Public Affairs Podcast: Handhaving schijnzelfstandigheid en de WTTA in perspectief
19 May 2025Public affairs,Wetgeving & politiek
Met de opheffing van het handhavingsmoratorium op de Wet DBA per 1 januari 2025 zijn opdrachtgevers een stuk terughoudender geworden met het inhuren van zzp’ers. Bij vaststelling van schijnzelfstandigheid kan de Belastingdienst namelijk naheffingen en correctieverplichtingen opleggen. Maar wat als niet de Belastingdienst, maar de zzp’er zelf naar de rechter stapt en de arbeidsrelatie ter discussie stelt? Volgens NRC wordt de zzp’er in de helft van de zaken in het gelijk gesteld, met ingrijpende gevolgen voor de betreffende opdrachtgever.
Sem Overduin en Oifik Youssefi van het public affairs-team bespreken verder in deze aflevering:
De behandeling van de Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (WTTA) in de Eerste Kamer. De politieke agenda voor de komende periode. Een onderzoek over de gevolgen van de opheffing het handhavingsmoratorium waar HeadFirst Group mee bezig is. En hoe het opgeheven moratorium volgens arbeidsrechtadvocaat Joost van Ladesteijn een ‘waterbedeffect’ kan veroorzaken, waarbij de WTTA plotseling opduikt.
Vraag een vrijblijvend adviesgesprek aan

Vragen hierover? Neem contact met ons op.
Sem Overduin
Public Policy & Affairs Manager
Sem.Overduin@headfirst.nl
Oifik Youssefi
Public Affairs Officer
Oifik.Youssefi@headfirst.nl
Maaike van Driel
Head of Legal
Maaike.vanDriel@headfirst.group
Thomas ten Veldhuijs
Senior Legal Counsel
Thomas.tenVeldhuijs@headfirst.nl
NBBU-voorzitter Halbe Zijlstra: “Regeldrift werkt averechts in de arbeidsmarkt”
19 May 2025Public affairs,Wetgeving & politiek
De arbeidsmarktpolder kent een nieuwe topman: Halbe Zijlstra is sinds maart 2025 de voorzitter van de Nederlandse Bond van Bemiddelings- en Uitzendondernemingen (NBBU). Na zijn rol als fractievoorzitter van de VVD in Rutte II, een directiefunctie bij VolkerWessels en zelf actief te zijn geweest als zelfstandige, ziet hij hoe de intermediaire branche op een kruispunt staat door onder andere de mogelijke invoering van de Wet Toelating Terbeschikkingstelling van Arbeidskrachten (WTTA). Een stelselwijziging die volgens Zijlstra grote gevolgen kan hebben: van enorme sommen stilstaand geld, oplopende administratieve lastendruk en uitsluiting van bonafide ondernemingen. In gesprek met Sem Overduin van HeadFirst Group laat hij zijn licht schijnen op de WTTA, de regeldrift van Den Haag en een contractneutraal sociaal stelsel voor alle werkenden.
Sem: U heeft veel gedaan in uw carrière. Van volksvertegenwoordiger op lokaal en landelijk niveau, tot aan bewindspersoon, directeur van een bouwbedrijf en zelfstandig ondernemer. Wat trok u tot het voorzitterschap van de NBBU?
Ik ben twee jaar geleden zelfstandig ondernemer geworden en deed een opdracht voor verschillende zorgbemiddelaars. Gaandeweg kwam ik in contact met de NBBU en leerde ik deze branchevereniging kennen als een organisatie die discussies altijd op feiten baseert en de uitvoerbaarheid van beleid en wetgeving centraal stelt. Toen de voorzitterspost vrijkwam, zag ik de kans om bij te dragen aan een organisatie met een sterk beleidsbureau en deskundige mensen. Met zo’n club is het prettig samenwerken.
Veel mensen kennen u nog van uw tijd als volksvertegenwoordiger: hoe sluit uw politieke ervaring aan op deze functie?
Als fractievoorzitter van de VVD in het Kabinet-Rutte II ben je natuurlijk betrokken bij alle dossiers. Ik onderhandelde onder andere over sociale akkoorden en het streven om ‘vast minder vast en ‘flex minder flex’ te maken. In dat kabinet hebben we veel voor de arbeidsmarkt gedaan. Tegelijkertijd heb ik van dichtbij meegemaakt hoe weerbarstig het arbeidsmarktdossier kan zijn. Die kennis en inzichten gebruik ik om complexe wetten zoals de WTTA niet alleen inhoudelijk te begrijpen, maar ook te toetsen op nut en uitvoerbaarheid. Nog te vaak blijkt in Den Haag dat regels verzanden in administratieve verplichtingen, zonder de beoogde doelstellingen te bereiken. Eigenlijk is ons arbeidsmarktbeleid één groot regeltechnisch wantrouwen. De vraag die centraal moet staan: waartoe dient een regel? De connectie met de praktijk raakt namelijk best vaak zoek.
Hoe zijn uw eerste weken verlopen?
Zeer intensief, maar erg goed. Ik viel gelijk met mijn neus in de boter, want er speelt natuurlijk het nodige. Ik werd direct betrokken bij de parlementaire behandeling van de WTTA in de Tweede Kamer. Met vele moties en amendementen moesten we als NBBU dus ook gelijk scherp zijn en een vinger aan de pols houden.
Recentelijk heeft de Tweede Kamer met ruimte steun de WTTA aangenomen. Hoe verhoudt het standpunt van de NBBU zich ten opzichte van dit wetsvoorstel?
Laat ik allereerst benoemen dat het uitgangspunt van de WTTA, een vergunningsstelsel waarmee je het kaf van het koren probeert te scheiden, prima is. Maar we zijn er wel weer in geslaagd om er een ‘gedrocht’ van te maken. Denk bijvoorbeeld aan die 100.000 euro waarborgsom die gestort moet worden. Je krijgt straks letterlijk meer dan een miljard ‘stilstaand geld’ op de bank. Daarmee sla je de toetreding van nieuwe innovatieve ondernemers volledig plat.
De gedachte om malafide partijen te weren en toetreding moeilijk te maken begrijp ik wel, maar één ding wil maar niet doordringen: malafiditeit bestaat en zal er altijd blijven. En dit soort partijen hebben een duidelijk kenmerk: ze negeren de regels. En wat is het antwoord hierop? Nog meer regels. Maar hoe groot is de kans dat die malafide partijen zich nu dan wel aan de regels gaan houden? Nul. Het zadelt bonafide partijen op met nog meer regels en verplichtingen. Wat we aan het organiseren zijn, is het faciliteren van nog meer misstanden door de opstapeling van regels. Regeldrift werkt hier averechts, want het zorgt voor steeds meer kosten voor de bonafide ondernemers, waardoor het concurrentievoordeel van de malafide partijen alleen maar groter wordt, want zij houden zich immers niet aan de regels. Er is één ding echt belangrijk om misstanden tegen te gaan en dat is handhaving! Wij onderschrijven als NBBU dus de uitgangspunten, maar zijn wel kritisch op alle regels en verplichtingen die er nog eens bij zijn gekomen.
De WTTA is op z’n zachtst gezegd een complex en veelomvattend wetsvoorstel. Zijn uw leden voldoende voorbereid op alle verplichtingen en mogelijke gevolgen?
Binnen het ledenbestand van de NBBU is het bewustzijn hoog, maar ik heb het gevoel dat het ‘daarbuiten’ ontbreekt aan kennis. Daar maak ik mij overigens grote zorgen over. Ik vraag mij echt af of alle organisaties die hier straks mee te maken gaan krijgen voldoende op de hoogte zijn van alle details en verplichtingen. Dat geldt vooral voor bedrijven buiten de uitzend- en bemiddelingsbranche. Te veel ondernemingen weten niet dat de WTTA ook op hen van betrekking is. We moeten ons realiseren dat bijna ieder bedrijf die wel eens een werknemer uitleent, onder deze wet met al zijn verplichtingen gaat vallen. Er wordt gesproken over 15.000 tot 20.000 ondernemingen, maar ik ben bang dat die groep nog wel wat groter is.
Een amendement om expliciet een uitzendverbod op te nemen in de wet werd ook met een ruime meerderheid door de Tweede Kamer aangenomen. Hiermee lijkt een sectoraal uitzendverbod weer een stap dichterbij. Wat vindt de NBBU van deze ontwikkeling?
Zoals ik net al aangaf onderschrijven wij de conclusies van het rapport van Roemer en de uitgangspunten van de WTTA. Dat hebben wij eerder ook richting de Tweede Kamer gezegd. Maar ook nog uitzendverboden in de wet amenderen gaat voor ons echt een brug te ver. Het is in veel sectoren ook praktisch onhaalbaar. Wij werken mee aan de WTTA, maar alsjeblieft leg ons niet nóg meer regels en verplichtingen op. Ga er dus niet nóg een keertje overheen. Wij zijn dus mordicus tegen een uitzendverbod. Want waar leg je dan de grens? Waar stopt een sector? Daar zullen wij de Eerste Kamer ook op wijzen.

Waar komt die Haagse regeldrift toch vandaan? En waarom is er steeds onvoldoende aandacht voor het handhaven van de regels?
Er is een politieke werkelijkheid en een praktische werkelijkheid. In de politieke werkelijkheid werkt er op papier van alles, maar is de praktische uitvoerbaarheid niet altijd voordelig en wenselijk. Het heeft ook deels te maken met een soort politieke reflex: er is ophef, er worden bijvoorbeeld misstanden gesignaleerd en dan komt er altijd een roep om extra maatregelen en regels. Het is immers een manier voor Kamerleden om te laten zien dat zij actief bezig zijn met een vraagstuk, vaak met hele goede bedoelingen. Maar de oplossing voor veel problemen is niet altijd te vinden in meer regels. Hoe werkt het uit in de praktijk? En gaat de regel het doel bereiken waarvoor die bedoeld is? Dat zijn hele cruciale vragen. En doordat we al die regels opstapelen, wordt het steeds moeilijker om dat allemaal te handhaven. Het is veel effectiever om bestaande regels te handhaven dan nieuwe regels op papier toe te voegen.
De WTTA terzijde. Er is namelijk ook veel te doen rondom het thema schijnzelfstandigheid en de handhaving van de Belastingdienst sinds begin dit jaar. Merkt u onrust bij uw leden nu het handhavingsmoratorium is vervallen?
Zeker. Je zag, zeker na alle berichtgeving in de media, dat er toch wel paniek ontstond bij inhurende organisaties en dat er gestopt werd met het inhuren van zzp’ers. De paniek is er wel een beetje van af, maar de onzekerheid blijft wel bestaan. Ook hier zie je een scheiding tussen het wensdenken en wat de beoogde uitkomsten zijn in de praktijk. Het blijft voor organisaties een groot risico als blijkt dat een zzp’er achteraf toch een werknemer is, met alle gevolgen van dien. Ik wil overigens niet gaan ontkennen dat er geen misstanden zijn op de arbeidsmarkt, maar ik ben wel van mening dat deze schrijnende gevallen vooral voorkomen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Daar moeten we vooral de focus op leggen. Daarom zijn wij ook voorstander van het rechtsvermoeden van werknemerschap onder een bepaald uurtarief. Die grens van ongeveer €38 vind ik heel goed. Overigens vinden wij het dan wel fair om boven dat uurtarief bijvoorbeeld een rechtsvermoeden van ondernemerschap in te voeren.

Tot slot wil ik het ook nog even hebben over een contractneutraal stelsel. De NBBU pleit al langer voor zo’n stelsel. Waarom is dat belangrijk?
Het merendeel van de zzp’ers heeft heel bewust gekozen voor het zelfstandig ondernemerschap. Ze hechten veel waarde aan autonomie en flexibiliteit. Dit werpt automatisch de vraag op in hoeverre onze arbeidsmarkt deze groep faciliteert. De discussie over schijnzelfstandigheid kent een sterk fiscaal en arbeidsrechtelijk karakter en we zijn al decennia bezig om op een goede manier om te gaan met het toetsen van de arbeidsrelatie. Je ontkomt er echt niet meer aan om na te denken over een contractneutraal stelsel, waarin alle werkenden ongeacht hun contractvorm gewoon bijdragen aan het stelsel van sociale zekerheid. Je bent dan van de hele discussie over de kwalificatievraag af. Je hebt geborgd dat alle werkenden bijdragen aan de sociale zekerheid en kwetsbare werkenden een vangnet hebben.
Hoe gaat u Den Haag overtuigen van zo'n stelsel?
Ik blijf hier bescheiden in, ik denk namelijk niet dat ik in staat ben het politiek-maatschappelijke debat hierover direct om te gooien. Maar ik ga zeker een actieve bijdrage leveren aan de discussie. Het lastige is wel, dat deze discussie vanuit hele diep gegraven loopgraven wordt gevoerd. Vanuit de NBBU zullen wij continu blijven wijzen op de snelle veranderingen op de arbeidsmarkt, de gevolgen van alle regeldrift en de kansen van een contractneutraal stelsel, want die kansen zijn groot. Het sluit aan bij de behoeften van veel werkenden en biedt mensen meer keuzevrijheid. Verder wil ik veel coalities gaan smeden. We werken al prettig samen met partijen zoals de ABU, VvDN, Bovib en RIM, maar ik wil ook buiten dat veld allianties sluiten.
Wat wilt u politici en beleidsmakers in Den Haag meegeven?
Als we een goed functionerende arbeidsmarkt willen, dan moeten we bereid zijn om regels te schrappen in plaats van nieuwe regels in te voeren. We moeten durven om met een frisse blik naar die arbeidsmarkt te kijken: wat willen werkenden anno 2025? En wat past daar dan bij qua regelgeving? En nog veel belangrijker: kunnen we die regels dan ook handhaven? Niet te handhaven regels zorgen lokken misbruik uit en dat is de kern van de huidige problematiek.
Vraag een vrijblijvend adviesgesprek aan

Vragen hierover? Neem contact met ons op.
Sem Overduin
Public Policy & Affairs Manager
Sem.Overduin@headfirst.nl
Oifik Youssefi
Public Affairs Officer
Oifik.Youssefi@headfirst.nl
Maaike van Driel
Head of Legal
Maaike.vanDriel@headfirst.group
Thomas ten Veldhuijs
Senior Legal Counsel
Thomas.tenVeldhuijs@headfirst.nl
Oud-student Nienke Veldhuis: “Nederland kan leren van de duidelijke sectorale aanpak in België en Zwitserland”
1 May 2025Public affairs,Wetgeving & politiek
Wat begon als een stukje feedback van haar professor leidde tot een masterscriptie waarin oud-masterstudent Arbeidsrecht Nienke Veldhuis platformarbeid en de kwalificatievraag onder de loep nam in vijf rechtsstelsels: Nederland, België, Duitsland, Frankrijk, Spanje en Zwitserland. Met haar onderzoek laat Nienke zien hoe theoretische vragen over ondernemerschap en gezag samensmelten met concrete praktijkcases in meerdere landen. Haar aanbeveling: combineer internationale vergelijking met sectorale precisie om het Nederlandse arbeidsrecht toekomstbestendig te maken. In gesprek met Oifik Youssefi van HeadFirst Group licht Nienke haar drijfveren, bevindingen en aanbevelingen toe, en reflecteert ze op de recente jurisprudentie rond Deliveroo en FNV/Uber.
Wat maakte de kwalificatie van een arbeidsrelatie voor jou een interessant onderwerp om je masterscriptie aan te wijden?
Ik volgde een schrijfvak tijdens mijn master Arbeidsrecht en kon verschillende thema’s kiezen. Platformarbeid en de kwalificatievraag spraken me meteen aan, vooral na het Deliveroo-arrest. Terugkijkend las ik een aantekening van mijn professor over het onduidelijke gewicht van het element ondernemerschap als contra-indicatie bij het kwalificeren van een arbeidsrelatie. Vanaf dat moment wist ik: hier wil ik me in vastbijten, want dit speelt op dit moment aan alle kanten van de arbeidsmarkt.
Hoe luister jij naar de beantwoording van de prejudiciële vragen in de zaak FNV/Uber?
De uiteindelijke uitspraak verbaasde me niet; vooral de bevestiging dat mijn scriptie geen cruciale fouten bevatte, was een opluchting. Het laat zien dat academische analyses kunnen aansluiten bij wat de Hoge Raad op dit terrein beslist. Saillant detail: mijn scriptiebegeleider was Gerrard Boot, die namens het Hof van Amsterdam de prejudiciële vragen stelde aan de Hoge Raad in de zaak FNV/Uber, Stefan Sagel was mijn tweede lezer en hij trad als advocaat op namens Uber in diezelfde zaak.
In hoeverre leefde dit thema onder je medestudenten en docenten?
Er was zeker aandacht: andere studenten keken naar herkwalificatie vanuit het perspectief van de sociale zekerheid of fiscale gevolgen. Mooie van dit thema is dat iedereen andere accenten plaatst in de benadering. Die diversiteit onderstreept dat er nooit één eenduidige oplossing is.
De zwaarte van dit thema is niet aan iedereen besteed; sommigen noemen het zelfs hierom een taai en saai onderwerp. In hoeverre kan je je daarin vinden?
Saai is het absoluut niet. Het mooie van dit thema en überhaupt van thema’s in het juridisch domein is de veelzijdigheid ervan: in ons allereerste studiejaar leren we dat ‘het afhangt van de omstandigheden van het geval’ de kern is van elk juridisch vraagstuk. Per casus, per sector en per jurisprudentie kunnen dezelfde feiten immers totaal verschillend worden beoordeeld. Zowel de Europese Unie als nationale wetgevers blijven nieuwe handvatten aanreiken, maar uiteindelijk blijft het altijd maatwerk.

Gelet op die veelzijdigheid, hoe heb je je onderzoek juridisch afgebakend?
Mijn startpunt waren de prejudiciële vragen in de FNV/Uber-zaak zelf. Ik heb geprobeerd die systematisch te beantwoorden aan de hand van de jurisprudentie en wetgeving in de vijf geselecteerde landen.
Hoe heb je de vijf landen gekozen en wat viel op in hun benaderingen?
België en Duitsland kozen zich vanzelf vanwege geografische nabijheid en juridische systeemgelijkenis met Nederland. Frankrijk en Spanje door hun rijke proceduregeschiedenis rond platformwerk, en Zwitserland omdat het buiten de Europese Unie valt maar wel Europese impact ondervindt. Opvallend is hoe elk land verschillende gewichten toekent en andere invalshoeken heeft: België kijkt nadrukkelijker naar het zelfstandig ondernemerschap, Duitsland naar de inbedding in de organisatie, Frankrijk naar de afwezigheid van ondergeschiktheid, Spanje in mindere mate naar ondernemerschap versus gezag, en Zwitserland splitst de criteria tussen het socialezekerheidsrecht en het arbeidsrecht.
Wat kan Nederland leren van deze buitenlandse benaderingen?
België’s sectorale systeem biedt houvast en helderheid: per sector gelden specifieke richtlijnen en specifieke criteria. Zwitserland toont hoe je socialezekerheidsrecht en arbeidsrecht strategisch kunt opsplitsen, waardoor je per domein andere accenten kunt leggen. Die voorbeelden helpen om in Nederland maatwerk te legitimeren en tegelijkertijd consistente kaders te behouden.
Opmerkelijk aan het publieke debat rondom de kwalificatietoets is de positie van academici: hoe kijk je naar de actievere rol van hen in dit debat?
Ik juich het toe. Dankzij kritische wetenschappers blijven de wetgever (politiek) en rechtspreker (rechters) scherp. De Deliveroo– en Uber-zaken zijn voorbeelden van hoe platformbedrijven ontwikkelingen in gang zetten die pas juridisch vitaal worden zodra de gevallen omvangrijker zijn. Academici vormen zo een belangrijke schakel tussen praktijk en recht.
Hoe verschilt juridisch onderzoek in de praktijk van wat je op de universiteit leert?
Tijdens mijn stage bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in de zomer van 2024 merkte ik hoe wetgeving in de Haagse sfeer tot stand komt. Bij een advocatenkantoor, waar ik eind vorig jaar stageliep, zag ik juist dat praktische toetsbaarheid centraal staat. Op de universiteit leer je ideale kaders; in de praktijk moeten die werkbaar zijn en rekening houden met politieke en economische realiteiten.
Hoe kijk jij nu, na het schrijven van je scriptie, anders naar de discussie over flexwerk en schijnzelfstandigheid?
Mijn blik is gekleurd door begrip voor zowel zzp’ers als werkgevers. Ik zie nu scherper welke rechten en plichten er spelen en wanneer iemand onbewust in een schijnzelfstandigheidssituatie belandt. Dat maakt me kritischer, maar ook realistischer over de noodzaak van heldere en duidelijke criteria.
Terugkomend op de ‘taai- en saaiheid’ van dit thema. Hoe kan dit onderwerp laagdrempeliger worden gebracht naar mensen toe die hier wel te maken mee krijgen maar zich inhoudelijk niet bezighouden ermee?
Door de rechten van zzp’ers en werknemers concreet te verduidelijken. Veel mensen weten niet dat ze bij spitsuren van schijnzelfstandigheid juist meer rechten krijgen. Duidelijke voorbeelden – zoals een Deliveroo-biker die aanspraak kan maken op transitievergoeding – maken de complexiteit tastbaar en relevant.

Vraag een vrijblijvend adviesgesprek aan

Vragen hierover? Neem contact met ons op.
Sem Overduin
Public Policy & Affairs Manager
Sem.Overduin@headfirst.nl
Oifik Youssefi
Public Affairs Officer
Oifik.Youssefi@headfirst.nl
Maaike van Driel
Head of Legal
Maaike.vanDriel@headfirst.group
Thomas ten Veldhuijs
Senior Legal Counsel
Thomas.tenVeldhuijs@headfirst.nl
HR-tech dienstverlener HeadFirst Group is B Corp gecertificeerd
22 April 2025Arbeidsmarkt,Over HeadFirst Group
Met deze prestatie toont het bedrijf zijn toewijding aan duurzaamheid, maatschappelijke verantwoordelijkheid en ethisch ondernemerschap. HeadFirst Group voegt zich bij een wereldwijd netwerk van bedrijven die zich inzetten voor het creëren van zowel economische als maatschappelijke waarde.
Een nieuwe mijlpaal in duurzaam ondernemen
De B Corp Certificering wordt toegekend aan bedrijven die voldoen aan hoge standaarden op het gebied van sociale en ecologische impact, transparantie en verantwoord bestuur. Het is een erkenning voor bedrijven die de lat hoog leggen in hun maatschappelijke- en milieu-impact. Deze certificering sluit aan bij de duurzaamheidsstrategie van HeadFirst Group, die zich richt op het creëren van een positieve invloed op mens, maatschappij en milieu.
Na het behalen van een zilveren en gouden EcoVadis-rating, markeert de B Corp Certificering een nieuwe stap in HeadFirst Group’s streven naar verantwoordelijke bedrijfsvoering. Marion Van Happen, CEO bij HeadFirst Group, zegt hierover: “Dit is niet alleen een mijlpaal voor ons, maar ook een bewijs dat maatschappelijk verantwoord ondernemen essentieel is voor groei en innovatie in de HR-tech sector. We zijn trots pioniers in de sector te zijn.”

Duurzaamheid als kernwaarde van de bedrijfsvoering
Duurzaamheid is een structureel uitgangspunt binnen de strategie van HeadFirst Group. Het bedrijf zet zich in voor een inclusieve arbeidsmarkt, bevordert eerlijke werkrelaties en werkt actief aan het verminderen van de ecologische voetafdruk. In de afgelopen drie jaar heeft HeadFirst Group haar CO2-uitstoot met 30 procent verminderd en de HR-tech dienstverlener streeft naar een verdere reductie van 50 procent in 2025. Daarnaast heeft het bedrijf 98 procent van haar leveranciers betrokken bij duurzame inkooppraktijken, wat aantoont dat duurzaamheid diepgeworteld is in de bedrijfsvoering.
Van Happen voegt toe: “Wij geloven dat duurzame groei niet alleen gaat over economische winst, maar ook over het verbeteren van de wereld om ons heen. Door onze ecologische voetafdruk te verkleinen en onze supply chain te verduurzamen, nemen we verantwoordelijkheid voor de impact die wij hebben op onze planeet.”
Uitstekende B Impact Score en een duurzame toekomst
HeadFirst Group behaalde een B Impact Score van 90,3 uit de maximaal te behalen 200 punten in de B Impact Assessment. Minimaal 80 punten zijn er nodig voor een bedrijf om B Corp te worden. Deze score wordt behaald door prestaties op verschillende gebieden, waaronder bestuur, medewerkers, milieu, klanten en gemeenschap. Met de certificering sluit HeadFirst Group zich aan bij ongeveer 500 B Corps in de Benelux, zoals Bugaboo, Rituals, Tony Chocolonely en Triodos Bank.
De B Corp Certificering is geen eindpunt, maar een continu proces van verbetering. Gecertificeerde bedrijven moeten hun sociale en ecologische impact elke drie jaar herzien om B Corp te blijven. Van Happen concludeert: “Voor de komende jaren hebben we een duidelijke ambitie: ons inkoopbeleid verder verduurzamen en onze maatschappelijke betrokkenheid vergroten. Dat doen we onder andere door lokale gemeenschappen actief te ondersteunen, bijvoorbeeld via vrijwilligerswerk. We blijven ons inzetten voor een duurzamere toekomst en nemen daarin verantwoordelijkheid door samen te werken met klanten, partners en andere stakeholders om duurzame verandering voor de maatschappij te versnellen.”

Heb je vragen over dit bericht? Neem gerust contact met ons op via een van onze collega’s.
Natasja Spooren-Wassenaar
Manager Communicatie
natasja.spooren-wassenaar@headfirst.nl
Thomas ten Veldhuijs
Senior Legal Counsel
thomas.tenVeldhuijs@headfirst.nl
Gemma Keijzer
Head of Quality & Compliance
gemma.Keijzer@headfirst.nl
Skip Saegaert
SROI Coördinator
skip.Saegaert@headfirst.nl
Tweede Kamer stemt in met WTTA: dit zijn de gevolgen voor uitleners
16 April 2025Public affairs,Wetgeving & politiek
Op 15 april 2025 heeft de Tweede Kamer met een ruime meerderheid ingestemd met de Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (WTTA). Deze wet introduceert een verplicht toelatingsstelsel voor alle ondernemingen die arbeidskrachten ter beschikking stellen, zoals uitzendbureaus en detacheerders. In tegenstelling tot wat soms wordt gedacht, is de WTTA niet uitsluitend gericht op uitzendkrachten, maar geldt deze voor alle partijen die onder de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (WAADI) vallen.
Wat houdt de WTTA in?
De WTTA beoogt de kwaliteit en betrouwbaarheid van arbeidsbemiddeling te verbeteren door een toelatingsplicht in te voeren voor bedrijven die arbeidskrachten ter beschikking stellen. Deze bedrijven moeten voldoen aan specifieke normen en mogen alleen aan terbeschikkingstelling van arbeidskrachten doen als zij toegelaten zijn tot het stelsel. Het doel is om malafide praktijken te bestrijden en de positie van arbeidskrachten, met name arbeidsmigranten, te versterken.
Tijdlijn van het wetsvoorstel
- 2021-2022: De eerste contouren van de WTTA worden geschetst, mede naar aanleiding van rapporten over misstanden in de uitzendsector met arbeidsmigranten.
- 2023: Het wetsvoorstel wordt voorbereid en in consultatie gebracht, waarbij belanghebbenden hun input kunnen leveren.
- 2024: Na verwerking van de consultatiereacties wordt het wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer.
- 8 april 2025: De Tweede Kamer stemt over diverse amendementen en moties met betrekking tot het wetsvoorstel. Belangrijke voorgestelde wijzigingen zijn onder andere:
- Uitzonderingen op de toelatingsplicht voor specifieke sectoren, zoals sociaal werkbedrijven en bepaalde onderwijsinstellingen.
- De mogelijkheid voor de minister om toelating te weigeren of in te trekken bij veroordelingen voor arbeidsmarktdiscriminatie.
- Een zorgplicht voor correcte registratie van arbeidskrachten in de Basisregistratie Personen (BRP).
- Een maximumtarief voor de jaarlijkse leges die uitleners moeten betalen aan de Toelatende Instantie, vastgesteld op €3.611.
- Een versnelde evaluatie van de wet na drie jaar in plaats van vijf.
- De handhaving door de Arbeidsinspectie vooral te focussen op sectoren waar misstanden met arbeidsmigranten aantoonbaar bekend zijn.
- 15 april 2025: De Tweede Kamer stemt in met de WTTA.
Gevolgen voor uitleners
Binnen de WTTA mogen uitleners alleen arbeidskrachten ter beschikking stellen als zij een toelating hebben verkregen van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Om deze toelating te verkrijgen, moeten uitleners voldoen aan strikte eisen, waaronder het overleggen van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) en het stellen van een financiële borgsom van €100.000. Bedrijven die gebruik maken van uitzendbureaus, de zogenoemde inleners, mogen alleen zakendoen met uitzendbureaus die toegelaten zijn tot de markt. Een nieuwe toelatende partij, binnen het ministerie van SZW, zal namens de minister besluiten nemen over de toelating van uitzendbureaus. Deze partij kan ook uitzenders schorsen en een toelating intrekken bij ernstige misstanden.
Kritiek
Hoewel de WTTA brede politieke steun geniet, is er ook stevige kritiek geuit, met name over de toenemende regeldruk en de brede reikwijdte van de wet. Zo waarschuwde het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) begin 2025 dat de jaarlijkse regeldruk als gevolg van de WTTA kan oplopen tot maar liefst 143 miljoen euro. Dit bedrag komt voort uit verplichte administratieve lasten, zoals het verkrijgen van inspectierapporten, het aanhouden van financiële zekerheden, en de aanvraagprocedures voor toelating. Daarnaast is er zorg over de reikwijdte van de wet, die niet alleen uitzendbureaus raakt, maar ook andere vormen van arbeidsbemiddeling onder de WAADI . Die brede toepassing maakt de wet volgens critici disproportioneel belastend.

Vooruitblik: behandeling in de Eerste Kamer
Met de goedkeuring van de Tweede Kamer is de volgende stap gezet in het wetgevingsproces. Het wetsvoorstel gaat nu richting de Eerste Kamer voor behandeling. Wanneer dit zal plaatsvinden, is nog niet bekend. Een definitieve invoeringsdatum is nog niet bekend, maar minister Van Hijum (SZW) heeft eerder beloofd in april een brief te sturen naar de Tweede Kamer met meer informatie over de invoeringsdatum en tijdslijn.
De invoering van de WTTA markeert een omvangrijke stap in de regulering van organisaties die actief zijn in de wereld van arbeidsbemiddeling in Nederland. Het is nu aan de Eerste Kamer om het wetsvoorstel verder te beoordelen en te besluiten over de wet definitief wordt ingevoerd.
Mochten er vragen zijn over de WTTA, neem dan contact met ons op via publicaffairs@headfirst.nl
Vraag een vrijblijvend adviesgesprek aan

Vragen hierover? Neem contact met ons op.
Sem Overduin
Public Policy & Affairs Manager
Sem.Overduin@headfirst.nl
Oifik Youssefi
Public Affairs Officer
Oifik.Youssefi@headfirst.nl
Maaike van Driel
Head of Legal
Maaike.vanDriel@headfirst.group
Thomas ten Veldhuijs
Senior Legal Counsel
Thomas.tenVeldhuijs@headfirst.nl
Is er voldoende steun voor de Zelfstandigenwet? De Kamer is verdeeld over de VBAR en initiatiefwet Aartsen
7 April 2025Public affairs,Wetgeving & politiek
Zzp-debat zet verhoudingen op scherp: Kamer verdeeld over toekomst VBAR en alternatief voorstel van VVD, D66, CDA en SGP
Het politieke landschap rond het zzp-dossier is volop in beweging na het Commissiedebat ZZP op donderdag 3 april. De Kamercommissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid ging vorige week namelijk in debat met de bewindspersonen Van Hijum (SZW) en Van Oostenbruggen (Fiscaliteit en Belastingdienst). Centraal stond de voortgang van het veel besproken en stevig bekritiseerde wetsvoorstel Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden (VBAR). Op 27 maart stuurde minister Van Hijum nog een Kamerbrief naar de Tweede Kamer, waarin hij liet weten het wetsvoorstel aan te passen na de belangrijke uitspraak van de Hoge Raad in de zaak FNV/Uber. Deze uitspraak leidde ertoe dat het externe ondernemerschap gelijkgesteld wordt aan werknemerschap en zelfstandigheid binnen de arbeidsrelatie.
Kamerleden nog steeds kritisch over aanpassing VBAR
Tijdens het debat bleek duidelijk dat meerdere Kamerleden nog steeds stevige bedenkingen hebben bij de VBAR. De kritiek richt zich voornamelijk op het feit dat de voorgestelde aanpassingen slechts “codificatie van gerechtelijke uitspraken” lijken te zijn, wat volgens diverse fracties onvoldoende is om schijnzelfstandigheid effectief aan te pakken. Zo noemde Rikkers-Oosterkamp (BBB) het wetsvoorstel VBAR als ‘schieten met hagel op een mug’ en vroeg Kamerlid Flach (SGP) nogmaals aandacht voor het opknippen van het wetsvoorstel, aangezien er veel draagvlak en steun is voor het rechtsvermoeden van werknemerschap onder een bepaald uurtarief.
Alternatief voorstel Aartsen (VVD): Belgisch model als inspiratie
VVD-Kamerlid Aartsen gebruikte het debat om nadrukkelijk aandacht te vragen voor zijn initiatiefwet, die geïnspireerd is op wet- en regelgeving in België. Het voorstel werd op donderdagochtend gepubliceerd, slechts een paar uur voor het zzp-debat. De essentie van dit voorstel is dat er vooraf meer duidelijkheid komt of er sprake is van een zelfstandig ondernemer of werknemer. Ook komt er meer aandacht voor de positie van de zelfstandige zelf, in plaats van criteria en elementen binnen de arbeidsrelatie. Hiermee kan vooraf helderheid worden geboden en schijnzelfstandigheid voorkomen worden, aldus Thierry Aartsen.
De partijen D66, CDA en SGP steunen het initiatief van Thierry Aartsen. Kamerlid Vijlbrief (D66) benadrukte tijdens het debat dat het voorstel eindelijk een heldere juridische aanpak biedt voor de problematiek die al ruim vijftien jaar speelt rond zelfstandigheid en schijnzelfstandigheid.
NSC en PVV kritisch: afspraken hoofdlijnenakkoord belangrijk
Toch kreeg het voorstel van Aartsen niet alleen maar positieve reacties. Vooral de NSC en PVV waren uitgesproken kritisch, met name omdat zij vinden dat het voorstel niet aansluit bij de eerder gemaakte afspraken uit het Hoofdlijnenakkoord. In het Hoofdlijnenakkoord staat namelijk opgenomen dat er verder wordt gewerkt aan het wetsvoorstel VBAR.
Kamerlid Boon (PVV) was dan ook kritisch op Aartsen: “ik schrik ervan hoe makkelijk Aartsen over eerder gemaakte afspraken heen stapt.”. Ook Kamerlid Saris (NSC) gaaf aan dat “afspraak afspraak is” en dat NSC vasthoudt aan de afspraken uit het Hoofdlijnenakkoord. Dit maakte meteen duidelijk dat steun vanuit de coalitiepartners NSC en PVV voor het voorstel van Aartsen niet vanzelfsprekend is.

Herstel- en Veerkrachtsplan zet extra druk op aanpak schijnzelfstandigheid
Tijdens het debat kwam ook duidelijk naar voren dat Nederland afspraken in 2022 heeft gemaakt met de EU via het Herstel- en Veerkrachtsplan, waarin expliciet aandacht wordt besteed aan het aanpakken van schijnzelfstandigheid. DENK-Kamerlid Ergin vroeg hierbij expliciet of de VBAR met naam genoemd wordt in dit plan, of dat alternatieven zoals het voorstel van Aartsen mogelijk ook aan de Brusselse voorwaarden kunnen voldoen. Minister Van Hijum gaf aan hiernaar te kijken, maar benadrukte tegelijkertijd dat wijzigingen aan de afspraken met de Europese Commissie beperkt mogelijk zijn. Hiermee is uiteindelijk €600 miljoen gemoeid.
Eerste reacties uit het maatschappelijk middenveld
De Vereniging Zelfstandigen Nederland (VZN) heeft kritisch gereageerd naar aanleiding van het debat. Volgens VZN blijft het probleem van de VBAR dat het vooral inzet op “reparatie” en codificatie, zonder daadwerkelijk een structurele oplossing te bieden voor het onderliggende probleem van schijnzelfstandigheid. VZN benadrukt het belang van een helder en transparant toetsingskader waarbij zelfstandigen vooraf zekerheid krijgen. In dat licht spreekt het Belgische model van Aartsen hen aan, maar benadrukt VZN ook dat bredere politieke consensus noodzakelijk is om werkelijk tot een duurzame oplossing te komen.
Ook de coalitie van brancheverenigingen, bestaande uit de ABU, NBBU, Bovib, VvDN en RIM, blijft kritisch op de VBAR. Zij hebben laten weten dat de VBAR overbodig is na het Uber-arrest en roepen op om het rechtsvermoeden van werknemerschap snel in te voeren en daadwerkelijk aan de slag te gaan met de hervorming van de sociale zekerheid.
Politieke verhoudingen: PVV uiterst kritisch
De politieke dynamiek rondom dit dossier is uiterst boeiend. Momenteel kan het voorstel van VVD, D66, CDA en SGP rekenen op 41 zetels in de Tweede Kamer. Dit is een stevige basis, maar nog onvoldoende voor een parlementaire meerderheid. De BBB is uiterst kritisch op de VBAR en de kans is groot dat deze partij uiteindelijk ook het voorstel van Aartsen zal steunen. Dit zal ook weer grote gevolgen hebben voor de verhoudingen in de Eerste Kamer, waar de BBB met 16 zetels een stevige positie heeft.
De komende periode zal duidelijk maken of er eindelijk een breed gedragen oplossing komt voor het al jarenlang voortdurende probleem van schijnzelfstandigheid. Eén ding is zeker: de politieke verdeeldheid blijft aanwezig en het wordt een uitdaging om beide voorstellen met elkaar in evenwicht te brengen.
Vraag een vrijblijvend adviesgesprek aan

Vragen hierover? Neem contact met ons op.
Sem Overduin
Public Policy & Affairs Manager
Sem.Overduin@headfirst.nl
Oifik Youssefi
Public Affairs Officer
Oifik.Youssefi@headfirst.nl
Maaike van Driel
Head of Legal
Maaike.vanDriel@headfirst.group
Thomas ten Veldhuijs
Senior Legal Counsel
Thomas.tenVeldhuijs@headfirst.nl
Wil je grip krijgen op inhuur? Ontdek onze slimme strategieën!
Nieuwsbrief 03-04-2025
Inhuur experts delen inzichten, cijfers en ervaring op ‘Grip op Inhuur’-event
Hoe houd je controle over inhuur als alles steeds sneller verandert? Simpel: met betere data wordt strategisch inhuren een stuk makkelijker. Tijdens het ‘Grip op Inhuur‘-event, welke wij in samenwerking met Nevi organiseerden, deelden experts waardevolle inzichten, cijfers en praktijkervaringen. Wil je weten hoe goed jouw externe inhuur is geregeld?


Ondanks zzp-daling blijft opdrachtenplatform Striive groeien
De KvK zag in december 2024 minder startende zzp’ers en meer stoppende ondernemers. Toch groeide het aantal inschrijvingen bij ons platform Striive in het vierde kwartaal met ruim 8.500 professionals en leveranciers.
Balans tussen regels en bescherming WTTA betwist
De WTTA moet misstanden in de uitzendsector tegengaan, maar kan volgens critici te bureaucratisch worden. Het Kamerdebat op 12 maart toonde verdeeldheid over marktregulering en bescherming van arbeidsmigranten.


Uurtarieven blijven ook in 2024 achter bij cao-lonen
De uurtarieven van flexibel werkenden zijn in 2024 gemiddeld 3,6% gestegen ten opzichte van 2023. Deze stijging blijft achter bij de gemiddelde cao-loonstijgingen en de tariefstijging van (praktisch geschoolde) zzp’ers. Voor 2025 wordt een beperkte tariefstijging verwacht, tussen de 1 en 1,5%.
Uurtarieven blijven ook in 2024 achter bij cao-lonen
De uurtarieven van flexibel werkenden zijn in 2024 gemiddeld 3,6% gestegen ten opzichte van 2023. Deze stijging blijft achter bij de gemiddelde cao-loonstijgingen en de tariefstijging van (praktisch geschoolde) zzp’ers. Voor 2025 wordt een beperkte tariefstijging verwacht, tussen de 1 en 1,5%.

Wil je ook onze nieuwsbrief ontvangen?
Meld je aan en blijf op de hoogte van wetgeving, uurtarieven, aanbestedingen en andere belangrijke onderwerpen binnen onze branche.
Onderzoek bevestigt: vermoeden van werknemerschap groter bij lager uurtarief zzp'er
27 March 2025Public affairs,Wetgeving & politiek
De arbeidsmarkt is continu in ontwikkeling. Met name de positie van zzp’ers blijft een onderwerp van debat, zowel in de samenleving als in de politiek. De vraag of iemand als zelfstandige ingehuurd mag worden, is niet altijd eenvoudig te beantwoorden. Recent onderzoek van SEO Economisch Onderzoek biedt nieuwe inzichten: door te kijken naar de kenmerken en uurtarieven van zzp’ers met zakelijke opdrachtgevers, wordt met dit onderzoek aangetoond dat veel kenmerken van werknemerschap zich voordoen bij zzp'ers met lage uurtarieven. Zij voldoen vaker aan criteria waarmee werknemerschap wordt aangemerkt. Dit zijn interessante inzichten en resultaten in het kader van wetsvoorstel Verduidelijking Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden (VBAR).
Meer kenmerken van werknemerschap bij laag uurtarief
Het SEO-onderzoek richt zich op de kenmerken en tarieven van zzp’ers en brengt in kaart in hoeverre zij kenmerken van werknemerschap vertonen. De belangrijkste bevindingen zijn:
- Zzp’ers met lagere uurtarieven hebben vaker te maken met werkinhoudelijke aansturing en organisatorische inbedding, kenmerken die passen bij een arbeidsrelatie.
- Afhankelijk van de methode waarop het uurtarief wordt berekend, zou tussen de 15 en 28 procent van de zzp’ers onder een rechtsvermoeden van werknemerschap kunnen vallen bij een tarief van 32,24 euro per uur.
- In sectoren als de bouw, creatieve industrie en zakelijke dienstverlening is het risico op schijnzelfstandigheid groter, doordat veel zelfstandigen afhankelijk zijn van één of enkele opdrachtgevers.
De VBAR en het rechtsvermoeden van werknemerschap
De vraag hoe om te gaan met een duidelijker onderscheid tussen werknemers en zelfstandigen, is een terugkerende discussie in politiek en samenleving. Het wetsvoorstel VBAR tracht de arbeidsrelatie te verduidelijken aan de hand van een toetsingskader en door een rechtsvermoeden van werknemerschap in te voeren. Dat laatste betekent dat bij een uurtarief van 33 euro of lager sneller wordt aangenomen dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst. Alhoewel het VBA-gedeelte op veel kritiek kan rekenen van zzp-organisaties, brancheverenigingen en politieke partijen, kent de R (rechtsvermoeden van werknemerschap) brede politieke en maatschappelijke steun.
Het SEO-onderzoek laat zien dat een aanzienlijk deel van de werkenden met lage uurtarieven zich in een afhankelijke en kwetsbare positie bevindt. Dit maakt een voorstel zoals het rechtsvermoeden van werknemerschap onder een bepaald uurtarief een logisch vervolg op de geconstateerde problematiek.
Sectorale verschillen en het belang van het rechtsvermoeden
Niet in alle sectoren is het risico op schijnzelfstandigheid even groot. Het SEO-onderzoek toont aan dat er sectoren zijn waar werkenden structureel lage uurtarieven hanteren en deze werkenden vertonen ook meer indicaties van het werknemerschap. Deze sectorale verschillen onderstrepen het belang van een zorgvuldige wet- en regelgeving. Het rechtsvermoeden is een instrument dat misstanden kan tegengaan, terwijl het ruimte laat voor echte ondernemers om als zelfstandige te blijven werken. Dit is van belang om een balans te vinden tussen enerzijds de bescherming van werkenden met lage uurtarieven en anders de ruimte en vrijheid om te ondernemen.
Slim inhuren in een wereld die razendsnel verandert – zo krijg je grip!
21 March 2025Public affairs,Wetgeving & politiek
Hoe houd je controle over inhuur als alles steeds sneller verandert? Simpel: met betere data wordt strategisch inhuren een stuk makkelijker. Tijdens het ‘Grip op Inhuur’-event van Nevi en HeadFirst Group deelden experts hun inzichten, cijfers en praktijkervaringen. “Kennis bundelen is nu belangrijker dan ooit,” aldus Rutger Treffers, Commercieel Directeur bij HeadFirst Group.
Vlak voor het event kwam het nieuws binnen: Europa wil maar liefst 800 miljard extra aan defensie uitgeven. Inkopers weten wat dat betekent. In een economie die al op volle toeren draait, zal dat de arbeidsmarkt alleen maar krapper maken.
Tijdens het ‘Grip op Inhuur’-event van Nevi Zuidwest & Noordwest en HeadFirst Group werd opnieuw duidelijk hoe sterk wereldwijde ontwikkelingen doorwerken op de arbeidsmarkt. Een van de 160 aanwezige inkopers in het HeadFirst Group theater in hoofddorp verwoordde het treffend: ‘Eerder zag ik de link niet tussen ons werk en het dagelijkse nieuws, maar nu besef ik hoeveel invloed het op onze branche heeft.’
Ook Jolanda ten Hoeve, inkoop- en contractmanager bij ECT Rotterdam, onderstreepte het belang van die brede blik: “Je moet als professional begrijpen wat er wereldwijd speelt en welk effect dat heeft op je organisatie. Wendbaarheid is nóg belangrijker geworden, zeker met de geopolitieke spanningen en de krapte op de arbeidsmarkt.”
Door deze veranderingen goed te volgen en strategisch in te spelen op de krappe arbeidsmarkt, kunnen inkopers niet alleen uitdagingen het hoofd bieden, maar ook nieuwe kansen creëren.
Honderdzestig inkopers kwamen samen voor een interactieve middag, georganiseerd door HeadFirst Group en Nevi Zuidwest en Noordwest. Hoe behoud je regie over inhuur in een landschap waar snelheid en flexibiliteit steeds belangrijker worden? De presentaties boden waardevolle inzichten en praktische handvatten om als inkoper het overzicht te bewaren in een wereld die in razend tempo verandert.
Wat speelt er in de inhuurmarkt?
Eerst de cijfers, want alle presentaties tijdens de middag waren stevig onderbouwd met data. Geert-Jan Waasdorp, directeur en oprichter bij Intelligence Group: “De arbeidsmarkt draait nog steeds op volle toeren. Met een arbeidsmarktparticipatie van 85% ziet het er goed uit.” Maar, zo waarschuwde hij, de markt heeft wel zijn piek bereikt. “Het koelt wat af.”
Bovendien zit de arbeidsmarkt vol onzekerheden. Denk aan ‘zwarte zwanen’ – zeldzame, onverwachte gebeurtenissen die je niet kunt voorspellen. Trump? Rusland?
Maar er is nóg een probleem, volgens Waasdorp. Ondanks de berg aan data blijft veel onzichtbaar, vooral rond flexwerk. Zo ontdekte hij onlangs (pas) dat alle enquêtes van TNO en CBS alleen in het Nederlands zijn.
En dat terwijl 25% van de werkenden in Nederland geen Nederlands spreekt. Van ASML-medewerkers tot Poolse arbeidsmigranten – een flinke groep blijft daardoor compleet buiten de statistieken.
Cijfers die tellen
Uiteraard ging het ook over de wet DBA, schijnzelfstandigheid en het wetsvoorstel VBAR. Volgens Sem Overduin, manager Public Affairs van HeadFirst Group, hoeven we niet in een kramp te schieten: “Zorg voor een up-to-date inhuurbeleid en houd je documentatie op orde. Leg helder vast waarom je bepaalde keuzes maakt. En betrek de sleutelfiguren in je organisatie: zorg dat ze het proces en de wetgeving goed begrijpen.”
Volgens Waasdorp raakt het opheffen van het handhavingsmoratorium op de wet DBA vooral de publieke sector. “Er zijn nog nooit zo weinig overheidsopdrachten geweest.”
Een andere opvallende trend in de zzp- en detacheermarkt: “In geen enkele sector is de loonkloof zo klein als hier. Ondernemerschap lijkt hier hand in hand te gaan met emancipatie.” aldus Waasdorp.
Hoe goed is jouw externe inhuur geregeld?
Adviseur externe inhuur Paul Oldenburg hield de aanwezige inkopers tijdens deze dag een spiegel voor: hoe goed is jouw externe inhuur geregeld?
Te vaak ligt de focus op de korte termijn, zijn processen inefficiënt en ontbreken duidelijke tariefafspraken. Oldenburg liet helder zien hoe je de inhuurstrategie slimmer aanpakt. Hoe verbeter je de sourcingstrategie? Hoe maak je duidelijke afspraken met bureaus? Hoe werk je efficiënter samen en vermijd je risico’s?
Slimmer inhuren draait niet alleen om kostenbesparing. Een doordacht inhuurbeleid zorgt ook voor continuïteit én compliancy.

Sterke troef – wereldwijde data
’s Middags konden de aanwezigen kiezen uit verschillende verdiepende sessies. Eén daarvan zoomde in op de uitzendbranche: hoe combineer je continuïteit en flexibiliteit zonder hoge kosten? En hoe werk je daarbij slim samen met je leverancier?
Edward Norg, operationeel directeur van Randstad, gaf hierop een helder antwoord:
“We kijken vaak alleen naar het tarief, maar dat is slechts het topje van de ijsberg. De echte winst zit daaronder: minder verloop en verzuim, lagere inwerkkosten, effectief poolmanagement – een flexibele groep medewerkers die meebeweegt met de klantvraag – en slimme data-analyse.”
Data-gedreven inhuurstrategie
Tijdens de workshop over het ICT-inhuursegment dook HeadFirst Group in de kracht van een dynamic tiering structuur. Welke datapunten zijn écht bepalend bij het managen van leveranciers? Het antwoord ligt in een strategische benadering. “Inhuur is geen kwestie van ad-hoc beslissingen, maar van datagedreven optimalisatie,” zegt Sam van de Kreeke. “Door vooraf duidelijke bedrijfsdoelstellingen te formuleren en deze continu te toetsen aan relevante data – zoals bijvoorbeeld tarieven, conversie en doorlooptijden – trek je de juiste leveranciers aan en verhoog je de effectiviteit van je inhuurbeleid,” voegt Boy Kies toe.
Veranderingen in wereldeconomie en arbeidsmarkt
“Met data kunnen bedrijven schommelingen en trends vroegtijdig signaleren en hierop inspelen,” zegt Lex van der Giessen van werving- en selectiebureau Sonsbach en een van de genodigden.
“Toch maken de huidige wereldeconomie en geopolitieke situatie het er niet makkelijker op,” voegt hij toe. “Ondanks steeds diepgaandere inzichten kunnen plotselinge verstoringen een grote impact hebben – zowel economisch als op de arbeidsmarkt.”
De sleutel? Wendbaarheid. Van der Giessen “Een flexibele schil maakt je organisatie weerbaarder. Bedrijven die uitsluitend met vaste medewerkers werken, hebben minder slagkracht. Flexibele krachten bieden juist de mogelijkheid om snel bij te sturen en op het juiste moment de juiste mensen aan te trekken.”
Jolanda ten Hoeve, inkoop- en contractmanager bij ECT Rotterdam: “Het was een erg boeiend evenement, vooral omdat de presentaties grotendeels gebaseerd waren op interessante cijfermatige onderbouwingen. Dat gaf een mooi feitelijk beeld van de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt.”
BRON: ZiPconomy
Vraag een vrijblijvend adviesgesprek aan

Vragen hierover? Neem contact met ons op.
Sem Overduin
Public Policy & Affairs Manager
Sem.Overduin@headfirst.nl
Oifik Youssefi
Public Affairs Officer
Oifik.Youssefi@headfirst.nl
Maaike van Driel
Head of Legal
Maaike.vanDriel@headfirst.group
Thomas ten Veldhuijs
Senior Legal Counsel
Thomas.tenVeldhuijs@headfirst.nl