Opiniestuk: De zzp-geest is uit de fles – laat werkenden zelf hun contractvorm kiezen

Recentelijk kwam arbeidsmarktdataspecialist Intelligence Group met cijfers waaruit blijkt dat het merendeel van de zzp’ers graag wil blijven ondernemen. Nog nooit wilden zo weinig zzp’ers terug in loondienst, slechts tien procent. In 2015 lag dit percentage op 18 procent. In alle opleidingsniveaus is dezelfde dalende trend te zien. Van gedwongen zelfstandig ondernemerschap is, zo durf ik op basis van deze informatie wel te stellen, nauwelijks nog sprake.

Ook onderzoeken van het CBS en data van de Zelfstandigen Enquête Arbeid laten keer op keer hetzelfde beeld zien: zzp’ers zijn – in vergelijking met werkenden in loondienst of uitzendkrachten – vaker tevreden over hun werkomstandigheden, gevoel van autonomie en de leermogelijkheden op het werk. Zzp’ers ervaren minder stress, zijn doorgaans trotser op het werk dat zij doen en hechten grote waarde aan hun gevoel van flexibiliteit en vrijheid. Positieve cijfers en een ontwikkeling die we mijns inziens moeten koesteren.

Niet voor niets stijgt het aantal zzp’ers al jaren snel. In Nederland zijn het er al ruim 1,2 miljoen. Wereldwijd is het met 1,57 miljard inmiddels de snelst groeiende groep werkenden op de arbeidsmarkt.

Waarom is volgens de minister het vaste contract de norm?
Ondanks deze duidelijke cijfers kwam minister Van Gennip (SZW) op 16 december 2022 met een stevige brief. Een brief vol met plannen en voorstellen die de duimschroeven aandraaien, het zzp-schap onaantrekkelijker maken en waar het werken in loondienst duidelijk als uitgangspunt wordt genomen. In deze plannen wordt zowel arbeidsrechtelijk als fiscaal de broekriem aangetrokken voor zzp’ers.

Het vaste contract is de norm en het mag van de minister wel wat minder met het aantal zzp’ers op de Nederlandse arbeidsmarkt. Dit lijkt haaks te staan op de keuzes die werkend Nederland maakt. De groep werkenden die gemiddeld genomen het meest gelukkig is, willen beperken? Te meer omdat het maar zeer de vraag is of zij daadwerkelijk terug zullen keren in loondienst als de regels strenger en de kaders beperkter worden.

Iedereen keihard nodig
Alle plannen en voorstellen die voor het voetlicht worden gebracht in de brief van afgelopen december en de bredere arbeidsmarktbrief van 3 april, hebben duidelijk als doel om flexwerk terug te dringen. Van Gennip laat dit ook duidelijk weten in speeches en televisieoptredens. De plannen zijn gebaseerd op de adviezen van de Commissie Borstlap en het SER MLT-advies, maar we gaan er veel te snel aan voorbij dat deze rapporten tot stand zijn gekomen in een werkelijk totaal andere tijd. De realiteit heeft ons ingehaald: we hebben op dit moment immers te maken met een extreem krappe arbeidsmarkt. Werkgevers en opdrachtgevers schreeuwen om personeel, vacatures worden minder snel vervuld en veel organisaties zien dit momenteel als dé grootste uitdaging en bedreiging voor de continuïteit van hun dienstverlening. Moet de insteek van het beleid en het politieke debat dan juist niet gaan over méér werkenden op de arbeidsmarkt krijgen in plaats van het terugdringen van flexwerk? Moeten we niet juist meer ruimte en flexibiliteit geven aan werkgevenden? En alle werkenden omarmen, of ze nou als zzp’er, werknemer of uitzendkracht aan het werk willen?

Criterium ‘inbedding’ wordt een slagveld
Als ik vervolgens inzoom op de inhoud van de zzp-plannen ben ik toch gematigd enthousiast. In de wandelgangen hoor ik dat de beleidsmedewerkers en betrokken organisaties worstelen om de drie elementen van gezag, inbedding en zelfstandig ondernemerschap verder in te vullen. Gaat het criterium ‘inbedding in de organisatie’ voor de gewenste duidelijkheid zorgen? We stoeien nu al ongelofelijk met elkaar om de term ‘gezag’ te verduidelijken. Zorgt het inbeddingscriterium dan voor duidelijkheid, of gaat het enkel en alleen nog meer onduidelijkheid creëren? Terwijl opdrachtgevers, intermediairs en zzp’ers juist al jaren roepen om duidelijke kaders en spelregels.

Als CEO van één van de grootste HR-tech dienstverleners van het land zie ik dagelijks inhuuraanvragen binnenkomen van tal van organisaties. Denk hierbij aan ministeries, gemeenten, bedrijven en universiteiten. En keer op keer vraag ik mij af; is deze functie of opdracht ingebed in de organisatie? Naar de huidige definitie van inbedding is het antwoord vaak ‘ja’: het gaat dan om professionals die worden ingevlogen om te werken aan een project of iemand tijdelijk te vervangen. Door steeds meer organisaties wordt veel projectmatig gewerkt. Ingehuurde professionals – neem software developers als voorbeeld – werken schouder aan schouder in teams met werknemers aan dezelfde projecten. Na verloop van tijd – momenteel gemiddeld 1 jaar – stroomt de professional uit en heeft de professional met zijn of haar kennis en expertise een waardevolle bijdrage geleverd aan de doelen van de opdrachtgever. De inhurende organisatie blij en de professional blij. En keer op keer vraag ik mij dan af; is dit straks nog wel mogelijk?

Zo niet, dan gaat dat serieuze gevolgen hebben voor de stabiliteit van organisaties. De zeer krappe arbeidsmarkt en de nu soms al haperende dienstverlening gaan in nog grotere problemen komen. Ik voorspel u: dit wordt net zo’n slagveld als in 2016 bij de invoering van de wet DBA.

Los van de vraag hoe je inbedding gaat definiëren, is de vraag die hieruit voortvloeit: wat wordt de onderlinge samenhang tussen de drie elementen gezag, inbedding en zelfstandig ondernemerschap? Hoeveel gewicht krijgen de ondernemerscriteria? Worden deze criteria daadwerkelijk gezien als contra-indicatie van het bestaan van een arbeidsovereenkomst? En kijken we dan naar inbedding van het werk dat uitgevoerd wordt? Of kijken we naar inbedding van de werkende?

Terecht heeft de Tweede Kamer op 9 februari dan ook kritische vragen gesteld naar aanleiding van de zzp-plannen. Op woensdag 31 mei ontving de Kamer van de minister maar liefst 56 pagina’s beantwoording. Naar mijn mening geeft de minister nog onvoldoende antwoord op die vragen. De bal ligt nu bij de Kamerleden om hier tijdens de Commissievergadering op 7 juni nogmaals op door te vragen.

Wat dan wel?
Ik ben positief gestemd over het feit dat ondernemerscriteria duidelijk benoemd worden in de brief van half december. Ga daarom aan de slag met de verdere uitwerking van duidelijke en toetsbare ondernemerscriteria. En haal, min of meer in lijn met het advies van de Commissie Boot, de ondernemerscriteria naar voren. Formuleer stevige criteria waar een zelfstandig ondernemer aan moet voldoen. Springt de werkende door deze hoepel, dan is hij of zij evident zelfstandig ondernemer en dan zijn begrippen zoals inbedding en gezag niet meer relevant. Dit komt ook de handhaafbaarheid ten goede omdat het aantal te controleren situaties zo veel kleiner wordt.

Waar ik al langer voor pleit, is dat we het zzp-vraagstuk meer sectoraal gaan benaderen. De doelgroep is simpelweg veel te heterogeen en divers om met generieke maatregelen de excessen te bestrijden. Het merendeel van de zzp’ers heeft, zoals gezegd, bewust gekozen voor het zelfstandig ondernemerschap en is tevreden over de werkomstandigheden en het gevoel van autonomie. Dat moeten we koesteren en niet met generieke maatregelen frustreren. Volg het voorbeeld van de zorgsector en ga juist in gesprek met brancheverenigingen en marktpartijen in sectoren waar veel publiek geld mee is gemoeid zoals het onderwijs en de kinderopvang. Maak met elkaar duidelijke afspraken over wanneer het wel of niet mogelijk is om als zzp’er aan het werk te gaan. Die aanpak sluit veel beter aan bij de diversiteit van de doelgroep en zo zorg je op sectoraal niveau voor maatwerk.

En ga ten derde zo snel mogelijk aan de slag met een basisstelsel voor alle werkenden op het gebied van arbeidsongeschiktheid. Trek het los van de contractvorm en zorg dat iedereen mee gaat betalen aan een collectief stelsel. Dat is solidair, houdt het stelsel betaalbaar en zorgt ervoor dat we alle kwetsbare werkenden beschermen tegen de gevolgen en risico’s van arbeidsongeschiktheid. Dat vraagt om een grote stelselwijziging en het nodige denkwerk, maar het is meer dan nodig dat we hier zo snel mogelijk mee beginnen.

De geest is uit de fles
De zzp-geest is uit de fles. Ik geloof er niet in dat top-down maatregelen vanuit Den Haag hier verandering in gaan brengen. Het aantal zzp’ers zal verder toenemen. Die beweging is onomkeerbaar. Daarom vraag ik politici en beleidsmakers in Den Haag die ontwikkeling te omarmen en juist de zaken eromheen goed te regelen. Focus minder op de contractvorm, zorg ervoor dat iedereen bijdraagt aan een collectief stelsel en biedt juist nu, in tijden van extreme krapte, meer ruimte en vrijheid aan werkenden. Op woensdag 7 juni zal men in de Kamer de degens kruisen. Ik ben benieuwd of dit soort fundamentele vragen opgeworpen gaan worden en hoop op een goed inhoudelijk debat. Tot dan!

Noot voor de redactie

Heeft u vragen of opmerkingen? Neem contact op met Maud Raaphorst, Teamlead Communicatie bij HeadFirst Group, te bereiken op 06 – 51 10 70 77 of maud.raaphorst@headfirst.nl