De opschorting van de handhaving op de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (DBA) is verlengd tot 1 januari 2020. Dit schrijven minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en staatssecretaris Snel van Financiën in een brief aan de Tweede Kamer. De handhaving op ‘kwaadwillenden’, opdrachtgevers die bewust regels overtreden, blijft bestaan en wordt zelfs verruimd. De brief maakt ook duidelijk dat er geen uitzicht is op een tussenoplossing voor specifieke groepen zelfstandigen, zoals de opt-out regeling voor Zelfstandig Professionals met tarieven boven de €75,- per uur.

Handhaving op kwaadwillenden verruimd
Vanaf 1 juli 2018 wordt niet langer alleen bij ernstigste gevallen van kwaadwillendheid gehandhaafd, maar kan er ook bij andere kwaadwillende opdrachtgevers worden gehandhaafd. Dit zijn opdrachtgevers “die opzettelijk een situatie van evidente schijnzelfstandigheid laten ontstaan of voortbestaan”. Dit houdt concreet in dat de Belastingdienst kan handhaven als ze de volgende drie criteria alle drie kan bewijzen:

1. Er is sprake van een (fictieve) dienstbetrekking.
2. Er is sprake van evidente schijnzelfstandigheid.
3. Er is sprake van opzettelijke schijnzelfstandigheid.

In dergelijke gevallen wordt veelal een oneigenlijk voordeel behaald en/of het speelveld op een oneerlijke manier aangetast.

Planning: meer informatie voor zomerreces
Of sprake is van fictieve dienstbetrekking hangt sterk samen met de vraag of sprake is van een gezagsverhouding. Het kabinet heeft in haar brief aangegeven voor 1 januari 2019 te komen met verduidelijking van de definitie ‘gezagsverhouding’, omdat dit de kern van veel onduidelijkheid is rondom de Wet DBA. Hierop is aangedrongen door Kamerleden Van Weyenberg (D66) en Wiersma (VVD), waarvan de laatste recent te gast was in ons radioprogramma HoofdZaken.

Voor het zomerreces stuurt het kabinet een ‘hoofdlijnenbrief’ naar de Tweede Kamer, waarin nader wordt toegelicht hoe de verschillende maatregelen uitgewerkt worden. Vervolgens streeft men ernaar nog in 2018 met een wetsvoorstel te komen, zodat de parlementaire behandeling hiervan in de eerste helft van 2019 kan worden gestart. Het streven is de specifieke maatregelen, bedoeld voor ‘de onderkant en de bovenkant van de arbeidsmarkt’, alsmede de opdrachtgeversverklaring (webmodule) per 1 januari 2020 in werking te laten treden.

Geen snellere oplossing voor bovenkant
Er was sprake van een snellere invoering van maatregelen voor de boven- en onderkant van de markt, maar deze komen er dus niet. “We werken aan één pakket maatregelen die we tegelijkertijd gaan invoeren. We gaan maatregelen als het minimumtarief of de opt-out voor de bovenkant niet eerder invoeren”, zo verklaarde minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Koolmees tegenover ZiPconomy. Staatssecretaris van Financiën Menno Snel voegde daar aan toe: “Ik heb niet de indruk dat aan de bovenkant van de markt nu de grootste problemen zitten. Die groep heeft nu ook al niet veel te vrezen, dus we zien ook niet echt de noodzaak om daar afzonderlijk te versnellen.”

Voor wat betreft de situatie tot 2020 verklaarde minister Koolmees: “Voor de markt is de boodschap helder: met zelfstandigen werken kan! Mits je geen kwaadwillende bent.”