Oud-student Nienke Veldhuis: “Nederland kan leren van de duidelijke sectorale aanpak in België en Zwitserland”

Wat begon als een stukje feedback van haar professor leidde tot een masterscriptie waarin oud-masterstudent Arbeidsrecht Nienke Veldhuis platformarbeid en de kwalificatievraag onder de loep nam in vijf rechtsstelsels: Nederland, België, Duitsland, Frankrijk, Spanje en Zwitserland. Met haar onderzoek laat Nienke zien hoe theoretische vragen over ondernemerschap en gezag samensmelten met concrete praktijkcases in meerdere landen. Haar aanbeveling: combineer internationale vergelijking met sectorale precisie om het Nederlandse arbeidsrecht toekomstbestendig te maken. In gesprek met Oifik Youssefi van HeadFirst Group licht Nienke haar drijfveren, bevindingen en aanbevelingen toe, en reflecteert ze op de recente jurisprudentie rond Deliveroo en FNV/Uber. 

Wat maakte de kwalificatie van een arbeidsrelatie voor jou een interessant onderwerp om je masterscriptie aan te wijden?

Ik volgde een schrijfvak tijdens mijn master Arbeidsrecht en kon verschillende thema’s kiezen. Platformarbeid en de kwalificatievraag spraken me meteen aan, vooral na het Deliveroo-arrest. Terugkijkend las ik een aantekening van mijn professor over het onduidelijke gewicht van het element ondernemerschap als contra-indicatie bij het kwalificeren van een arbeidsrelatie. Vanaf dat moment wist ik: hier wil ik me in vastbijten, want dit speelt op dit moment aan alle kanten van de arbeidsmarkt. 

Hoe luister jij naar de beantwoording van de prejudiciële vragen in de zaak FNV/Uber?

De uiteindelijke uitspraak verbaasde me niet; vooral de bevestiging dat mijn scriptie geen cruciale fouten bevatte, was een opluchting. Het laat zien dat academische analyses kunnen aansluiten bij wat de Hoge Raad op dit terrein beslist. Saillant detail: mijn scriptiebegeleider was Gerrard Boot, die namens het Hof van Amsterdam de prejudiciële vragen stelde aan de Hoge Raad in de zaak FNV/Uber, Stefan Sagel was mijn tweede lezer en hij trad als advocaat op namens Uber in diezelfde zaak.

In hoeverre leefde dit thema onder je medestudenten en docenten?

Er was zeker aandacht: andere studenten keken naar herkwalificatie vanuit het perspectief van de sociale zekerheid of fiscale gevolgen. Mooie van dit thema is dat iedereen andere accenten plaatst in de benadering.  Die diversiteit onderstreept dat er nooit één eenduidige oplossing is.

De zwaarte van dit thema is niet aan iedereen besteed; sommigen noemen het zelfs hierom een taai en saai onderwerp. In hoeverre kan je je daarin vinden?

Saai is het absoluut niet. Het mooie van dit thema en überhaupt van thema’s in het juridisch domein is de veelzijdigheid ervan: in ons allereerste studiejaar leren we dat ‘het afhangt van de omstandigheden van het geval’ de kern is van elk juridisch vraagstuk. Per casus, per sector en per jurisprudentie kunnen dezelfde feiten immers totaal verschillend worden beoordeeld. Zowel de Europese Unie als nationale wetgevers blijven nieuwe handvatten aanreiken, maar uiteindelijk blijft het altijd maatwerk.

Gelet op die veelzijdigheid, hoe heb je je onderzoek juridisch afgebakend?

Mijn startpunt waren de prejudiciële vragen in de FNV/Uber-zaak zelf. Ik heb geprobeerd die systematisch te beantwoorden aan de hand van de jurisprudentie en wetgeving in de vijf geselecteerde landen. 

Hoe heb je de vijf landen gekozen en wat viel op in hun benaderingen?

België en Duitsland kozen zich vanzelf vanwege geografische nabijheid en juridische systeemgelijkenis met Nederland. Frankrijk en Spanje door hun rijke proceduregeschiedenis rond platformwerk, en Zwitserland omdat het buiten de Europese Unie valt maar wel Europese impact ondervindt. Opvallend is hoe elk land verschillende gewichten toekent en andere invalshoeken heeft: België kijkt nadrukkelijker naar het zelfstandig ondernemerschap, Duitsland naar de inbedding in de organisatie, Frankrijk naar de afwezigheid van ondergeschiktheid, Spanje in mindere mate naar ondernemerschap versus gezag, en Zwitserland splitst de criteria tussen het socialezekerheidsrecht en het arbeidsrecht. 

Wat kan Nederland leren van deze buitenlandse benaderingen?

België’s sectorale systeem biedt houvast en helderheid: per sector gelden specifieke richtlijnen en specifieke criteria. Zwitserland toont hoe je socialezekerheidsrecht en arbeidsrecht strategisch kunt opsplitsen, waardoor je per domein andere accenten kunt leggen. Die voorbeelden helpen om in Nederland maatwerk te legitimeren en tegelijkertijd consistente kaders te behouden.

Opmerkelijk aan het publieke debat rondom de kwalificatietoets is de positie van academici: hoe kijk je naar de actievere rol van hen in dit debat? 

Ik juich het toe. Dankzij kritische wetenschappers blijven de wetgever (politiek) en rechtspreker (rechters) scherp. De Deliveroo– en Uber-zaken zijn voorbeelden van hoe platformbedrijven ontwikkelingen in gang zetten die pas juridisch vitaal worden zodra de gevallen omvangrijker zijn. Academici vormen zo een belangrijke schakel tussen praktijk en recht.

Hoe verschilt juridisch onderzoek in de praktijk van wat je op de universiteit leert?

Tijdens mijn stage bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in de zomer van 2024 merkte ik hoe wetgeving in de Haagse sfeer tot stand komt. Bij een advocatenkantoor, waar ik eind vorig jaar stageliep, zag ik juist dat praktische toetsbaarheid centraal staat. Op de universiteit leer je ideale kaders; in de praktijk moeten die werkbaar zijn en rekening houden met politieke en economische realiteiten. 

Hoe kijk jij nu, na het schrijven van je scriptie, anders naar de discussie over flexwerk en schijnzelfstandigheid?

Mijn blik is gekleurd door begrip voor zowel zzp’ers als werkgevers. Ik zie nu scherper welke rechten en plichten er spelen en wanneer iemand onbewust in een schijnzelfstandigheidssituatie belandt. Dat maakt me kritischer, maar ook realistischer over de noodzaak van heldere en duidelijke criteria.

Terugkomend op de ‘taai- en saaiheid’ van dit thema. Hoe kan dit onderwerp laagdrempeliger worden gebracht naar mensen toe die hier wel te maken mee krijgen maar zich inhoudelijk niet bezighouden ermee?

Door de rechten van zzp’ers en werknemers concreet te verduidelijken. Veel mensen weten niet dat ze bij spitsuren van schijnzelfstandigheid juist meer rechten krijgen. Duidelijke voorbeelden – zoals een Deliveroo-biker die aanspraak kan maken op transitievergoeding – maken de complexiteit tastbaar en relevant. 

HeadFirst Group Kantoor

Vraag een vrijblijvend adviesgesprek aan

Vragen hierover? Neem contact met ons op.

Sem Overduin
Public Policy & Affairs Manager
Sem.Overduin@headfirst.nl

Oifik Youssefi
Public Affairs Officer
Oifik.Youssefi@headfirst.nl

Maaike van Driel
Head of Legal
Maaike.vanDriel@headfirst.group

Thomas ten Veldhuijs
Senior Legal Counsel
Thomas.tenVeldhuijs@headfirst.nl


Tweede Kamer stemt in met WTTA: dit zijn de gevolgen voor uitleners

Op 15 april 2025 heeft de Tweede Kamer met een ruime meerderheid ingestemd met de Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (WTTA). Deze wet introduceert een verplicht toelatingsstelsel voor alle ondernemingen die arbeidskrachten ter beschikking stellen, zoals uitzendbureaus en detacheerders. In tegenstelling tot wat soms wordt gedacht, is de WTTA niet uitsluitend gericht op uitzendkrachten, maar geldt deze voor alle partijen die onder de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (WAADI) vallen. 

Wat houdt de WTTA in? 

De WTTA beoogt de kwaliteit en betrouwbaarheid van arbeidsbemiddeling te verbeteren door een toelatingsplicht in te voeren voor bedrijven die arbeidskrachten ter beschikking stellen. Deze bedrijven moeten voldoen aan specifieke normen en mogen alleen aan terbeschikkingstelling van arbeidskrachten doen als zij toegelaten zijn tot het stelsel. Het doel is om malafide praktijken te bestrijden en de positie van arbeidskrachten, met name arbeidsmigranten, te versterken.

Tijdlijn van het wetsvoorstel 

  • 2021-2022: De eerste contouren van de WTTA worden geschetst, mede naar aanleiding van rapporten over misstanden in de uitzendsector met arbeidsmigranten.  
  • 2023: Het wetsvoorstel wordt voorbereid en in consultatie gebracht, waarbij belanghebbenden hun input kunnen leveren. 
  • 2024: Na verwerking van de consultatiereacties wordt het wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer. 
  • 8 april 2025: De Tweede Kamer stemt over diverse amendementen en moties met betrekking tot het wetsvoorstel. Belangrijke voorgestelde wijzigingen zijn onder andere: 
  • Uitzonderingen op de toelatingsplicht voor specifieke sectoren, zoals sociaal werkbedrijven en bepaalde onderwijsinstellingen. 
  • De mogelijkheid voor de minister om toelating te weigeren of in te trekken bij veroordelingen voor arbeidsmarktdiscriminatie. 
  • Een zorgplicht voor correcte registratie van arbeidskrachten in de Basisregistratie Personen (BRP). 
  • Een maximumtarief voor de jaarlijkse leges die uitleners moeten betalen aan de Toelatende Instantie, vastgesteld op €3.611. 
  • Een versnelde evaluatie van de wet na drie jaar in plaats van vijf. 
  • De handhaving door de Arbeidsinspectie vooral te focussen op sectoren waar misstanden met arbeidsmigranten aantoonbaar bekend zijn. 
  • 15 april 2025: De Tweede Kamer stemt in met de WTTA. 

Gevolgen voor uitleners

 
Binnen de WTTA mogen uitleners alleen arbeidskrachten ter beschikking stellen als zij een toelating hebben verkregen van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Om deze toelating te verkrijgen, moeten uitleners voldoen aan strikte eisen, waaronder het overleggen van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) en het stellen van een financiële borgsom van €100.000. Bedrijven die gebruik maken van uitzendbureaus, de zogenoemde inleners, mogen alleen zakendoen met uitzendbureaus die toegelaten zijn tot de markt. Een nieuwe toelatende partij, binnen het ministerie van SZW, zal namens de minister besluiten nemen over de toelating van uitzendbureaus. Deze partij kan ook uitzenders schorsen en een toelating intrekken bij ernstige misstanden.

Kritiek

Hoewel de WTTA brede politieke steun geniet, is er ook stevige kritiek geuit, met name over de toenemende regeldruk en de brede reikwijdte van de wet. Zo waarschuwde het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) begin 2025 dat de jaarlijkse regeldruk als gevolg van de WTTA kan oplopen tot maar liefst 143 miljoen euro. Dit bedrag komt voort uit verplichte administratieve lasten, zoals het verkrijgen van inspectierapporten, het aanhouden van financiële zekerheden, en de aanvraagprocedures voor toelating. Daarnaast is er zorg over de reikwijdte van de wet, die niet alleen uitzendbureaus raakt, maar ook andere vormen van arbeidsbemiddeling onder de WAADI . Die brede toepassing maakt de wet volgens critici disproportioneel belastend.

Vooruitblik: behandeling in de Eerste Kamer 

Met de goedkeuring van de Tweede Kamer is de volgende stap gezet in het wetgevingsproces. Het wetsvoorstel gaat nu richting de Eerste Kamer voor behandeling. Wanneer dit zal plaatsvinden, is nog niet bekend. Een definitieve invoeringsdatum is nog niet bekend, maar minister Van Hijum (SZW) heeft eerder beloofd in april een brief te sturen naar de Tweede Kamer met meer informatie over de invoeringsdatum en tijdslijn.

De invoering van de WTTA markeert een omvangrijke stap in de regulering van organisaties die actief zijn in de wereld van arbeidsbemiddeling in Nederland. Het is nu aan de Eerste Kamer om het wetsvoorstel verder te beoordelen en te besluiten over de wet definitief wordt ingevoerd.  

Mochten er vragen zijn over de WTTA, neem dan contact met ons op via publicaffairs@headfirst.nl  

 

Rapportage Regeldruk SZW-domein analyse en aanbevelingen | Rapport | Adviescollege toetsing regeldruk 

 

Vraag een vrijblijvend adviesgesprek aan

Vragen hierover? Neem contact met ons op.

Sem Overduin
Public Policy & Affairs Manager
Sem.Overduin@headfirst.nl

Oifik Youssefi
Public Affairs Officer
Oifik.Youssefi@headfirst.nl

Maaike van Driel
Head of Legal
Maaike.vanDriel@headfirst.group

Thomas ten Veldhuijs
Senior Legal Counsel
Thomas.tenVeldhuijs@headfirst.nl


Is er voldoende steun voor de Zelfstandigenwet? De Kamer is verdeeld over de VBAR en initiatiefwet Aartsen

Zzp-debat zet verhoudingen op scherp: Kamer verdeeld over toekomst VBAR en alternatief voorstel van VVD, D66, CDA en SGP

Het politieke landschap rond het zzp-dossier is volop in beweging na het Commissiedebat ZZP op donderdag 3 april. De Kamercommissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid ging vorige week namelijk in debat met de bewindspersonen Van Hijum (SZW) en Van Oostenbruggen (Fiscaliteit en Belastingdienst). Centraal stond de voortgang van het veel besproken en stevig bekritiseerde wetsvoorstel Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden (VBAR). Op 27 maart stuurde minister Van Hijum nog een Kamerbrief naar de Tweede Kamer, waarin hij liet weten het wetsvoorstel aan te passen na de belangrijke uitspraak van de Hoge Raad in de zaak FNV/Uber. Deze uitspraak leidde ertoe dat het externe ondernemerschap gelijkgesteld wordt aan werknemerschap en zelfstandigheid binnen de arbeidsrelatie.

Kamerleden nog steeds kritisch over aanpassing VBAR

Tijdens het debat bleek duidelijk dat meerdere Kamerleden nog steeds stevige bedenkingen hebben bij de VBAR. De kritiek richt zich voornamelijk op het feit dat de voorgestelde aanpassingen slechts “codificatie van gerechtelijke uitspraken” lijken te zijn, wat volgens diverse fracties onvoldoende is om schijnzelfstandigheid effectief aan te pakken. Zo noemde Rikkers-Oosterkamp (BBB) het wetsvoorstel VBAR als ‘schieten met hagel op een mug’ en vroeg Kamerlid Flach (SGP) nogmaals aandacht voor het opknippen van het wetsvoorstel, aangezien er veel draagvlak en steun is voor het rechtsvermoeden van werknemerschap onder een bepaald uurtarief.

Alternatief voorstel Aartsen (VVD): Belgisch model als inspiratie

VVD-Kamerlid Aartsen gebruikte het debat om nadrukkelijk aandacht te vragen voor zijn initiatiefwet, die geïnspireerd is op wet- en regelgeving in België. Het voorstel werd op donderdagochtend gepubliceerd, slechts een paar uur voor het zzp-debat. De essentie van dit voorstel is dat er vooraf meer duidelijkheid komt of er sprake is van een zelfstandig ondernemer of werknemer. Ook komt er meer aandacht voor de positie van de zelfstandige zelf, in plaats van criteria en elementen binnen de arbeidsrelatie. Hiermee kan vooraf helderheid worden geboden en schijnzelfstandigheid voorkomen worden, aldus Thierry Aartsen.

De partijen D66, CDA en SGP steunen het initiatief van Thierry Aartsen. Kamerlid Vijlbrief (D66) benadrukte tijdens het debat dat het voorstel eindelijk een heldere juridische aanpak biedt voor de problematiek die al ruim vijftien jaar speelt rond zelfstandigheid en schijnzelfstandigheid.

NSC en PVV kritisch: afspraken hoofdlijnenakkoord belangrijk

Toch kreeg het voorstel van Aartsen niet alleen maar positieve reacties. Vooral de NSC en PVV waren uitgesproken kritisch, met name omdat zij vinden dat het voorstel niet aansluit bij de eerder gemaakte afspraken uit het Hoofdlijnenakkoord. In het Hoofdlijnenakkoord staat namelijk opgenomen dat er verder wordt gewerkt aan het wetsvoorstel VBAR.

Kamerlid Boon (PVV) was dan ook kritisch op Aartsen: “ik schrik ervan hoe makkelijk Aartsen over eerder gemaakte afspraken heen stapt.”. Ook Kamerlid Saris (NSC) gaaf aan dat “afspraak afspraak is” en dat NSC vasthoudt aan de afspraken uit het Hoofdlijnenakkoord. Dit maakte meteen duidelijk dat steun vanuit de coalitiepartners NSC en PVV voor het voorstel van Aartsen niet vanzelfsprekend is.

Herstel- en Veerkrachtsplan zet extra druk op aanpak schijnzelfstandigheid

Tijdens het debat kwam ook duidelijk naar voren dat Nederland afspraken in 2022 heeft gemaakt met de EU via het Herstel- en Veerkrachtsplan, waarin expliciet aandacht wordt besteed aan het aanpakken van schijnzelfstandigheid. DENK-Kamerlid Ergin vroeg hierbij expliciet of de VBAR met naam genoemd wordt in dit plan, of dat alternatieven zoals het voorstel van Aartsen mogelijk ook aan de Brusselse voorwaarden kunnen voldoen. Minister Van Hijum gaf aan hiernaar te kijken, maar benadrukte tegelijkertijd dat wijzigingen aan de afspraken met de Europese Commissie beperkt mogelijk zijn. Hiermee is uiteindelijk €600 miljoen gemoeid.

 

Eerste reacties uit het maatschappelijk middenveld

De Vereniging Zelfstandigen Nederland (VZN) heeft kritisch gereageerd naar aanleiding van het debat. Volgens VZN blijft het probleem van de VBAR dat het vooral inzet op “reparatie” en codificatie, zonder daadwerkelijk een structurele oplossing te bieden voor het onderliggende probleem van schijnzelfstandigheid. VZN benadrukt het belang van een helder en transparant toetsingskader waarbij zelfstandigen vooraf zekerheid krijgen. In dat licht spreekt het Belgische model van Aartsen hen aan, maar benadrukt VZN ook dat bredere politieke consensus noodzakelijk is om werkelijk tot een duurzame oplossing te komen.

Ook de coalitie van brancheverenigingen, bestaande uit de ABU, NBBU, Bovib, VvDN en RIM, blijft kritisch op de VBAR. Zij hebben laten weten dat de VBAR overbodig is na het Uber-arrest en roepen op om het rechtsvermoeden van werknemerschap snel in te voeren en daadwerkelijk aan de slag te gaan met de hervorming van de sociale zekerheid.

Politieke verhoudingen: PVV uiterst kritisch

De politieke dynamiek rondom dit dossier is uiterst boeiend. Momenteel kan het voorstel van VVD, D66, CDA en SGP rekenen op 41 zetels in de Tweede Kamer. Dit is een stevige basis, maar nog onvoldoende voor een parlementaire meerderheid. De BBB is uiterst kritisch op de VBAR en de kans is groot dat deze partij uiteindelijk ook het voorstel van Aartsen zal steunen. Dit zal ook weer grote gevolgen hebben voor de verhoudingen in de Eerste Kamer, waar de BBB met 16 zetels een stevige positie heeft.

De komende periode zal duidelijk maken of er eindelijk een breed gedragen oplossing komt voor het al jarenlang voortdurende probleem van schijnzelfstandigheid. Eén ding is zeker: de politieke verdeeldheid blijft aanwezig en het wordt een uitdaging om beide voorstellen met elkaar in evenwicht te brengen.

Vraag een vrijblijvend adviesgesprek aan

Vragen hierover? Neem contact met ons op.

Sem Overduin
Public Policy & Affairs Manager
Sem.Overduin@headfirst.nl

Oifik Youssefi
Public Affairs Officer
Oifik.Youssefi@headfirst.nl

Maaike van Driel
Head of Legal
Maaike.vanDriel@headfirst.group

Thomas ten Veldhuijs
Senior Legal Counsel
Thomas.tenVeldhuijs@headfirst.nl


Onderzoek bevestigt: vermoeden van werknemerschap groter bij lager uurtarief zzp'er

De arbeidsmarkt is continu in ontwikkeling. Met name de positie van zzp’ers blijft een onderwerp van debat, zowel in de samenleving als in de politiek. De vraag of iemand als zelfstandige ingehuurd mag worden, is niet altijd eenvoudig te beantwoorden. Recent onderzoek van SEO Economisch Onderzoek biedt nieuwe inzichten: door te kijken naar de kenmerken en uurtarieven van zzp’ers met zakelijke opdrachtgevers, wordt met dit onderzoek aangetoond dat veel kenmerken van werknemerschap zich voordoen bij zzp'ers met lage uurtarieven. Zij voldoen vaker aan criteria waarmee werknemerschap wordt aangemerkt. Dit zijn interessante inzichten en resultaten in het kader van wetsvoorstel Verduidelijking Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden (VBAR). 

Meer kenmerken van werknemerschap bij laag uurtarief 

Het SEO-onderzoek richt zich op de kenmerken en tarieven van zzp’ers en brengt in kaart in hoeverre zij kenmerken van werknemerschap vertonen. De belangrijkste bevindingen zijn: 

  • Zzp’ers met lagere uurtarieven hebben vaker te maken met werkinhoudelijke aansturing en organisatorische inbedding, kenmerken die passen bij een arbeidsrelatie. 
  • Afhankelijk van de methode waarop het uurtarief wordt berekend, zou tussen de 15 en 28 procent van de zzp’ers onder een rechtsvermoeden van werknemerschap kunnen vallen bij een tarief van 32,24 euro per uur. 
  • In sectoren als de bouw, creatieve industrie en zakelijke dienstverlening is het risico op schijnzelfstandigheid groter, doordat veel zelfstandigen afhankelijk zijn van één of enkele opdrachtgevers.

 

De VBAR en het rechtsvermoeden van werknemerschap 

De vraag hoe om te gaan met een duidelijker onderscheid tussen werknemers en zelfstandigen, is een terugkerende discussie in politiek en samenleving. Het wetsvoorstel VBAR tracht de arbeidsrelatie te verduidelijken aan de hand van een toetsingskader en door een rechtsvermoeden van werknemerschap in te voeren. Dat laatste betekent dat bij een uurtarief van 33 euro of lager sneller wordt aangenomen dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst. Alhoewel het VBA-gedeelte op veel kritiek kan rekenen van zzp-organisaties, brancheverenigingen en politieke partijen, kent de R (rechtsvermoeden van werknemerschap) brede politieke en maatschappelijke steun.  

 

Het SEO-onderzoek laat zien dat een aanzienlijk deel van de werkenden met lage uurtarieven zich in een afhankelijke en kwetsbare positie bevindt. Dit maakt een voorstel zoals het rechtsvermoeden van werknemerschap onder een bepaald uurtarief een logisch vervolg op de geconstateerde problematiek.  

 

Sectorale verschillen en het belang van het rechtsvermoeden 

Niet in alle sectoren is het risico op schijnzelfstandigheid even groot. Het SEO-onderzoek toont aan dat er sectoren zijn waar werkenden structureel lage uurtarieven hanteren en deze werkenden vertonen ook meer indicaties van het werknemerschap. Deze sectorale verschillen onderstrepen het belang van een zorgvuldige wet- en regelgeving. Het rechtsvermoeden is een instrument dat misstanden kan tegengaan, terwijl het ruimte laat voor echte ondernemers om als zelfstandige te blijven werken. Dit is van belang om een balans te vinden tussen enerzijds de bescherming van werkenden met lage uurtarieven en anders de ruimte en vrijheid om te ondernemen.  


Slim inhuren in een wereld die razendsnel verandert – zo krijg je grip!

Hoe houd je controle over inhuur als alles steeds sneller verandert? Simpel: met betere data wordt strategisch inhuren een stuk makkelijker. Tijdens het ‘Grip op Inhuur’-event van Nevi en HeadFirst Group deelden experts hun inzichten, cijfers en praktijkervaringen. “Kennis bundelen is nu belangrijker dan ooit,” aldus Rutger Treffers, Commercieel Directeur bij HeadFirst Group.

Vlak voor het event kwam het nieuws binnen: Europa wil maar liefst 800 miljard extra aan defensie uitgeven. Inkopers weten wat dat betekent. In een economie die al op volle toeren draait, zal dat de arbeidsmarkt alleen maar krapper maken.

Tijdens het ‘Grip op Inhuur’-event van Nevi Zuidwest & Noordwest en HeadFirst Group werd opnieuw duidelijk hoe sterk wereldwijde ontwikkelingen doorwerken op de arbeidsmarkt. Een van de 160 aanwezige inkopers in het HeadFirst Group theater in hoofddorp verwoordde het treffend: ‘Eerder zag ik de link niet tussen ons werk en het dagelijkse nieuws, maar nu besef ik hoeveel invloed het op onze branche heeft.’

Ook Jolanda ten Hoeve, inkoop- en contractmanager bij ECT Rotterdam, onderstreepte het belang van die brede blik: “Je moet als professional begrijpen wat er wereldwijd speelt en welk effect dat heeft op je organisatie. Wendbaarheid is nóg belangrijker geworden, zeker met de geopolitieke spanningen en de krapte op de arbeidsmarkt.”

Door deze veranderingen goed te volgen en strategisch in te spelen op de krappe arbeidsmarkt, kunnen inkopers niet alleen uitdagingen het hoofd bieden, maar ook nieuwe kansen creëren.

Honderdzestig inkopers kwamen samen voor een interactieve middag, georganiseerd door HeadFirst Group en Nevi Zuidwest en Noordwest. Hoe behoud je regie over inhuur in een landschap waar snelheid en flexibiliteit steeds belangrijker worden? De presentaties boden waardevolle inzichten en praktische handvatten om als inkoper het overzicht te bewaren in een wereld die in razend tempo verandert.

Wat speelt er in de inhuurmarkt?

Eerst de cijfers, want alle presentaties tijdens de middag waren stevig onderbouwd met data. Geert-Jan Waasdorp, directeur en oprichter bij Intelligence Group: “De arbeidsmarkt draait nog steeds op volle toeren. Met een arbeidsmarktparticipatie van 85% ziet het er goed uit.” Maar, zo waarschuwde hij, de markt heeft wel zijn piek bereikt. “Het koelt wat af.”

Bovendien zit de arbeidsmarkt vol onzekerheden. Denk aan ‘zwarte zwanen’ – zeldzame, onverwachte gebeurtenissen die je niet kunt voorspellen. Trump? Rusland?

Maar er is nóg een probleem, volgens Waasdorp. Ondanks de berg aan data blijft veel onzichtbaar, vooral rond flexwerk. Zo ontdekte hij onlangs (pas) dat alle enquêtes van TNO en CBS alleen in het Nederlands zijn.

En dat terwijl 25% van de werkenden in Nederland geen Nederlands spreekt. Van ASML-medewerkers tot Poolse arbeidsmigranten – een flinke groep blijft daardoor compleet buiten de statistieken.

Cijfers die tellen

Uiteraard ging het ook over de wet DBA, schijnzelfstandigheid en het wetsvoorstel VBAR. Volgens Sem Overduin, manager Public Affairs van HeadFirst Group, hoeven we niet in een kramp te schieten: “Zorg voor een up-to-date inhuurbeleid en houd je documentatie op orde. Leg helder vast waarom je bepaalde keuzes maakt. En betrek de sleutelfiguren in je organisatie: zorg dat ze het proces en de wetgeving goed begrijpen.”

Volgens Waasdorp raakt het opheffen van het handhavingsmoratorium op de wet DBA vooral de publieke sector. “Er zijn nog nooit zo weinig overheidsopdrachten geweest.”

Een andere opvallende trend in de zzp- en detacheermarkt: “In geen enkele sector is de loonkloof zo klein als hier. Ondernemerschap lijkt hier hand in hand te gaan met emancipatie.” aldus Waasdorp.

Hoe goed is jouw externe inhuur geregeld?

Adviseur externe inhuur Paul Oldenburg hield de aanwezige inkopers tijdens deze dag een spiegel voor: hoe goed is jouw externe inhuur geregeld?

Te vaak ligt de focus op de korte termijn, zijn processen inefficiënt en ontbreken duidelijke tariefafspraken. Oldenburg liet helder zien hoe je de inhuurstrategie slimmer aanpakt. Hoe verbeter je de sourcingstrategie? Hoe maak je duidelijke afspraken met bureaus? Hoe werk je efficiënter samen en vermijd je risico’s?

Slimmer inhuren draait niet alleen om kostenbesparing. Een doordacht inhuurbeleid zorgt ook voor continuïteit én compliancy.

Sterke troef – wereldwijde data

’s Middags konden de aanwezigen kiezen uit verschillende verdiepende sessies. Eén daarvan zoomde in op de uitzendbranche: hoe combineer je continuïteit en flexibiliteit zonder hoge kosten? En hoe werk je daarbij slim samen met je leverancier?

Edward Norg, operationeel directeur van Randstad, gaf hierop een helder antwoord:
“We kijken vaak alleen naar het tarief, maar dat is slechts het topje van de ijsberg. De echte winst zit daaronder: minder verloop en verzuim, lagere inwerkkosten, effectief poolmanagement – een flexibele groep medewerkers die meebeweegt met de klantvraag – en slimme data-analyse.”

 

Data-gedreven inhuurstrategie

Tijdens de workshop over het ICT-inhuursegment dook HeadFirst Group in de kracht van een dynamic tiering structuur. Welke datapunten zijn écht bepalend bij het managen van leveranciers? Het antwoord ligt in een strategische benadering. “Inhuur is geen kwestie van ad-hoc beslissingen, maar van datagedreven optimalisatie,” zegt Sam van de Kreeke. “Door vooraf duidelijke bedrijfsdoelstellingen te formuleren en deze continu te toetsen aan relevante data – zoals bijvoorbeeld tarieven, conversie en doorlooptijden – trek je de juiste leveranciers aan en verhoog je de effectiviteit van je inhuurbeleid,” voegt Boy Kies toe.

Veranderingen in wereldeconomie en arbeidsmarkt

“Met data kunnen bedrijven schommelingen en trends vroegtijdig signaleren en hierop inspelen,” zegt Lex van der Giessen van werving- en selectiebureau Sonsbach en een van de genodigden.

Toch maken de huidige wereldeconomie en geopolitieke situatie het er niet makkelijker op,” voegt hij toe. Ondanks steeds diepgaandere inzichten kunnen plotselinge verstoringen een grote impact hebben – zowel economisch als op de arbeidsmarkt.”

De sleutel? Wendbaarheid. Van der Giessen Een flexibele schil maakt je organisatie weerbaarder. Bedrijven die uitsluitend met vaste medewerkers werken, hebben minder slagkracht. Flexibele krachten bieden juist de mogelijkheid om snel bij te sturen en op het juiste moment de juiste mensen aan te trekken.”

Jolanda ten Hoeve, inkoop- en contractmanager bij ECT Rotterdam: “Het was een erg boeiend evenement, vooral omdat de presentaties grotendeels gebaseerd waren op interessante cijfermatige onderbouwingen. Dat gaf een mooi feitelijk beeld van de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt.”

BRON: ZiPconomy 

Vraag een vrijblijvend adviesgesprek aan

Vragen hierover? Neem contact met ons op.

Sem Overduin
Public Policy & Affairs Manager
Sem.Overduin@headfirst.nl

Oifik Youssefi
Public Affairs Officer
Oifik.Youssefi@headfirst.nl

Maaike van Driel
Head of Legal
Maaike.vanDriel@headfirst.group

Thomas ten Veldhuijs
Senior Legal Counsel
Thomas.tenVeldhuijs@headfirst.nl


Werkbezoek Kamerlid Thierry Aartsen (VVD) aan HeadFirst Group

Op maandag 17 maart verwelkomde HeadFirst Group VVD-Kamerlid Thierry Aartsen voor een werkbezoek. Thierry Aartsen is als woordvoerder binnen de VVD verantwoordelijk voor het arbeidsmarkt- en zzp-dossier. Tijdens het werkbezoek werd er stilgestaan bij ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, de Belgische wet- en regelgeving omtrent het inhuren van zzp’ers en de uitdagingen die wij als HR-dienstverlener ervaren.  

Stevig vastgebeten in het dossier arbeidsmarkt en zzp 

Thierry Aartsen heeft zich de afgelopen tijd stevig vastgebeten in het arbeidsmarkt- en zzp-dossier. Als Kamerlid maakt hij zich hard voor zelfstandig ondernemers, het tegengaan van regeldruk en de gevolgen van onduidelijke wet- en regelgeving. In eerdere debatten over de opheffing van het handhavingsmoratorium per 1 januari 2025 heeft hij onder andere gepleit voor een ‘zachte landing’ en een realistische en werkbare aanpak, waarbij handhaving niet leidt tot inperking en onzekerheid bij opdrachtgevers en zelfstandig ondernemers.  

De rol van een intermediair en waardevolle data  

Marion van Happen, CEO van HeadFirst Group, gaf Thierry Aartsen een korte organisatie over het bedrijf en de rol en toegevoegde waarde van een intermediair op de arbeidsmarkt. Marion nam Thierry mee in de verschillende soorten dienstverlening en de uitdagingen waar de sector voor staat. Vervolgens heeft Ton Sluiter, Manager Data bij HeadFirst Group, een verdiepende presentatie gegeven over de data die wij verzamelen en ontwikkelingen en trends op de arbeidsmarkt. In de presentatie bracht Ton voor het voetlicht hoe de vraag naar zelfstandigen zich ontwikkelt en naar welke vaardigheden en kennis vraag is.  

Het inhuurproces, praktische uitdagingen België 

Na de presentaties gingen we met elkaar de werkvloer op. Onder leiding van Sem Overduin van het public affairs team kreeg Aartsen een kijkje achter de schermen bij de afdelingen recruitment en contractmanagement. Dit bood hem de gelegenheid om meer vragen te stellen over het inhuurproces en inzicht te krijgen in de uitdagingen waar onze collega’s tegenaan lopen. Zo blijft het complex om arbeidsrelaties holistisch te beoordelen en te zorgen voor goede en duidelijke opdrachtomschrijvingen. Verder stonden we stil bij de vragen die collega’s ontvangen van opdrachtgevers en zzp’ers. Dit leidde tot een constructieve uitwisseling van ideeën en mogelijke verbeterpunten.  

 

Verder hebben we uitvoerig gesproken over wet- en regelgeving in België omtrent de inhuur van zelfstandigen. De Belgische Arbeidsrelatiewet is een inspiratiebron; een aparte wet regelt namelijk de beoordeling van de arbeidsrelatie tussen opdrachtnemer en opdrachtgever. Het gesprek onderstreepte de noodzaak van een gedegen en toekomstbestendig beleid dat recht doet aan de belangen en behoeften van zowel zelfstandigen als opdrachtgevers. 

Voortzetting van de dialoog 

Het werkbezoek van Thierry Aartsen aan HeadFirst Group was waardevol en bood ruimte voor verdieping in de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en het zzp-dossier. We waarderen de nuttige gesprekken die gevoerd zijn en zullen ook in de toekomst onze data en kennis in blijven zetten om bij te dragen aan een goed en inhoudelijk publiek-maatschappelijk debat over de toekomst van de arbeidsmarkt.  

Vraag een vrijblijvend adviesgesprek aan

Vragen hierover? Neem contact met ons op.

Sem Overduin
Public Policy & Affairs Manager
Sem.Overduin@headfirst.nl

Oifik Youssefi
Public Affairs Officer
Oifik.Youssefi@headfirst.nl

Maaike van Driel
Head of Legal
Maaike.vanDriel@headfirst.group

Thomas ten Veldhuijs
Senior Legal Counsel
Thomas.tenVeldhuijs@headfirst.nl


Debat over de WTTA: Tweede Kamer legt spanning bloot tussen regeldruk, uitvoering en bescherming van arbeidsmigranten

De Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (WTTA) moet misstanden in de uitzendsector tegengaan, maar dreigt volgens critici uit te groeien tot een groot bureaucratisch web. Tijdens het plenaire debat van dit omvangrijke wetsvoorstel op 12 maart werd duidelijk dat Kamerleden verdeeld zijn over de balans tussen marktregulering en de bescherming van arbeidsmigranten. 

Ondanks brede politieke steun, veel zorgen over uitvoering en regeldruk  

In het debat, waar vertegenwoordigers van VVD, SP, CDA, NSC, PVV, SGP, DENK, D66, BBB en GroenLinks-PvdA aanwezig waren, kwamen uiteenlopende standpunten en zorgen naar voren. Aartsen (VVD) steunde de wet, maar waarschuwde voor de stijgende regeldruk en noemde de WTTA een vorm van “zelfrijzend bakmeel” – een verwijzing naar het risico dat de bureaucratie zichzelf blijft voeden en steeds verder uitdijt. Ook Rikkers (BBB) liet in het debat weten zorgen te hebben over de brede reikwijdte van het toelatingsstelsel en ‘wat voor een impact dit kan hebben op bonafide uitleners’.  

Van Kent (SP) ging daarentegen vol in op een strenger kader en stelde dat de wet niet ver genoeg gaat. Hij pleitte voor een hogere en permanente waarborgsom om malafide bemiddelaars uit de markt te drukken. Patijn, Kamerlid voor GroenLinks-PvdA, sloot zich hierbij aan en benadrukte dat de Arbeidsinspectie een grotere en actievere rol moet spelen in het opsporen van misstanden. Het normenkader is volgens Patijn niet toereikend en beide partijen riepen op om tempo te maken met de invoering van het wetsvoorstel.

Uitzondering voor sectoren

Ondanks de brede steun in de Tweede Kamer voor strengere regulering, maakten diverse Kamerleden zich zorgen over de brede reikwijdte van het wetsvoorstel. Zo kwam Ergin (DENK) met een amendement om de topsportsector uit te zonderen van de WTTA en Ceder (ChristenUnie) diende een amendement in om sociale werkbedrijven uit te zonderen van de WTTA. De Kamerleden Boon (PVV) en Flach (SGP) vroegen in het debat om bijvoorbeeld een uitzonderingspositie voor hoogopgeleid personeel.  

Daarnaast werd de lange overbruggingsperiode bekritiseerd: de wet wordt pas, op zijn vroegst, in 2028 (deels) operationeel, wat volgens meerdere partijen ruimte laat voor misstanden.

Toelatende Instantie in eigen ministerie

Minister Van Hijum verdedigde het wetsvoorstel door te wijzen op lopende verkenningen binnen het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Hij benadrukte dat de toelatende instantie (TI), die toeziet op de handhaving van de wet, een nieuwe directie wordt binnen het ministerie. Wat betreft de handhaving in de overgangsperiode stelde Van Hijum dat de TI, als alles goed gaat, voornemens is al voor 2028 signaleringen oppakt en misstanden kan aanpakken wanneer deze evident zijn. Binnen twee weken volgt een uitgebreidere kabinetsreactie op de zorgen van de Tweede Kamer. 

WTTA: van initiatief naar wetgeving 

De WTTA is ontstaan vanuit de wens om de uitzendsector beter te reguleren en arbeidsmigranten te beschermen. Een belangrijke aanjager is het inmiddels breed gedragen rapport geweest van de Commissie Roemer over de positie van arbeidsmigranten. De wet introduceert een toelatingsplicht voor arbeidsbemiddelaars en uitzendbureaus, waarbij enkel gecertificeerde partijen personeel mogen bemiddelen. Dit moet schijnconstructies, onderbetaling en slechte huisvesting tegengaan. 

Regeldruk 

Hoewel de doelstellingen breed worden gedragen, is er onder andere vanuit brancheverenigingen en marktpartijen veel kritiek op de gevolgen voor de sector. Ook het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) wees er in januari jl. op dat de administratieve lasten en nalevingskosten fors stijgen. Volgens hun berekeningen leidt de extra regeldruk tot een jaarlijkse kostenstijging van 143 miljoen euro voor bedrijven in de sector. Dit roept vragen op over de proportionaliteit van de maatregelen, de brede reikwijdte, regeldruk en impact op de bemiddelingssector.  

Wat betekent dit voor de markt? 

Met de invoering van de WTTA wordt het speelveld voor arbeidsbemiddeling ingrijpend gewijzigd. De sector moet rekening houden met: 

  • Een verplichte toelatingsregeling, waarbij uitzendbureaus, intermediairs en detacheerders worden gecontroleerd voordat ze actief mogen zijn. 
  • Verplichte waarborgsommen, bedoeld om misbruik te voorkomen, maar tegelijkertijd een drempel vormen voor kleinere ondernemers. 
  • Intensievere handhaving, met een grotere rol voor de Arbeidsinspectie en de nieuwe toelatende instantie (TI). 

Tegelijkertijd roept het wetsvoorstel vragen op over de uitvoerbaarheid, kosten voor bedrijven ende impact op de arbeidsmarkt. Hoe voorkom je dat strengere regels leiden, waarborgsommen en hogere uitvoeringskosten te veel impact gaan hebben op bonafide ondernemingen, zonder dat de positie van kwetsbare arbeidsmigranten daadwerkelijk verbeterd zal worden?  

De komende maanden zal de discussie over de WTTA verder oplaaien. In de week van 24 maart zal het plenaire debat vervolgd worden en in april 2025 ontvangt de Tweede Kamer een uitgebreide brief van Van Hijum.  

HeadFirst Group volgt deze ontwikkelingen op de voet en blijft in gesprek met Kamerleden, beleidsmakers en marktpartijen 

Heb je vragen over de de WTTA?  Neem hier, onderaan de pagina, contact met ons op voor advies. 

Vraag een vrijblijvend adviesgesprek aan

Vragen hierover? Neem contact met ons op.

Sem Overduin
Public Policy & Affairs Manager
Sem.Overduin@headfirst.nl

Oifik Youssefi
Public Affairs Officer
Oifik.Youssefi@headfirst.nl

Maaike van Driel
Head of Legal
Maaike.vanDriel@headfirst.group

Thomas ten Veldhuijs
Senior Legal Counsel
Thomas.tenVeldhuijs@headfirst.nl


Danielle van Wieringen (Comité ZZP): “Zelfstandig werken is een recht, geen maas in de wet”

Door bijna 12.000 handtekeningen in enkele weken tijd op te halen, heeft Comité ZZP een krachtig signaal afgegeven aan de politiek: de handhaving op schijnzelfstandigheid schiet haar doel voorbij en bedreigt de vrijheid van zelfstandig ondernemers. De angst onder zzp’ers groeit, terwijl opdrachtgevers steeds vaker afhaken uit vrees voor juridische consequenties.  

Hoe is dit comité ontstaan? Wat drijft hen om zich in deze strijd te mengen? En hoe voorkomen zij dat hun pleidooi wordt gezien als een vrijbrief voor schijnzelfstandigheid? Oifik Youssefi van het public affairs-team bij HeadFirst Group sprak met Danielle van Wieringen, medeoprichter van Comité ZZP, over de impact van de handhaving tegen schijnzelfstandigheid, de negatieve framing van zzp’ers en waarom Nederland dringend toe is aan een eenvoudiger en eerlijker systeem. 

Veel ondernemers spreken zich tegenwoordig uit over de gang van zaken in wet- en regelgeving, maar hoe komt een comité als dit tot stand?

Het comité is ontstaan door Peer Goudsmit en mijzelf. We hebben in het bestuur gezeten van de Werkvereniging en nog steeds is er een actieve groep betrokkenen. Toen de handhaving op arbeidsrelaties per 1 januari 2025 werd aangescherpt, ontstond er reuring: moeten we hier iets mee? Peer en ik hadden daar de meeste energie voor. Inmiddels bestaat het comité uit ongeveer tien mensen. Ons doel is om zichtbaar en hoorbaar te maken wat er leeft onder zzp’ers en om de politieke discussie te beïnvloeden. We moesten ergens beginnen, dus we startten een petitie.

Waarom voelde u zich geroepen om hieraan mee te doen?

Het was eigenlijk een gelegenheidsactie. Peer en ik zijn allebei ondernemend en willen de verbinding zoeken. We zagen de noodzaak om in actie te komen en anderen aan te haken. 

Wat merkt u zelf van de handhaving op schijnzelfstandigheid in uw ondernemerschap?

Ik zie dat zzp’ers steeds banger worden. Opdrachtgevers stoppen van de ene op de andere dag met het inhurenvan zelfstandigen, uit angst voor de handhaving en onduidelijkheid in wetgeving. De framing rondom zzp’ers is negatief: we worden weggezet als cowboys en graaiers. Dat raakt me persoonlijk. Sinds vorig jaar zie ik dit sentiment alleen maar groeien. Het wordt een self-fulfilling prophecy: als je zzp’ers als een probleem blijft bestempelen, worden ze vanzelf een probleem.

Welke verhalen en signalen hoort u van mede-ondernemers? 

Gedupeerden benaderen ons steeds vaker. Een muziekschool bijvoorbeeld, die afhankelijk is van zzp-docenten, durft niemand meer in te huren uit angst voor de ‘inbeddingstoets’. Of een geluidstechnicus die nu niet weet hoe hij zijn sociale zekerheid moet regelen, omdat hij verschillende soorten opdrachten heeft. Het systeem is te ingewikkeld geworden.

Maakt u zich zorgen over de recente ontwikkelingen?

Ja. Het beleid voelt steeds beklemmender en betuttelender. In plaats van ondernemerschap te stimuleren, wordt het in mijn ogen bemoeilijkt. Een gezonde economie heeft een sterke flexibele schil nodig, maar nu lijkt het alsof de overheid die schil doelbewust wil verkleinen.

Het comité stelt dat de wet DBA en de handhaving tegen schijnzelfstandigheid hun doel voorbijschieten. Wat is volgens u een beter alternatief?

Ik weet niet eens of schijnzelfstandigheid echt zo’n groot probleem is. Ik doe interim-opdrachten en word soms tijdelijk ingehuurd, bijvoorbeeld ter vervanging van iemand met zwangerschapsverlof; hierin is sprake van inbedding. Waarom zou dat niet mogen? Ik ben wel vóór het aanpakken van gedwongen zelfstandigheid aan de onderkant van de markt, maar niet tegen inperken van de vrijheid van echte zzp’ers die bewust kiezen voor het zelfstandig ondernemerschapWe moeten echt weer terug naar de kern: heldere en eerlijke regels zonder onnodige complexiteit.

Hoe is de petitie ontvangen door de Tweede Kamer?

De Kamerleden waren niet verrast. Ze voelen dat er onrust is. Het gesprek is hiermee wel weer iets meer op gang gekomen.

De handhaving op schijnzelfstandigheid wordt mede gerechtvaardigd als bescherming van kwetsbare werkenden. Hoe zorgt het Comité ervoor dat hun pleidooi niet wordt gezien als faciliteren van schijnzelfstandigheid?

We maken ons hard voor een eerlijke, eenvoudige oplossing die zelfstandigen keuzevrijheid geeft en kwetsbare werkenden beschermt. De overheid moet stoppen met het criminaliseren van zzp’ers. Het probleem zit hem niet in de zelfstandigen zelf, maar in het feit dat ons stelsel onnodig complex is.

Er is kritiek dat sommige opdrachtgevers de huidige onduidelijkheid misbruiken om kosten te besparen. Hoe reageert het Comité hierop?

Als je sociale premies standaard laat afdragen door opdrachtnemers en het systeem versimpelt, dan is dat probleem opgelost. In andere landen, zoals België en in Scandinavië, worden er standaard sociale premies afgedragen door opdrachtnemers. In Nederland zijn die verschillen tussen contractvormen veel te groot en dat maakt het onnodig complex.

Welke concrete aanpassingen zou u voorstellen voor de huidige wet- en regelgeving? Wat vindt u bijvoorbeeld van het wetsvoorstel VBAR?

De VBAR is weer een nieuwe stap in het steeds verder aanscherpen van de arbeidsrelaties, waardoor het moeilijker wordt voor zelfstandigen om als zelfstandige te werken. Dit past niet meer bij de moderne economie. Beleidsmakers grijpen steeds terug op het arbeidsrecht van 1907, maar de arbeidsmarkt is inmiddels compleet veranderd. We moeten accepteren dat flexibilisering niet meer weg te denken is.

De Hoge Raad heeft in de Uber-zaak geoordeeld dat het element ‘ondernemerschap’ meer gewicht moet krijgen in de beoordeling van de arbeidsrelatie. Hoe luistert het Comité naar dat oordeel?

Ik vond het eerlijk gezegd een opluchting en erkenning voor het zijn van zelfstandig ondernemer. Ik ben een autonoom werker en wil graag de ruimte krijgen om dat zorgeloos te kunnen doen. De bijna 1,8 miljoen zzp’ers die bewust voor zelfstandigheid kiezen, moeten dat kunnen blijven doen.

Jullie hebben het over een BSN-model als oplossing. Wat houdt dat in?

Het idee is simpel: op basis van je BSN-nummer wordt duidelijk hoeveel je per jaar verdient. Op basis daarvan wordt een vast percentage sociale lasten ingehouden. Dit maakt het systeem veel transparanter én eerlijker.

Hoe voorkomt u dat het stopzetten van de handhaving leidt tot structureel misbruik van schijnzelfstandigheid?

De handhaving moet zich richten op échte misstanden, niet op zelfstandigen die vrijwillig zzp’er zijn. Het probleem is dat de wet nu te generiek wordt toegepast.

De Tweede Kamer debatteert binnenkort over het zzp-dossier. Wat wilt u de Kamerleden meegeven?

Zelfstandig professionals zijn de smeerolie van de economie. De flexibele schil van de arbeidsmarkt is essentieel voor innovatie en wendbaarheid. Maar als we blijven vasthouden aan achterhaalde wetgeving, dreigt Nederland zichzelf uit de markt te prijzen. Ik maak me zorgen over de VBAR: het voelt als een beklemmende, betuttelende maatregel die geen recht doet aan de realiteit van het ondernemerschap.

Gaat het Comité ZZP nog aandacht vragen voor het aanstaand zzp-debat? 

We hebben een actie verzonnen: #RuimteVoorZZP. De actie draait om het mobiliseren van zelfstandigen en hun opdrachtgevers, zodat politici zien hoe belangrijk zzp’ers zijn voor de economie en innovatie. We roepen iedereen op om mee te doen door op 12 maart een gezamenlijke post te plaatsen, een 🍓 achter hun naam te zetten en persoonlijke verhalen te delen. Het doel is om wetgeving te beïnvloeden en te zorgen voor een realistisch en werkbaar beleid voor zelfstandigen.

Vraag een vrijblijvend adviesgesprek aan

Vragen hierover? Neem contact met ons op.

Sem Overduin
Public Policy & Affairs Manager
Sem.Overduin@headfirst.nl

Oifik Youssefi
Public Affairs Officer
Oifik.Youssefi@headfirst.nl

Maaike van Driel
Head of Legal
Maaike.vanDriel@headfirst.group

Thomas ten Veldhuijs
Senior Legal Counsel
Thomas.tenVeldhuijs@headfirst.nl


Hoge Raad: ondernemerschap is volwaardig criterium bij de beoordeling van een arbeidsrelatie. Wat betekent dit voor de VBAR?

De recente uitspraak van de Hoge Raad in de langlopende zaak tussen FNV en Uber zet de discussie over de beoordeling van een arbeidsrelatie op scherp. De rechter oordeelde vorige week dat bij het vaststellen van een arbeidsrelatie geen rangorde geldt tussen de verschillende criteria, zoals eerder aan is gegeven in het inmiddels bekende Deliveroo-arrest. Dit betekent dat het element ondernemerschap gelijkwaardig moet worden meegenomen, naast de criteria die wijzen op een arbeidsovereenkomst. De vraag is: wat voor gevolgen gaat dit hebben voor het wetsvoorstel Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden (VBAR)? 

Langere discussie over VBAR

De VBAR is al langere tijd onderwerp van debat, met stevige kritiek dat het criterium ondernemerschap ‘tweederangs’ is ten aanzien van de criteria die wijzen op een arbeidsovereenkomst. In de internetconsultatie (2023) gaven burgers aan zich ernstig zorgen te maken over de technische uitvoerbaarheid van de VBAR. Volgens de huidige systematiek wordt eerst gekeken naar de kenmerken van werknemerschap en de mate van zelfstandigheid binnen de arbeidsrelatie. Pas daarna worden de ondernemerscriteria die toezien op de persoon zelf (de zogenaamde OP-criteria) meegewogen.  

Ondernemerschap niet langer ‘tweederangs’ 

De Raad van State gaf in november 2024 al een kritische reflectie op het wetsvoorstel, met als conclusie dat de VBAR in haar huidige vorm geen oplossing is voor de problemen die de regering op wil lossen en dat het ‘codificeren van geldend recht’ niet voor meer duidelijkheid zal zorgen. Verder zijn er diverse experts op het gebied van arbeidsrecht die eerder kritisch zijn geweest over de VBAR. Zo betoogde hoogleraar arbeidsrecht Stefan Sagel dat in de huidige opzet van de VBAR de ondernemerscriteria ten onrechte ondergeschikt worden gemaakt ten aanzien van de criteria die horen bij het werknemerschap. Ook Joost van Ladesteijn, advocaat arbeidsrecht en partner bij Vertex Legal, heeft meermaals voor het voetlicht gebracht dat ‘het extern ondernemerschap een volwaardig gezichtspunt is’ en dat er ‘geen rangorde bestaat tussen de verschillende gezichtspunten en criteria bij het beoordelen van een arbeidsrelatie’.  

Toekomst van de VBAR onzeker?  

Op woensdag 12 maart gaat de Tweede Kamer met elkaar in debat over het zzp-dossier. Het belooft, na de opheffing van het handhavingsmoratorium op 1 januari 2025 en de recente uitspraak van de Hoge Raad in de zaak FNV/Uber, politiek gezien een interessante periode te worden. De impact van de uitspraak van de Hoge Raad reikt namelijk verder dan allen Uber-chauffeurs. De huidige opzet van de VBAR zal ongetwijfeld onderwerp van discussie worden, mede omdat minister Van Hijum (SZW) in eerdere debatten heeft aangegeven te wachten op de uitspraak van de Hoge Raad.  

De komende weken zullen bepalend worden voor het verdere verloop van de VBAR en de bredere discussie over voorstellen om de arbeidsmarkt te hervormen. Het team Public Affairs volgt vanzelfsprekend de politiek-maatschappelijke discussie op de voet.  

Heb je naar aanleiding van dit artikel of de uitspraak van de Hoge Raad vragen? Neem dan contact met ons op via publicaffairs@headfirst.nl 

Vraag een vrijblijvend adviesgesprek aan

Vragen hierover? Neem contact met ons op.

Sem Overduin
Public Policy & Affairs Manager
Sem.Overduin@headfirst.nl

Oifik Youssefi
Public Affairs Officer
Oifik.Youssefi@headfirst.nl

Maaike van Driel
Head of Legal
Maaike.vanDriel@headfirst.group

Thomas ten Veldhuijs
Senior Legal Counsel
Thomas.tenVeldhuijs@headfirst.nl


Interview Joost van Ladesteijn_2

Advocaat Joost van Ladesteijn: “Er wordt te veel aandacht gegeven aan de hooligans op de arbeidsmarkt in plaats van de supporters”

Het handhavingsmoratorium is vanaf 1 januari 2025 komen te vervallen, maar er is nog flink wat werk aan de winkel om de (flexibele) arbeidsmarkt vooruit te helpen. Dat stelt Joost van Ladesteijn, advocaat arbeidsrecht en partner bij Vertex Legal. In gesprek met Sem Overduin van HeadFirst Group gaat Joost in op het belang van feiten in een geregeld door sentimenten aangestuurde discussie over zzp’ers. Verder is Joost kritisch op de rol van de polder en heeft hij een duidelijke visie op de positie van de overheid in dit dossier.

U bent Top Voice op LinkedIn, actief via diverse media en u staat regelmatig op een podium. Vandaag is ook niet uw eerste keer hier in Nieuwspoort. Wat zijn uw motivaties en drijfveren om u publiekelijk uit te spreken over verschillende politiek-maatschappelijke ontwikkelingen over het arbeidsmarkt- en zzp-dossier?

Allereerst hoop ik vooral bij te dragen aan een zo goed mogelijk debat voor kwalitatief hoogwaardige besluitvorming in het algemeen belang. Vorm en inhoud gaan hand in hand. De kwaliteit van het proces bepaalt de kwaliteit van de uitkomst. Neem het beoordelen van een overeenkomst als vergelijking: de wijze waarop de uitlegfase, de dataverzameling en de vaststellingsronde worden doorlopen, is essentieel voor de kwalificatie van de arbeidsrelatie. Zogezegd is een meer zorgvuldige uitlegfase essentieel om Nederland duurzaam en effectief vooruit te helpen. Dat betekent dat we beter met elkaar de discussie moeten voeren en vooral meer en breder luisteren. Met ontspanning en met lenigheid van geest. Meer objectiviteit zal zorgen voor meer evenwichtige discussies rondom het zzp-dossier en de (flexibele) arbeidsmarkt met als gevolg ook zaken als meer draagvlak.

De arbeidsmarkt staat voor grote uitdagingen. We hebben te maken met een krappe arbeidsmarkt, er is een ongelijk speelveld tussen verschillende contractvormen en we moeten ook het stelsel van de sociale zekerheid toekomstbestendig maken. U bent kritisch over de rol van de overheid in het arbeidsmarktdossier. Kunt u dit toelichten? 

Het gaat mij niet specifiek om de overheid, maar om de rol en plaats van alle spelers op het speelveld. We lijken steeds meer bezig te zijn met de hooligans in plaats van de supporters. Daarbij is handhaving en toezicht voor elk syteem essentieel. Ik ben voorstander van een evaluatie van al die verschillende actoren op de arbeidsmarkt. Dat betekent dus ook een evaluatie van de rol van de overheid, juist wanneer die belangrijk is. Elke partij ziet nu vooral zichzelf als de weg naar oplossingen: de overheid, de EU, de SER, de markt, toezichthouders, brancheverenigingen, enzovoort. De overheid eist toenemend een prominente rol op. Zo hebben diverse wetsvoorstellen vanuit het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het daglicht gezien. Dit dient te gebeuren met het juiste historisch besef. Een conclusie van de afgelopen dertig jaar kan zijn dat wetgeving als arbeidsmarktinstrument weinig succesvol en zelfs averechts heeft gewerkt. Het huidige besturingsmodel lijkt onvoldoende te leren van het verleden en heeft moeite een ingeslagen weg te verlaten. Déjà vu’s zijn onontkoombaar.

Welke oplossing ziet u voor de arbeidsmarkt? 

De oplossing zie ik in een herijking van de Trias Politica, de leer van een evenwicht van machten. Er zijn nieuwe machten bijgekomen, zoals supranationale organisaties. Het onderscheid tussen wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht volstaat niet langer. Meer spanning tussen de verschillende (schaduw)machten is vereist. Hier geldt “zonder wrijving geen glans”.

In dit speelveld dienen dus adequate “checks and balances” te bestaan bijvoorbeeld ter voorkomen van te vergaande verstrengelingen tussen machten reeds voor de kwaliteit van besluitvorming. Daarbij zou bij pluriformiteit steeds de menselijk maat centraal moeten staan. Beleidsdoelstellingen kunnen nu te snel vorm krijgen als een soort ‘jacht’, waarbij het doel de middelen heiligt.

U schrijft dat arbeidsovereenkomsten steeds vaker een vehikel worden voor overheidsmaatregelen. Wat bedoelt u daar precies mee? 

De arbeidsovereenkomst is overgereguleerd geraakt en daarom onaantrekkelijk geworden. Het is een vehikel geworden om allerlei overheidsdoelstellingen te realiseren. Er is, om met Verburg te spreken, niet enkel sprake van ‘verschrikkelijk flex’, maar ook van ‘verschrikkelijk vast’. Barentsen en Sagel zeggen het beeldend in de Kroniek sociaal recht: ‘Hoe vol kan de kerstboom van de arbeidsovereenkomst worden gehangen met beschermingsballen voordat de takken ervan gaan kraken?’ “Vast minder vast” verdient daarom evenveel aandacht als “flex minder flex”, anders blijft enige voorgestelde oplossing symptoombestrijding.

Er is veel discussie over het wetsvoorstel VBAR, met name het ‘subsidiair’ maken van het criterium extern ondernemerschap. Eerder is er in de politiek al gesproken over het opknippen van het wetsvoorstel in twee losse onderdelen, zodat het rechtsvermoeden wordt losgeknipt van het verduidelijkingsgedeelte. Wat is uw mening?  

Net als het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR), de Raad voor de Rechtspraak en de Afdeling advisering van de Raad van State ben ik kritisch op het wetsvoorstel VBAR. Wanneer in 95% van de gevallen het nu duidelijk zou zijn wat de uitkomst is van een beoordeling of een overeenkomst als een arbeidsovereenkomst moet worden aangemerkt, is het best-case-effect van de VBAR non-significant. Beter dan het splitsen van de VBAR is het splitsen van de civiele en fiscale arbeidsovereenkomst. Inspecteurs kunnen dan werken met wet- en regelgeving waarin zij bij uitstek sinds jaar en dag deskundig zijn. Je merkt nu ongemak bij inspecteurs met een arbeidsrechtelijke toets. Artikel 7:610 lid 1 BW, dat de definitie bevat van de arbeidsovereenkomst, kan dan ongewijzigd blijven. De rechtspraktijk kan hiermee prima uit de voeten. Dat mag inmiddels klip-en-klaar volgen uit de rechtspraak.

Terug naar uw rechtsgebied, het arbeidsrecht. Wat stelt u voor om het te verbeteren?  

Het arbeidsrecht mag eenvoudiger, effectiever en evenwichtiger voor ook meer wendbaarheid, innovatie en maatwerk, en dus ook het aanpakken van de arbeidsmarktkrapte, arbeidsproductiviteit en het ondernemersklimaat. Dat kan door niet de overheid en collectivisme enerzijds tegenover de markt en individualisme anderzijds te plaatsen, maar in een nieuw evenwicht met tegenmachten met voor het arbeidsrecht een eigenstandige positie, ontwart van fiscaliteit en sociale zekerheid. Overheidsactivisme start waar marktwerking stopt en andersom. De risico-regelreflex moet worden onderdrukt. Ofwel: via rechtspraak als het kan, via wetgeving als het moet. Mededinging dient te worden gestimuleerd. Mijn advies zou dus aanvullend zijn om het geprivatiseerde socialezekerheidsrecht te ontwarren uit de arbeidsovereenkomst. Daarnaast moet de preventieve ontslagtoets uit 1945 eindelijk worden afgeschaft. Artikel 7:611 BW, dat goed werkgeverschap en goed werknemerschap regelt, moet nadrukkelijker een sleutelpositie krijgen. Wetsvoorstellen als Werken waar je wilt en Recht op onbereikbaarheid behoeven dan geen indiening.

Welke rol is hier weggelegd voor de polder? 

hier ligt ook een rol voor de polder, maar zeker geen exclusieve. Juist breder luisteren dan nu is essentieel. Grote groepen lijken stelselmatig te worden gemist. Zo veronderstelt het kabinet steeds breed draagvlak bij voorgestelde maatregelen omdat plannen in overleg met sociale partners tot stand zijn gekomen. Maar structureel blijkt dat dit brede draagvlak er juist bij uitstek niet is. Voorstellen sneuvelen in de Kamer of roepen binnen alle geledingen van de samenleving weerstanden op. Dit roept vragen op over de kwaliteit van besluitvorming, waaronder de diversiteit en inclusiviteit daarvan. Daarbij is opvallend dat dit juist thema’s zijn waarover de SER graag spreekt.

De polder is nu niet de oren van de arbeidsmarkt en vertegenwoordigt onvoldoende alle maatschappelijke actoren. Er lijkt behoefte aan een onafhankelijk orgaan naast de SER, met mensen uit de commerciële praktijk, welke technologie gebruikt voor directe vormen van besluitvorming, niet gebonden aan politieke partijen of bepaalde organisaties. Dit om aandacht te waarborgen voor vrijheden, individuele verantwoordelijkheden, tegenstrijdige belangen en flexibiliteit. Daarbij zijn CAO’s echt doorgeslagen. De materiële reikwijdte van CAO’s dient drastisch te worden gereduceerd tot de zogenaamde harde kern van arbeidsvoorwaarden, kortweg loon, werk- en rusttijden, arbo, vakantiedagen en gelijke behandeling. Het toetsingskader AVV vergt modernisering. Respresentativiteitseisen dienen te worden verhoogd en eenduidig te zijn. Alle werknemers dienen te stemmen over CAO’s in plaats van een achterban. Als stelregel zou kunnen gelden dat meer dan 25% aan werkgeversbijdrages en/of subsidies de onafhankelijkheid van een vakbond aantast.  Ook hier dient een stelselhervorming te worden geagendeerd.

Binnenkort volgt beantwoording van prejudiciële vragen door de Hoge Raad in de zaak tussen Uber en FNV. Spannend of niet?

Binnenkort wordt inderdaad de uitspraak verwacht. Gaat de Hoge Raad mee met het advies van de Advocaat-Generaal, dan kan al een soort wet VBAR-situatie ontstaan: omstandigheden die zien op de persoon van de werkende zelf zijn dan als uitgangspunt minder belangrijk dan andere factoren bij het beoordelen of een overeenkomst als een arbeidsovereenkomst moet worden aangemerkt.

Ik verwacht echter dat de Hoge Raad zich houdt aan de lijn die hij zelf heeft uitgezet de laatste decennia. Het Deliveroo-arrest benadrukt het Groen/Schoevers-arrest uit 1997 en het Participatieplaats-arrest uit 2020. Dit betekent: de volgordelijkheid van de tweefasensystematiek, de Haviltexmaatstaf in de uitlegfase met daarin de maatschappelijke positie als partijspecifieke omstandigheid en de holistische toets met als onderdeel daarvan dat ook gezichtspunten in onderling verband dienen te worden bezien. De Hoge Raad gaat dan niet mee met de Advocaat-Generaal en extern ondernemerschap wordt niet een “subsidiaire”, ondergeschikte betekenis toegekend.

In het eerste kwartaal van 2025 gaat de Tweede Kamer weer in debat over het arbeidsmarktbeleid en het zzp-dossier. Wat wilt u de politiek meegeven?

De kunst van het maakbare moet worden ingeruild voor een bewustzijn van inherente grenzen. Minder is nu meer. Start eerst met de 5 km, boek een eerste succesje en ga daarna pas aan de slag met een marathon waarvan nu zelfs start en finish onduidelijk zijn.

De overheid dient concreet, eenduidig en objectief te beargumenteren met kwantificeringen, welke afwegingen zij maakt, kenbaar reflecterende op alle feiten en omstandigheden, in het besef dat 100% compliance onhaalbaar is en beleid (voor zover al vereist) dus neerkomt op riskmanagement. De overheid dient boven de partijen te staan en de noodzaak te kennen van haar eigen beperkingen, waaronder dat wetgeving geen “multidoekje” is. Lenig van geest dient de overheid de verbinding te zoeken door het gesprek aan te gaan en te luisteren voor het zoeken naar balansen op basis van gemeenschappelijkheden. Zo kan de mens, welke de samenleving vormt, ook maat der dingen zijn, als schilder en doek.

Het is inmiddels ruim vijf jaar geleden dat de Commissie Borstlap met een stevig rapport kwam over hervormingen voor de arbeidsmarkt. Is het inmiddels tijd voor een herziene versie? Een Borstlap 2.0?  

Het rapport van de Commissie Borstlap is sterk ideologisch en kan men duiden als weer een typisch product van de publieke sector. Naar de inhoud en benodigde maatregelen kan je ook geheel anders aankijken, maar die andere zienswijze bevat het rapport beperkt. Met ook alle berichten van alle leden van de Commissie Borstlap in het nieuws op bijna dagelijkse basis mogen de standpunten van de Commissie Borstlap nu wel echt genoegzaak bekend zijn. Het zou goed zijn als juist anderen dan leden van de Commissie Boot, de Commissie Borstlap en de SER (MLT) hun verhaal mogen doen, wellicht door een groep uit de commerciële sector, te meer gezien de beperkte successen op de arbeidsmarkt afgelopen decennia en we nu echt vooruit willen. Vergeet ook niet dat de Commissie Borstlap vooral niet is gevolgd door de vorige minister. Zoals gezegd mag voor mij het arbeidsrecht vooral evenwichtiger, effectiever en eenvoudiger. Dat kan mijns inziens niet door zoals afgelopen decennia de overheid en collectivisme enerzijds tegenover de markt en individualisme te plaatsen, maar in een nieuw evenwicht met voor het arbeidsrecht een eigenstandige positie. Daarbij is vrijheid, en de bescherming daarvan, essentieel. De garantie van fundamentele vrijheden schept de mogelijkheid tot zelfontplooiing en zelfverwezenlijking van iedereen. Daarbij past ook een Commissie Red Tape, welke alle dubbele en onleesbare regels schrapt (ook voor de aanpak arbeidsmarktkrapte en het vraagstuk omtreent arbeidsproductiviteit). Een 30% ‘admin burden’ begint normaal te worden. Dit is afgelopen jaren echt vreselijk uit de hand gelopen. Dit zou meer prioriteit moeten hebben dan een meerurenbonus.

Waar hoopt u op in 2025?

Ik hoop op minder ideologie en meer inhoudelijk debat. Tal van zaken zijn momenteel niet goed meetbaar en hadden dat bij uitstek wel moeten zijn als basis van de basis van enige analyse. Zet objectiviteit en feiten centraal. Dat komt de kwaliteit van het debat ten goede en zal een positief effect hebben op de kwaliteit en uitvoering van besluiten.

Vraag een vrijblijvend adviesgesprek aan

Vragen hierover? Neem contact met ons op.

Sem Overduin
Public Policy & Affairs Manager
Sem.Overduin@headfirst.nl

Oifik Youssefi
Public Affairs Officer
Oifik.Youssefi@headfirst.nl

Maaike van Driel
Head of Legal
Maaike.vanDriel@headfirst.group

Thomas ten Veldhuijs
Senior Legal Counsel
Thomas.tenVeldhuijs@headfirst.nl