‘Het is onmogelijk dat helft van zzp’ers schijnzelfstandige is’
Recentelijk besteedde het Financieele Dagblad aandacht aan de afschaffing van het handhavingsmoratorium en de fiscale en arbeidsrechtelijke risico’s voor zzp’ers en opdrachtgevers. Deze zorgen zijn terecht, want ook bij HeadFirst Group merken wij een toenemend aantal vragen van opdrachtgevers over dit vraagstuk. Arbeidsrechtelijk en fiscaal zijn er aanzienlijke risico’s, dus goede informatie is cruciaal. Tegelijkertijd moeten we de rust bewaren, elkaar ondersteunen, échte zelfstandigen blijven inhuren en compliant gedrag aanmoedigen. In het FD-artikel viel het mij op dat er misverstanden bestaan over het aantal schijnzelfstandigen en dat verkeerde cijfers worden gepresenteerd. Als CEO van een HR-tech dienstverlener voel ik mij geroepen om op basis van feiten en objectief onderzoek te reageren. De bewering dat ‘de helft van alle zzp’ers een schijnzelfstandige kan zijn’, is namelijk ongefundeerd.
De Nederlandse politiek en polder werken al geruime tijd aan beleid om een duidelijker onderscheid te krijgen tussen werknemers en zelfstandigen. Het is belangrijk om deze discussie te voeren op basis van feiten en cijfers, want alleen dan kunnen we samen tot uitvoerbaar beleid komen dat écht werkt. Wij dragen bij aan deze discussie door onderzoek te verrichten met partners zoals ZiPconomy, ONL voor Ondernemers en SEO Economisch Onderzoek.
Feiten en cijfers over zzp-populatie
In ons recent gepubliceerde ‘Grip op het zzp-dossier’ beschrijven wij de zzp-populatie die in Nederland werkzaam is. Deze groep is heterogeen, divers en actief op de arbeidsmarkt in alle soorten en maten. Op basis van deze cijfers kan ik u één dingen zeggen: het is onmogelijk dat de helft schijnzelfstandige is. Van de ongeveer 1,2 miljoen zzp’ers op de arbeidsmarkt, verkopen ruim 270.000 producten. Deze vallen per definitie af als schijnzelfstandige. Daarnaast biedt een grote groep zzp’ers, ongeveer 329.000, hun arbeid aan particulieren. Ook zij vallen af als schijnzelfstandigen.
Als we verder inzoomen op de zzp’ers die arbeid aanbieden aan organisaties, zien we een grote groep die veel opdrachtgevers per jaar heeft en kortlopende opdrachten uitvoert. Deze groep groeit juist in vergelijking met de groep die langere opdrachten met weinig opdrachtgevers per jaar doet. In 2023 had 65% van de zzp’ers die eigen arbeid leveren meer dan vier opdrachtgevers per jaar. In 2021 lag dit percentage nog op 58%. Dan blijven er ongeveer 210.000 over, wat neerkomt op ongeveer 17,35% van het totaal. Ook in deze groep is niet iedereen een schijnzelfstandige.
Daarnaast blijf ik mij verbazen over de discussie over de houdbaarheid en betaalbaarheid van het sociale zekerheidsstelsel. Eerder gaven wij SEO Economisch Onderzoek de opdracht om de maatschappelijke en economische waarde van zelfstandig professionals (zij die in de categorie vallen met minder opdrachtgevers per jaar) in kaart te brengen. De cijfers liegen er niet om: overheid, bedrijfsleven en werkenden zelf zien allen positieve resultaten. Hoewel er minder premies worden betaald, wordt dit ruimschoots gecompenseerd door hogere belastinginkomsten.
Weg naar een werkbare oplossing
Tot slot ben ik mij bewust van de verschillende belangen en invalshoeken met betrekking tot het zzp-dossier. Tegelijkertijd blijkt keer op keer uit onderzoeken dat het merendeel van de zzp’ers heel bewust voor het ondernemerschap kiest, tevreden is over de werkomstandigheden en zich graag inzet voor de Nederlandse arbeidsmarkt en economie. Hoewel er vrije vogels en vogelvrijen tussen zitten, helpt het niet om te stellen dat de helft een schijnzelfstandige is; dit draagt niet bij een aan constructieve discussie of werkbare oplossing. Het rechtsvermoeden van werknemerschap onder een uurtarief van €32,24 is een uitstekend voorstel om kwetsbare werkenden aan de basis van de arbeidsmarkt een betere positie te geven. In een eerder opiniestuk riep ik al op om het wetsvoorstel ‘verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden’ op te knippen en het rechtsvermoeden snel te behandelen in de Tweede Kamer. Er is namelijk breed draagvlak voor in zowel de polder als het werkveld. Daarnaast moeten we met elkaar om de tafel om duidelijke ondernemerscriteria te formuleren, zodat zzp’ers en opdrachtgevers de duidelijkheid en erkenning krijgen die zij verdienen.