'Het is onmogelijk dat helft van zzp’ers schijnzelfstandige is'
Recentelijk besteedde het Financieele Dagblad aandacht aan de afschaffing van het handhavingsmoratorium en de fiscale en arbeidsrechtelijke risico’s voor zzp’ers en opdrachtgevers. Deze zorgen zijn terecht, want ook bij HeadFirst Group merken wij een toenemend aantal vragen van opdrachtgevers over dit vraagstuk. Arbeidsrechtelijk en fiscaal zijn er aanzienlijke risico’s, dus goede informatie is cruciaal. Tegelijkertijd moeten we de rust bewaren, elkaar ondersteunen, échte zelfstandigen blijven inhuren en compliant gedrag aanmoedigen. In het FD-artikel viel het mij op dat er misverstanden bestaan over het aantal schijnzelfstandigen en dat verkeerde cijfers worden gepresenteerd. Als CEO van een HR-tech dienstverlener voel ik mij geroepen om op basis van feiten en objectief onderzoek te reageren. De bewering dat ‘de helft van alle zzp’ers een schijnzelfstandige kan zijn’, is namelijk ongefundeerd.
De Nederlandse politiek en polder werken al geruime tijd aan beleid om een duidelijker onderscheid te krijgen tussen werknemers en zelfstandigen. Het is belangrijk om deze discussie te voeren op basis van feiten en cijfers, want alleen dan kunnen we samen tot uitvoerbaar beleid komen dat écht werkt. Wij dragen bij aan deze discussie door onderzoek te verrichten met partners zoals ZiPconomy, ONL voor Ondernemers en SEO Economisch Onderzoek.
Feiten en cijfers over zzp-populatie
In ons recent gepubliceerde ‘Grip op het zzp-dossier’ beschrijven wij de zzp-populatie die in Nederland werkzaam is. Deze groep is heterogeen, divers en actief op de arbeidsmarkt in alle soorten en maten. Op basis van deze cijfers kan ik u één dingen zeggen: het is onmogelijk dat de helft schijnzelfstandige is. Van de ongeveer 1,2 miljoen zzp’ers op de arbeidsmarkt, verkopen ruim 270.000 producten. Deze vallen per definitie af als schijnzelfstandige. Daarnaast biedt een grote groep zzp’ers, ongeveer 329.000, hun arbeid aan particulieren. Ook zij vallen af als schijnzelfstandigen.
Als we verder inzoomen op de zzp’ers die arbeid aanbieden aan organisaties, zien we een grote groep die veel opdrachtgevers per jaar heeft en kortlopende opdrachten uitvoert. Deze groep groeit juist in vergelijking met de groep die langere opdrachten met weinig opdrachtgevers per jaar doet. In 2023 had 65% van de zzp’ers die eigen arbeid leveren meer dan vier opdrachtgevers per jaar. In 2021 lag dit percentage nog op 58%. Dan blijven er ongeveer 210.000 over, wat neerkomt op ongeveer 17,35% van het totaal. Ook in deze groep is niet iedereen een schijnzelfstandige.
Daarnaast blijf ik mij verbazen over de discussie over de houdbaarheid en betaalbaarheid van het sociale zekerheidsstelsel. Eerder gaven wij SEO Economisch Onderzoek de opdracht om de maatschappelijke en economische waarde van zelfstandig professionals (zij die in de categorie vallen met minder opdrachtgevers per jaar) in kaart te brengen. De cijfers liegen er niet om: overheid, bedrijfsleven en werkenden zelf zien allen positieve resultaten. Hoewel er minder premies worden betaald, wordt dit ruimschoots gecompenseerd door hogere belastinginkomsten.
Weg naar een werkbare oplossing
Tot slot ben ik mij bewust van de verschillende belangen en invalshoeken met betrekking tot het zzp-dossier. Tegelijkertijd blijkt keer op keer uit onderzoeken dat het merendeel van de zzp’ers heel bewust voor het ondernemerschap kiest, tevreden is over de werkomstandigheden en zich graag inzet voor de Nederlandse arbeidsmarkt en economie. Hoewel er vrije vogels en vogelvrijen tussen zitten, helpt het niet om te stellen dat de helft een schijnzelfstandige is; dit draagt niet bij een aan constructieve discussie of werkbare oplossing. Het rechtsvermoeden van werknemerschap onder een uurtarief van €32,24 is een uitstekend voorstel om kwetsbare werkenden aan de basis van de arbeidsmarkt een betere positie te geven. In een eerder opiniestuk riep ik al op om het wetsvoorstel ‘verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden’ op te knippen en het rechtsvermoeden snel te behandelen in de Tweede Kamer. Er is namelijk breed draagvlak voor in zowel de polder als het werkveld. Daarnaast moeten we met elkaar om de tafel om duidelijke ondernemerscriteria te formuleren, zodat zzp’ers en opdrachtgevers de duidelijkheid en erkenning krijgen die zij verdienen.
Uitstel WTTA tot 2027: reflectie noodzakelijk
Demissionair minister Van Gennip kondigde deze week aan dat de invoering van de Wet Toelating Terbeschikkingstelling Arbeidskrachten (WTTA) wordt uitgesteld tot 1 januari 2027. Dit is het gevolg van de noodzaak voor dienst Justis om meer tijd te nemen voor de uitvoeringstoets, waardoor het eerder voorgestelde tijdspad niet haalbaar bleek.
Kritiek op wetsvoorstel
Het oorspronkelijke doel van de WTTA blijft onveranderd: het tegengaan van malafide uitzenders en het verbeteren van de positie van arbeidsmigranten. Wij steunen het besluit om de invoering met één jaar uit te stellen, gezien de complexiteit van het toelatingsstelsel en de aanzienlijke gevolgen ervan voor de arbeidsmarkt. Grondige reflectie en zorgvuldige overweging van de uitvoerbaarheid zijn van cruciaal belang.
We blijven kritisch ten aanzien van de brede reikwijdte van het stelsel. In grote delen van de (flexibele) arbeidsmarkt, zoals detachering, consultancy, interim-management en de intermediaire dienstverlening voor hoger opgeleide professionals, is er geen sprake van huisvestingsproblematiek, onderbetaling of malafiditeit.
Reikwijdte roept vragen op
Deze brede reikwijdte roept vragen op in hoeverre het proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginsel in acht is genomen. Bonafide ondernemingen, die in beginsel niets te maken hebben met de problemen die genoemd worden in het rapport van de Commissie Roemer (de aanleiding voor de WTTA), worden geconfronteerd met aanzienlijke administratieve lasten en extra regeldruk. Jaarlijks kunnen zij met ten minste 143 miljoen euro aan extra regeldruk worden belast.
Verbetering van handhaving
We steunen de oproep van het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) om grondig te kijken naar de handhavingscapaciteit bij de Arbeidsinspectie. Effectieve handhaving is essentieel voor het waarborgen van de doeltreffendheid van een dergelijk stelsel. Een alternatieve suggestie is het gebruik van een register van bedrijven die werken met arbeidsmigranten. Dit is overzichtelijker, vermindert de regeldruk voor niet-betrokken bedrijven en stelt de Arbeidsinspectie in staat om doeltreffend en gericht te handhaven. Het is eenvoudiger, gemakkelijker uitvoerbaar en draagt bij aan de bescherming en verbetering van de positie van arbeidsmigranten.
Wet en regelgeving verandert continu. Ontdek hoe dit jouw externe inhuur beïnvloedt. Onze experts staan voor je klaar – laat je gegevens achter en we nemen contact met je op.
Nieuw wetsvoorstel introduceert toelatingsstelsel: wat houdt het in?
Een nieuw wetsvoorstel, de Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (WTTA), zal dit jaar nog behandeld gaan worden in de Tweede Kamer. Dit voorstel brengt een toelatingsstelsel met zich mee voor uitzendbureaus en andere bedrijven die arbeidskrachten ter beschikking stellen aan een derde partij om onder diens leiding en toezicht te werken. De reikwijdte van de wet is dus aanzienlijk breder dan alleen de uitzendsector. Wat houdt dit precies in en welke impact heeft het op leveranciers en opdrachtgevers?
Het nieuwe stelsel vereist dat uitleners alleen actief mogen zijn op de markt als ze daarvoor toegelaten zijn tot een nieuw stelsel. Om toegelaten te worden, moeten zij aan verschillende voorwaarden voldoen:
- De onderneming voldoet aan het normenkader middels een goedgekeurd inspectierapport verzorgd door een door de minister aangewezen inspectie-instelling (artikel 12q Waadi);
- Er wordt een Verklaring Omtrent Gedrag voor rechtspersonen overlegd (artikel 12o Waadi);
- De onderneming stort een waarborgsom van €100.000 (artikel 12p Waadi).
Inleners die gebruik maken van uitzend-, detachering- of payrollbureaus, de zogenoemde uitleners, mogen alleen zakendoen met bureaus die toegelaten zijn tot het stelsel door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De Nederlandse Arbeidsinspectie zal toezicht houden of in- en doorleners ook daadwerkelijk met toegelaten uitleners samenwerken en of de uitleners toegelaten zijn. Het niet voldoen aan geldende wet- en regelgeving kan leiden tot flinke boetes, zowel voor inleners, als uit- en doorleners.
Overgangsregeling
Het wetsvoorstel voorziet ook in overgangsrecht om uitleners – in aanloop naar de inwerkingtreding van de toelatingsplicht per 1 januari 2026 – te stimuleren om uiterlijk 30 juni 2025 toelating aan te vragen die al in het bezit zijn van een SNA-keurmerk. Ondernemingen die reeds beschikken over dit keurmerk, zullen op basis van het SNA-keurmerk toegelaten worden, ook al zijn zij nog niet daadwerkelijk geïnspecteerd op basis van het nieuwe normenkader.
Gevolgen voor in- en uitleners
Voor leveranciers die aan terbeschikkingstelling van arbeid doen, betekent dit wetsvoorstel een significante verandering in de manier waarop zij opereren. Om actief te blijven op de markt, zullen zij toegelaten moeten worden tot dit publieke stelsel. Uitleners zullen periodiek (waarschijnlijk twee keer per jaar) gecontroleerd worden op het normenkader. Dit vereist dus naleving van wet- en regelgeving, maar ook de nodige investeringen in tijd en middelen om aan alle vereisten te voldoen. Voor in- en doorleners is het verboden om zaken te doen met uitleners die niet zijn toegelaten tot het stelsel. Er komt een openbaar register om te controleren of de uitlener daadwerkelijk is toegelaten tot het stelsel.
In essentie zal de WTTA de dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarkt veranderen, met als doel om de positie van arbeidsmigranten te verbeteren, malafide uitzenders van de arbeidsmarkt te weren en zo een gelijk speelveld te waarborgen voor alle in- en uitleners. Het is van belang voor zowel leveranciers als opdrachtgevers om zich goed te laten informeren over ontwikkelingen ten aanzien van de WTTA. Vanzelfsprekend bereiden wij ons bij HeadFirst Group tijdig en adequaat voor, zodat wij onze diensten kunnen blijven verlenen.
Uurtarieven zzp’ers en gedetacheerden blijven achter bij cao-lonen
Verwachte tariefstijging van één tot twee procent in 2024
De uurtarieven van flexibel werkenden, zzp’ers en professionals in dienst van detacheerders, zijn in 2023 gemiddeld 4,3 procent gestegen ten opzichte van 2022. Deze stijging blijft iets achter bij de ontwikkeling van de cao-lonen. Voor 2024 wordt een gemiddelde tariefstijging van één tot twee procent verwacht. Dit blijkt uit de nieuwste Talent Monitor van arbeidsmarktdata specialist Intelligence Group en HR-tech dienstverlener HeadFirst Group.
Over 2023 bedroeg de gemiddelde afgesproken loonsverhoging voor vast personeel zes procent, volgens cijfers van het CBS. Uit de inhuurdata van HeadFirst Group blijkt dat professionals die in 2023 aan een nieuwe opdracht begonnen een lagere stijging ervaarden, namelijk 4,3 procent. Het gemiddelde uurtarief van hoogopgeleide zzp’ers en gedetacheerden ligt momenteel op €95,80.
De uurtarieven van flexibel werkenden zijn de afgelopen jaren continu gestegen, over 2022 en 2023 zelfs met meer dan vier procent. Door de haperende economie, het toenemend aanbod zzp’ers en gedetacheerden op de arbeidsmarkt en de dalende inflatie is het zeer onwaarschijnlijk dat dit ook in 2024 gaat gebeuren. Geert-Jan Waasdorp, directeur en oprichter van Intelligence Group, zegt hierover: “Ons voorspellingsmodel toonde op basis van al deze factoren een tariefdaling van vier tot zes procent, maar dat achten we niet realistisch. De uitzonderlijke inflatiesituatie in de afgelopen 2 jaar, heeft het robuuste voorspelingsmodel uit het lood geslagen. We beschouwen een lichte stijging van 1 tot 2 procent als meest waarschijnlijke scenario. ”
Schaarste blijft, ondanks lichte groei economie
Waasdorp merkt op dat verschillende ontwikkelingen wijzen op een mogelijke verlichting van de schaarste op de arbeidsmarkt, maar dat nauwelijks effect heeft op de feitelijke schaarste. “We hebben te maken gehad met negen maanden van economische krimp, maar juist in het vierde kwartaal van 2023 was er een kleine opleving (+0,3 procent). We zien al kwartalen lang een afname in vacatures, toch blijft de vraag extreem hoog en het werkloosheidspercentage laag. Tegelijkertijd neemt het aantal faillissementen en reorganisaties toe. Dit brengt meer personeel op de arbeidsmarkt, al is dat slechts een druppel op een gloeiende plaat. Zowel het toenemende aanbod aan talent en de mate van beweging op de arbeidsmarkt is in historisch perspectief en absolute zin nog steeds zeer klein.”
Daarnaast is een afname van schaarste niet terug te zien in de sourcingsdruk bij zzp’ers. De frequentie waarin zij benaderd worden voor een opdracht, laat namelijk een stijgende trend zien. Gemiddeld worden zzp'ers achttien keer per jaar benaderd. Ter vergelijking: mensen in loondienst worden gemiddeld ongeveer negen keer per jaar benaderd. Marion van Happen, CEO van HeadFirst Group, benadrukt: “Deze cijfers tonen de aanhoudende vraag naar flexibele arbeid en de groeiende belangstelling voor het zzp-schap binnen de arbeidsmarkt. Het is onmiskenbaar dat hoogopgeleide professionals een onschatbare bijdrage leveren aan Nederland, met een maatschappelijke en economische waarde van circa 4,4 miljard euro per jaar. Dit benadrukt ook het belang voor zzp'ers om hun profiel en vaardigheden goed te presenteren, en voor organisaties om effectieve strategieën te ontwikkelen om vast en flexibel talent aan te trekken en te behouden in een competitieve arbeidsmarkt.”
Meer inzichten in de tariefontwikkelingen van professionals over 2023 en in 2024? Download de nieuwste Talent Monitor gratis op headfirst.group.
HeadFirst Group reageert op de internetconsultatie over de Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten
HeadFirst Group reageert op de internetconsultatie over de Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten
Van woensdag 24 januari tot en met zaterdag 24 februari kon er gereageerd worden op de internetconsultatie over de wijziging Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs. Dit in verband met de plannen om een toelatingsstelsel in te voeren. In totaal zijn er zestien openbare reacties ingediend.
Als marktleidende organisatie vinden wij het belangrijk om een bijdrage te leveren aan het politiek-maatschappelijke debat over de toekomst van de (flexibele) arbeidsmarkt. Om die reden hebben wij ook gereageerd op de internetconsultatie. Hieronder puntsgewijs een korte samenvatting van onze reactie:
- HeadFirst Group maakt zich zorgen om de brede reikwijdte van het toelatingsstelsel. Wij omarmen de aanbevelingen van de Commissie Roemer om de positie van arbeidsmigranten te verbeteren, maar als HR-dienstverlener aan de bovenkant van de markt hebben wij niets te maken met deze problematiek. Wij vragen daarom om meer maatwerk;
- Veel belangrijke informatie in de Nota van Toelichting ontbreekt op dit moment. Het ontwerpbesluit bevat nog geen normenkader en er ontbreekt ook informatie ten aanzien van de ontheffingsregeling. Om een weloverwogen en compleet oordeel te vellen over deze wijziging, is het van belang dat wij als organisatie beschikken over alle relevante cijfers en verplichtingen;
- HeadFirst Group steunt het advies van het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) om minder belastende alternatieven te onderzoeken en eerst de geldende wetten en verplichtingen stevig te handhaven. Door gehoor te geven aan dit advies, wordt voorkomen dat bedrijven jaarlijks met ten minste 143 miljoen euro aan extra regeldruk opgezadeld worden;
- De brede reikwijdte heeft als gevolg dat straks duizenden ondernemingen toegelaten moeten worden tot het stelsel. Dit vraagt om een goede vertegenwoordiging van brancheverenigingen en koepelorganisaties, zodat alle belangen en zorgen tijdig en regelmatig gehoord worden.
Benieuwd naar onze volledige inbreng? Bekijk hier onze reactie.
Gespecialiseerde en hoogopgeleide zzp’ers zorgen voor maatschappelijke meerwaarde van 4,4 miljard euro per jaar
Nieuw onderzoek biedt inzicht in werkelijke kosten en baten van zelfstandig professionals
Nieuw onderzoek biedt inzicht in de werkelijke waarde van de totale productie voor de Nederlandse economie van hoogopgeleide zzp’ers, werkzaam voor veelal grote opdrachtgevers in de zakelijke dienstverlening (zp’ers). Deze bedraagt 17,3 miljard euro per jaar voor de huidige populatie van 110.000 zelfstandig professionals. Hoewel de maatschappelijke positie van zzp’ers regelmatig onder vuur ligt, maakt het rapport ‘De economische en maatschappelijke waarde van zelfstandig professionals’ – dat SEO heeft verricht in opdracht van HR tech dienstverlener HeadFirst Group – duidelijk welke bijdrage deze groep werkenden heeft voor de maatschappij. Zo blijkt dat zij onderaan de streep voor extra opbrengsten ter waarde van maar liefst 4,4 miljard euro zorgen. Deze kennis kan bijdragen aan betere regelgeving in de toekomst, en belemmerend beleid voorkomen.
“In ons onderzoek maken we inzichtelijk welke betekenis zelfstandig professionals hebben voor onze samenleving en economie. Deze blijkt onmiskenbaar, aangezien de bijdrage aan de economie een waarde van euro per jaar heeft. Zonder hun inzet zou een deel van deze productie niet meer plaatsvinden of naar het buitenland worden verplaatst. Dat zou ten koste gaan van talrijke arbeidsplaatsen en leiden tot een groot verlies aan kennis. Dat is iets wat we ons, met de huidige krapte, niet kunnen veroorloven”, zegt Marion van Happen, CEO van HeadFirst Group. “Zzp’ers zijn meer dan ooit nodig in een tijd waarin de arbeidsmarkt schreeuwt om gekwalificeerd personeel. Zo zijn specialisten in verschillende sectoren cruciaal, om de transities waarvoor onze samenleving staat te doen slagen. Dit geldt voor álle werkenden – ongeacht de contractvorm. Helaas bestaan er nog veel misvattingen over de hoogopgeleide zzp-populatie. Zo wordt ten onrechte aangenomen dat zij de samenleving meer kosten dan opleveren. Het rapport laat zien dat de werkelijke en grote waarde van zelfstandig professionals voor de economie en onze samenleving niet onderschat kan worden.”
De maatschappelijke kosten en baten
De maatschappelijke kosten en baten van zelfstandig professionals komen volgens het onderzoek uit op een positief saldo van maar liefst 4,4 miljard euro per jaar. Dit positieve saldo is voornamelijk het resultaat van de extra productie en winst die gerealiseerd worden door de inzet van de huidige populatie van 110.000 zelfstandig professionals. Dit is voornamelijk het gevolg van een hogere arbeidsdeelname. Zonder de mogelijkheid van het zp-schap zou een deel van deze productie niet meer plaatsvinden of naar het buitenland verplaatsen. Daarnaast heeft dit positieve saldo van 4,4 miljard euro per jaar ook te maken met een hogere gemiddelde productiviteit (+10 procent) ten opzichte van een situatie waarin zij in een andere contractvorm werkzaam zouden zijn. Tot slot profiteren overheid en samenleving van een hogere winst- en inkomstenbelasting, in vergelijking met een situatie zonder zp-schap. Er wordt namelijk meer gewerkt, geproduceerd en verdiend – zowel door zelfstandig professionals als door opdrachtgevers.
Oproep aan politiek
Met deze gegevens draagt HeadFirst Group bij aan het politieke debat over de arbeidsmarkt, waar op handen zijnde regelgeving het zzp-schap sterk kan beperken. Van Happen: “Wij roepen de politiek op aandacht te hebben voor de grote meerwaarde van zelfstandig professionals én te luisteren naar de behoeften van opdrachtgevers. Zij waarderen juist de flexibiliteit en de mogelijkheden van gespecialiseerde professionals. Dit rapport laat zien dat er per saldo een maatschappelijke meerwaarde is door de mogelijkheid om als zelfstandig professional te werken. Alhoewel er minder sociale premies worden afgedragen, wordt dit ruimschoots gecompenseerd door meer belastinginkomsten. Regelgeving voor de basis van de arbeidsmarkt – om bijvoorbeeld schijnzelfstandigheid te bestrijden – kan wel consequenties hebben voor de rest van de markt en dit kan leiden tot welvaartsverlies. Daarnaast bleek uit ons eerdere rapport over de gehele zzp-populatie dat het aantal gedwongen zelfstandigen minimaal is, in tegenstelling tot wat veel beleidsmakers denken. Deze groep werkenden kiest juist bewust voor deze contractvorm vanwege de mate van professionele autonomie en flexibiliteit die het biedt. Maatwerk in wetgeving is daarom essentieel om bescherming van kwetsbare werkenden én het faciliteren van het ondernemerschap hand in hand te laten gaan.”
Feiten en cijfers over zzp’ers
In het rapport staan nog tal van andere interessante inzichten over hoogopgeleide zzp’ers. Een overzicht:
- Naar schatting zijn nu ruim 110 duizend hoogopgeleide zelfstandige professionals op de Nederlandse arbeidsmarkt actief. Dit komt neer op 10,2 procent van alle zzp’ers en 1,1 procent van alle werkenden.
- Hoogopgeleide zzp’ers zijn actief voor de overheid (22 procent), de zakelijke dienstverlening (19 procent), de financiële dienstverlening (15 procent) en in de gezondheidszorg en IT-sector (beiden 9 procent).
- De meeste hoogopgeleide zzp’ers zijn jaarlijks werkzaam voor een beperkt aantal veelal grotere opdrachtgevers. De meeste werken voor één opdrachtgever (38 procent) of voor twee tot vijf opdrachtgevers (45 procent). Slechts een klein deel is werkzaam voor vijf tot tien opdrachtgevers (10 procent). Het deel dat voor een beperkt aantal opdrachtgevers werkt, doet dit vaak bij (zeer) grote bedrijven.
- De helft van de hoogopgeleide zzp’ers is tussen de 35 en 55 jaar oud. Daarnaast is het aandeel 55-plussers (33 procent) bijna twee keer zo groot als het aandeel dat jonger is dan 35 jaar (17 procent).
- Bijna een derde van de hoogopgeleide zzp’ers is langer dan tien jaar en 13 procent zelfs langer dan twintig jaar actief in deze werkvorm.
- Drie op de vijf hoogopgeleide zzp’ers werken voltijds; 32 procent is tussen 20 en 35 uur per week werkzaam en 7 procent werkt minder dan 20 uur per week.
- Hoogopgeleide zzp’ers zouden in een nulalternatief – als het niet langer mogelijk zou zijn om als zzp’er werkzaam te zijn – in negen van de tien gevallen in een andere arbeidsvorm werken. Bijna een derde zou terugkeren naar een vast dienstverband, terwijl 20 procent als gedetacheerde actief zou zijn. Naar verwachting zou daarnaast 12 procent in een regulier tijdelijk contract werkzaam zijn, terwijl 10 procent inactief, werkzaam in het buitenland of met (vervroegd) pensioen zou zijn.
Kunnen PVV, VVD en NSC elkaar de hand schudden in toekomstige arbeidsmarkt onderhandelingen?
Het is overduidelijk welke partijen zich als winnaar mogen bekronen en welke partijen ‘bescheidenheid past’ na de laatste Tweede Kamerverkiezingen. De verkiezingen hebben gezorgd voor een stevige verschuiving in het politieke landschap. Als we een blik werpen op PVV, VVD en NSC, wat vinden deze partijen dan eigenlijk van de arbeidsmarkt? Dat zocht ZiPconomy uit.
NSC is redelijk uitgesproken en vindt dat het rapport van de Commissie Borstlap leidend moet zijn bij toekomstige hervormingen van de arbeidsmarkt. Zo wil NSC dat het ontslagrecht hervormd wordt en dat de loondoorbetaling bij ziekte voor het MKB wordt verkort naar één jaar. De VVD zal daar zeker in meegaan, maar de PVV is net als SP en GroenLinks/PvdA daar juist geen voorstander van. Ook wil NSC dat uitzendwerk beperkt wordt tot 26 weken, terwijl de VVD en PVV juist tegen deze limiet stemden. Wie doet er water bij de wijn?’
Toekomst van het zzp-dossier
Als we kijken naar de plannen ten aanzien van het zzp-dossier, dan zien we direct een duidelijke overlap: alle drie de partijen zijn geen fan van het conceptwetsvoorstel ‘Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden’. Wat willen zij dan wel?
De PVV is niet echt uitgesproken over het zzp-dossier met hun statement ‘zzp’ers dienen geen onnodige extra regels of verplichtingen te hebben’. VVD heeft het standpunt dat de beoordeling van de individuele zelfstandig ondernemer centraal moet staan, bijvoorbeeld door ondernemerscriteria bij wet vast te leggen. NSC vindt niet dat de persoon, maar de opdracht beoordeeld moet worden. Duurt deze te lang, voor veel uren in de week of is het laag betaald, dan zou die opdracht niet door een zzp’er gedaan moeten worden.
Het migratiebeleid als discussiepunt
Ook arbeidsmigratie is een heet hangijzer in politiek Den Haag. De drie partijen lijken het eens met elkaar dat er ‘een rem op migratie’ zou moeten komen. Maar hoe en voor welke doelgroepen precies, daar zien we nog wel wat verschillen.
PVV wil tewerkstellingsvergunningen voor arbeidsmigranten binnen de EU invoeren, iets wat nu alleen geldt voor arbeidsmigranten van buiten de EU, en beperking van studiemigratie. Ook NSC wil een forse beperking van het aantal arbeids- en kennismigranten, maar wil eerst ‘onderzoeken’ hoe daar meer grip op te krijgen is. De instroom van expats wil de NSC verminderen, onder andere door hun fiscale voordelen te verminderen.
VVD is stevig van toon als het gaat om asiel, maar minder uitgesproken als het gaat om arbeidsmigratie van binnen de EU, aangezien arbeidsmigranten op een krappe arbeidsmarkt cruciaal zijn voor het draaiende houden van een aantal economische sectoren. Wel vindt ze dat de eisen voor de arbeidsmigrant van buiten de EU moeten worden aangescherpt en is voor stimulering en versnelling van terugkeer.
Hoe nu verder?
Het is wat hypothetisch en kijken in een glazen bol, maar mochten VVD en NSC uiteindelijk aanschuiven bij Geert Wilders aan de formatietafel, dan lijken de verschillen met betrekking tot de arbeidsmarkt overbrugbaar. Onderwerpen als ‘de democratische rechtsstaat’ en ‘militaire steun aan Oekraïne’ zullen hoger op de agenda staan. In een land van minderheden, coalities smeden en compromissen sluiten, zal je vroeg of laat toch echt over je eigen schaduw heen moeten stappen.
Meer weten over de verkiezingsuitslag en invloed op de arbeidsmarkt? Hier vind je de betreffende ZiPtalk aflevering van ZiPconomy.
HeadFirst Group komt met reactie op zzp-wetsvoorstel
Van 6 oktober tot en met 10 november kon er gereageerd worden op het conceptwetsvoorstel ‘Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden’. In totaal zijn er via een internetconsultatie 1.111 openbare reacties op dit voorstel binnengekomen. Veel zzp’ers hebben gereageerd op de plannen van demissionair minister Van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), maar ook zelfstandigenorganisaties, brancheverenigingen en werkgeversorganisaties hebben een reactie ingediend.
Als marktleidende organisatie vinden wij het belangrijk om een bijdrage te leveren aan het politiek-maatschappelijke debat over de arbeidsmarkt en het zzp-dossier. In onze reactie zijn we kritisch op de huidige plannen. We zijn daarbij van mening dat de plannen zoals die voorgesteld worden niet voor de duidelijkheid gaan zorgen waar opdrachtgevers, intermediairs en zzp’ers naar op zoek zijn.
Daarnaast komen de volgende standpunten terug in onze reactie:
- Het inbeddingscriterium gaat niet voor de gewenste duidelijkheid zorgen en moet daarom niet worden opgenomen in wetgeving.
- Er wordt onvoldoende rekening gehouden met de diversiteit van de zzp-populatie in Nederland. Wij roepen daarom op tot meer ruimte voor sectorale afspraken.
- Er moet bij de beoordeling van de arbeidsrelatie meer balans komen tussen het werknemerschap en ondernemerschap. Geef de ondernemerscriteria om die reden meer aandacht.
- In het huidige voorstel ontbreekt het overgangsrecht. Wij vragen om meer rust en zekerheid bij opdrachtgevers en opdrachtnemers door een overgangsregeling in te stellen.
- We zijn positief over het rechtsvermoeden van werknemerschap onder het tarief van €32,24 per uur. Dit zal de positie van werkenden aan de basis van de arbeidsmarkt verbeteren.
Benieuwd naar onze volledige inbreng? Bekijk hier onze reactie.
Minister Van Gennip komt met nieuwe criteria inhuur zzp
Vrijdag 6 oktober is het wetsvoorstel ‘verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en het rechtsvermoeden’ middels een internetconsultatie openbaar gemaakt. Met dit wetsvoorstel wil demissionair minister Van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) de wet DBA vervangen en de wetgeving rond ‘het werken in dienst van’ verder verduidelijken.
Drie criteria voor werken als zelfstandige
Die verduidelijking beoogt de minister te bereiken met drie criteria:
- Werkinhoudelijke aansturing
- Organisatorische inbedding
- Werken voor eigen rekening en risico
Deze drie criteria tezamen bepalen of een opdracht uitgevoerd kan worden door een zelfstandige, of dat er toch sprake is van een arbeidsovereenkomst.
Rechtsvermoeden van arbeidsovereenkomst
Daarnaast wordt, als onderdeel van het totale wetsvoorstel, ook een rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst geïntroduceerd onder het tarief van €32,24. Dit voorstel moet de positie van kwetsbare werkenden aan de basis van de arbeidsmarkt versterken. Het gaat om een civielrechtelijk rechtsvermoeden dat door de werkende zelf ingeroepen kan worden. Het gaat niet om een minimumtarief, maar het rechtsvermoeden moet het voor werkenden makkelijker maken om een arbeidsovereenkomst op te eisen. Hier wordt over het algemeen positief op gereageerd.
Reactie op wetsvoorstel
Als organisatie hebben wij goed contact met de grote zzp-organisaties en relevante brancheverenigingen (ABU, NBBU, VvDN, Bovib en RIM). Dinsdag 10 oktober hebben we direct overleg met elkaar gehad om de laatste ontwikkelingen te bespreken. Meerdere zzp-organisaties hebben al kritiek geuit op het wetsvoorstel. HeadFirst Group zal ook zelf, door het opstellen van een position paper, reageren op dit wetsvoorstel. Lees onze reactie op het wetsvoorstel hier.
De internetconsultatie loopt nog tot 10 november 2023. Indien het kabinet daarna vast houdt aan dit plan volgt een behandeling in de Tweede Kamer. Vanzelfsprekend houden we jou op de hoogte van relevante ontwikkelingen.
Wetsvoorstel zzp-dossier: herhaling van zetten
Begin oktober heeft demissionair minister Van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) het wetsvoorstel ‘verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden’ openbaar gemaakt. Het rechtsvermoeden van werknemerschap onder een tarief van €32,24 gaat de positie van kwetsbare werkenden aan de basis van de arbeidsmarkt verbeteren. Een goed voorstel dat zich specifiek richt op de groep werkenden die meer bescherming verdient. Maar het voorstel ter vervanging van de wet DBA en de drie voorgestelde criteria gaan niet voor de benodigde duidelijkheid zorgen. Sterker nog: we stevenen hiermee af op eenzelfde impasse als in 2016 met de wet DBA.
De minister stelt drie criteria voor: 1) hoe is de werkinhoudelijke aansturing, 2) is er sprake van organisatorische inbedding en 3) werkt de zelfstandige voor eigen rekening en risico. Dit is slechts een rangschikking van bestaande jurisprudentie. De criteria worden onvoldoende duidelijk gedefinieerd. En het is een gemiste kans dat ondernemerscriteria niet steviger verankerd worden in het nieuwe voorstel, terwijl de Tweede Kamer zich daar eerder positief over heeft uitgesproken.
Het inbeddingscriterium, wat voorschrijft dat een zelfstandige in principe geen functie mag invullen die een collega in vaste dienst ook uitvoert, gaat niet de gewenste duidelijkheid bieden. Of erger: veel werkenden die bewust kiezen voor het zelfstandig ondernemerschap belanden in een onzekere situatie. Met als gevolg: een herhaling van zetten, een grijs gebied en veel onduidelijkheid. En als opdrachtgevers, zzp’ers en intermediairs in de huidige krappe arbeidsmarkt ergens niet op zitten te wachten, is het onrust.