdere landen. Haar aanbeveling: combineer internationale vergelijking met sectorale precisie om het Nederlandse arbeidsrecht toekomstbestendig te maken. In gesprek met Oifik Youssefi van HeadFirst Group licht Nienke haar drijfveren, bevindingen en aanbevelingen toe, en reflecteert ze op de recente jurisprudentie rond Deliveroo en FNV/Uber.
Wat maakte de kwalificatie van een arbeidsrelatie voor jou een interessant onderwerp om je masterscriptie aan te wijden?
Ik volgde een schrijfvak tijdens mijn master Arbeidsrecht en kon verschillende thema’s kiezen. Platformarbeid en de kwalificatievraag spraken me meteen aan, vooral na het Deliveroo-arrest. Terugkijkend las ik een aantekening van mijn professor over het onduidelijke gewicht van het element ondernemerschap als contra-indicatie bij het kwalificeren van een arbeidsrelatie. Vanaf dat moment wist ik: hier wil ik me in vastbijten, want dit speelt op dit moment aan alle kanten van de arbeidsmarkt.
Hoe luister jij naar de beantwoording van de prejudiciële vragen in de zaak FNV/Uber?
De uiteindelijke uitspraak verbaasde me niet; vooral de bevestiging dat mijn scriptie geen cruciale fouten bevatte, was een opluchting. Het laat zien dat academische analyses kunnen aansluiten bij wat de Hoge Raad op dit terrein beslist. Saillant detail: mijn scriptiebegeleider was Gerrard Boot, die namens het Hof van Amsterdam de prejudiciële vragen stelde aan de Hoge Raad in de zaak FNV/Uber, Stefan Sagel was mijn tweede lezer en hij trad als advocaat op namens Uber in diezelfde zaak.
In hoeverre leefde dit thema onder je medestudenten en docenten?
Er was zeker aandacht: andere studenten keken naar herkwalificatie vanuit het perspectief van de sociale zekerheid of fiscale gevolgen. Mooie van dit thema is dat iedereen andere accenten plaatst in de benadering. Die diversiteit onderstreept dat er nooit één eenduidige oplossing is.
De zwaarte van dit thema is niet aan iedereen besteed; sommigen noemen het zelfs hierom een taai en saai onderwerp. In hoeverre kan je je daarin vinden?
Saai is het absoluut niet. Het mooie van dit thema en überhaupt van thema’s in het juridisch domein is de veelzijdigheid ervan: in ons allereerste studiejaar leren we dat ‘het afhangt van de omstandigheden van het geval’ de kern is van elk juridisch vraagstuk. Per casus, per sector en per jurisprudentie kunnen dezelfde feiten immers totaal verschillend worden beoordeeld. Zowel de Europese Unie als nationale wetgevers blijven nieuwe handvatten aanreiken, maar uiteindelijk blijft het altijd maatwerk.

Gelet op die veelzijdigheid, hoe heb je je onderzoek juridisch afgebakend?
Mijn startpunt waren de prejudiciële vragen in de FNV/Uber-zaak zelf. Ik heb geprobeerd die systematisch te beantwoorden aan de hand van de jurisprudentie en wetgeving in de vijf geselecteerde landen.
Hoe heb je de vijf landen gekozen en wat viel op in hun benaderingen?
België en Duitsland kozen zich vanzelf vanwege geografische nabijheid en juridische systeemgelijkenis met Nederland. Frankrijk en Spanje door hun rijke proceduregeschiedenis rond platformwerk, en Zwitserland omdat het buiten de Europese Unie valt maar wel Europese impact ondervindt. Opvallend is hoe elk land verschillende gewichten toekent en andere invalshoeken heeft: België kijkt nadrukkelijker naar het zelfstandig ondernemerschap, Duitsland naar de inbedding in de organisatie, Frankrijk naar de afwezigheid van ondergeschiktheid, Spanje in mindere mate naar ondernemerschap versus gezag, en Zwitserland splitst de criteria tussen het socialezekerheidsrecht en het arbeidsrecht.
Wat kan Nederland leren van deze buitenlandse benaderingen?
België’s sectorale systeem biedt houvast en helderheid: per sector gelden specifieke richtlijnen en specifieke criteria. Zwitserland toont hoe je socialezekerheidsrecht en arbeidsrecht strategisch kunt opsplitsen, waardoor je per domein andere accenten kunt leggen. Die voorbeelden helpen om in Nederland maatwerk te legitimeren en tegelijkertijd consistente kaders te behouden.
Opmerkelijk aan het publieke debat rondom de kwalificatietoets is de positie van academici: hoe kijk je naar de actievere rol van hen in dit debat?
Ik juich het toe. Dankzij kritische wetenschappers blijven de wetgever (politiek) en rechtspreker (rechters) scherp. De Deliveroo– en Uber-zaken zijn voorbeelden van hoe platformbedrijven ontwikkelingen in gang zetten die pas juridisch vitaal worden zodra de gevallen omvangrijker zijn. Academici vormen zo een belangrijke schakel tussen praktijk en recht.
Hoe verschilt juridisch onderzoek in de praktijk van wat je op de universiteit leert?
Tijdens mijn stage bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in de zomer van 2024 merkte ik hoe wetgeving in de Haagse sfeer tot stand komt. Bij een advocatenkantoor, waar ik eind vorig jaar stageliep, zag ik juist dat praktische toetsbaarheid centraal staat. Op de universiteit leer je ideale kaders; in de praktijk moeten die werkbaar zijn en rekening houden met politieke en economische realiteiten.
Hoe kijk jij nu, na het schrijven van je scriptie, anders naar de discussie over flexwerk en schijnzelfstandigheid?
Mijn blik is gekleurd door begrip voor zowel zzp’ers als werkgevers. Ik zie nu scherper welke rechten en plichten er spelen en wanneer iemand onbewust in een schijnzelfstandigheidssituatie belandt. Dat maakt me kritischer, maar ook realistischer over de noodzaak van heldere en duidelijke criteria.
Terugkomend op de ‘taai- en saaiheid’ van dit thema. Hoe kan dit onderwerp laagdrempeliger worden gebracht naar mensen toe die hier wel te maken mee krijgen maar zich inhoudelijk niet bezighouden ermee?
Door de rechten van zzp’ers en werknemers concreet te verduidelijken. Veel mensen weten niet dat ze bij spitsuren van schijnzelfstandigheid juist meer rechten krijgen. Duidelijke voorbeelden – zoals een Deliveroo-biker die aanspraak kan maken op transitievergoeding – maken de complexiteit tastbaar en relevant.

Vraag een vrijblijvend adviesgesprek aan

Vragen hierover? Neem contact met ons op.
Sem Overduin
Public Policy & Affairs Manager
Sem.Overduin@headfirst.nl
Oifik Youssefi
Public Affairs Officer
Oifik.Youssefi@headfirst.nl
Maaike van Driel
Head of Legal
Maaike.vanDriel@headfirst.group
Thomas ten Veldhuijs
Senior Legal Counsel
Thomas.tenVeldhuijs@headfirst.nl