HeadFirst Group en Stichting ONL voor ondernemers trekken samen op

HeadFirst Group en ONL voor Ondernemers slaan per 1 maart de handen ineen. Vorige week ondertekenden Gert-Jan Schellingerhout, CEO HeadFirst Group, en Mike Korenvaar, CFO HeadFirst Group, samen met ONL-voorzitter Hans Biesheuvel de samenwerkingsovereenkomst. Beide partijen gaan samen optrekken voor een eerlijke flexibele arbeidsmarkt waarin inhuurders en aanbieders van kennis – en organisaties die hen verbinden – de ruimte hebben om te ondernemen. Het monitoren en positief beïnvloeden van arbeidsmarktwetgeving, met de vervanging van de Wet DBA voorop, is hierbij een speerpunt.

Wegwijs in politiek Den Haag

ONL, gevestigd in het hartje van Den Haag en op steenworp afstand van het Binnenhof, is als onafhankelijke stichting de schakel tussen HeadFirst Group en de Haagse politiek. “In de loop der jaren heeft ONL een groot netwerk van politici, ambtenaren en beleidsmedewerkers opgebouwd. Het kantoor in Den Haag biedt de mogelijkheid ‘dichtbij het vuur’ te zijn en met beleidsmakers in gesprek te gaan. Daarnaast verzorgt ONL de politieke monitoring, zodat wij als organisatie op de hoogte blijven van relevante ontwikkelingen. Een goede vervolgstap in onze public affairs en lobby-strategie”, aldus Schellingerhout. “Tevens denken wij met onze kennis, data en relaties met tienduizenden opdrachtgevers, leveranciers en zelfstandigen van toegevoegde waarde te zijn voor ONL. We gaan ons samen inzetten voor het hogere doel: ondernemers de ruimte geven.”

Over ONL voor Ondernemers

ONL voor Ondernemers heeft als doel Nederland samen ondernemender te maken. De ondernemersorganisatie laat de stem van de ondernemer horen door te lobbyen, problemen aan te kaarten en oplossingen voor te leggen op onderwerpen waar ondernemers last van hebben. ONL treedt kritisch op tegen rammelende wetgeving, zoals de Wet DBA en Wet Werk en Zekerheid, maar niet zonder daar een goed doordacht alternatief tegenover te zetten waar ondernemers wél bij gebaat zijn.


Periode van beperkte handhaving wet DBA eindigt niet 1 oktober 2021

Vorige week donderdag kwam de Tweede Kamer vlak voor het zomerreces voor de laatste keer bijeen om in debat te gaan met demissionair staatssecretaris Vijlbrief (Financiën). Rond middernacht diende Kamerlid Pieter Grinwis (ChristenUnie) een motie in met het verzoek aan het kabinet om op korte termijn meer duidelijkheid te verschaffen over het handhavingsmoratorium – de periode van beperkte handhaving – en de wet DBA. Met een ruime meerderheid voor de motie liet de Kamer weten de inhoud van de motie te steunen en eerst een ‘redelijk en handhaafbaar alternatief voor de wet DBA’ te willen hebben alvorens te starten met de handhaving op schijnzelfstandigheid. Vijlbrief wilde hierop graag iets verhelderen: “Het handhavingsmoratorium loopt niet af in oktober. Het loopt minimaal tot oktober en dan zullen we kijken wat we gaan doen.” Hierin klinkt door dat de beperkte handhaving wordt verlengd tot er duidelijkheid is over een alternatief voor de wet DBA, een geruststelling voor opdrachtgevers, zp’ers en intermediairs.

 

Onrust in media

De afgelopen weken verschenen diverse berichten in de pers over onduidelijkheid rondom de wet DBA. ZZP Nederland en PZO stuurden op 17 juni j.l. een brandbrief naar Vijlbrief om op korte termijn een besluit te nemen over het handhavingsmoratorium. Ook toonde onderzoek van HeadFirst Group aan dat opdrachtgevers vanwege het naderende einde van het handhavingsmoratorium risicomijdend gingen handelen en kritischer keken naar de inhuur van zelfstandig professionals, hierdoor opdrachten van zp’ers voortijdig werden beëindigd en zp’ers steeds moeilijker opdrachten konden vinden. Die onrust en onzekerheid is – zeker nu de Nederlandse economie weer in de startblokken staat – verre van gewenst, voor zowel zp’ers, opdrachtgevers als intermediairs.

 

Goede stap van Vijlbrief

Het handhavingsmoratorium van de wet DBA loopt in ieder geval niet af per 1 oktober 2021. Het kabinet is voornemens te wachten op de resultaten van de pilot van de webmodule, alvorens een uitspraak te doen over het handhavingsmoratorium en de invoering van nieuwe wet- en regelgeving. Dit is in lijn met de eerdere voortgangsbrief ‘Werken als zelfstandige’, waarin is aangegeven dat ‘de afbouw van het handhavingsmoratorium gekoppeld zal worden aan de invoering van nieuwe wetgeving, die meer duidelijkheid biedt over de aard van de arbeidsrelatie. Ook zal de markt voldoende de tijd krijgen om te wennen aan nieuwe maatregelen.’

Het blijft wachten op een helder en handhaafbaar alternatief voor de wet DBA, maar voor nu zijn we blij dat de staatssecretaris de signalen heeft ontvangen en dit besluit heeft genomen. Han Kolff, CEO bij HeadFirst Group, is tevreden en opgelucht: “Uit signalen die wij ontvingen van opdrachtgevers en zp’ers bleek dat men echt toe was aan duidelijkheid en besluitvorming vanuit Den Haag. Ons onderzoek benadrukte dit met feiten en cijfers. Het is een verstandige keuze dat het handhavingsmoratorium van kracht blijft totdat meer duidelijk is over de resultaten van de webmodulepilot  en vervangende wetgeving voor de wet DBA. Dit biedt de markt meer tijd te wennen aan nieuwe maatregelen, geeft zzp’ers meer zekerheid om te ondernemen en geeft de politiek de tijd om na te denken op welke wijze handhaving het beste kan gaan plaatsvinden. Fijn dat deze rust gecreëerd wordt en dat we met elkaar kunnen gaan bouwen aan nieuwe wet- en regelgeving.”


Zzp’ers missen opdrachten door sluimerend DBA-vraagstuk

Meer dan de helft van de hoogopgeleide zzp’ers vindt moeilijker opdrachten sinds de invoering van de wet DBA in 2016, destijds geïntroduceerd om juist kwetsbare zelfstandigen beter te beschermen. Dit blijkt uit een onderzoek van HR-dienstverlener HeadFirst Group, waar ruim 1700 zelfstandig professionals (zp’ers) onlangs aan hebben deelgenomen. “Het is noodzakelijk dat de politiek direct de huidige periode van beperkte handhaving verlengt om verdere negatieve gevolgen voor hoogopgeleide zp’ers en opdrachtgevers te voorkomen”, zo stelt Han Kolff, CEO bij HeadFirst Group.

Onduidelijkheid over wet DBA hindert steeds meer opdrachtgevers en zp’ers
Sinds de invoering van de wet DBA is er veel over te doen. Na invoering werd de wet al snel bevroren, doordat in korte tijd veel onrust ontstond bij opdrachtgevers, die minder zp’ers gingen inhuren. Sindsdien wordt aan nieuwe wetgeving gewerkt en geldt ondertussen een beperkt handhavingsbeleid. Naar nu blijkt uit het onderzoek van HeadFirst Group zijn de negatieve effecten van de wetgeving voor zp’ers nog altijd aanwezig en nemen deze zelfs toe.

Meer dan 55 procent van de zelfstandig professionals ervaart dat opdrachtgevers bij de inhuur van externen nu kritischer naar zp’ers kijken dan een jaar geleden, zo blijkt uit het onderzoek. Recente voorbeelden in de pers van opdrachtgevers die hun zp-inhuur streng onder de loep nemen, ondersteunen dit beeld. In de praktijk is te zien dat bij opdrachten waar opdrachtgevers een externe professional voor zoeken, steeds vaker wordt aangegeven ‘op deze opdracht mag geen zp’er reageren’. Dit maakt het voor meer dan de helft van de zp’ers moeilijker opdrachten te vinden, zo blijkt. Momenteel ondervinden dus honderdduizenden zp’ers hinder. Dit komt bovenop de zp’ers, bijna 40 procent, waarvan de afgelopen jaren een opdracht voortijdig is beëindigd door de opdrachtgever vanwege zorgen en onduidelijkheid rondom de wetgeving.

Han Kolff, CEO bij HeadFirst Group: “Dat opdrachtgevers kritisch kijken naar de inhuur van zp’ers voor rollen waar wellicht iemand in vaste dienst logischer zou zijn, is goed. Maar er is geen reden tot paniekvoetbal, aangezien er vervangende wetgeving gaat komen. De datum van 1 oktober 2021 – het moment waarop de huidige beperkte handhaving eindigt – komt echter dichterbij, wat ervoor zorgt dat veel organisaties de broekriem rondom zp’ers aantrekken. Dit was te verwachten. Grote opdrachtgevers handelen risicomijdend en geef ze eens ongelijk. De sleutel ligt bij de politiek.”

Oplossing: continueer handhavingsstop
De negatieve gevolgen zijn tweeledig: zp’ers zien werk verdampen en opdrachtgevers, die het door schaarste op de arbeidsmarkt al moeilijk hebben goede professionals te werven, dreigen een belangrijke doelgroep met waardevolle kennis buitenspel te moeten zetten. Han Kolff: “Als intermediair op de arbeidsmarkt kunnen wij ons aanpassen aan wetgeving en wensen van klanten, maar opdrachtgevers en zp’ers – onze klanten – ondervinden wel direct hinder van de huidige situatie. Wij komen op voor de belangen van onze klanten.”

De SER opperde onlangs te handhaven onder de grens van 30 à 35 euro. Kolff: “Een prima grens, wat de professionals boven die grens – en de opdrachtgevers die hen inhuren – rust en ruimte geeft om te ondernemen. Mijn oproep namens opdrachtgevers en zp’ers: continueer de huidige beperkte handhaving tot het moment dat er nieuwe, duidelijke wetgeving is vanuit een nieuw kabinet. En pak daar nu mee door, naar die duidelijkheid snakt de markt al jaren.”

Over HeadFirst Group
HeadFirst Group is een toonaangevende, internationale HR-dienstverlener en specialist op het gebied van het professioneel organiseren van vaste en flexibele arbeid. De organisatie biedt een diversiteit aan HR-oplossingen: Managed Service Providing, Recruitment Process Outsourcing, intermediaire dienstverlening (matchmaking, contracting) en HR-consultancy. Er werken dagelijks gemiddeld vijftienduizend professionals bij ruim vierhonderd opdrachtgevers in Europa, waarmee HeadFirst Group een jaaromzet realiseert van meer dan 1,5 miljard euro. De belangrijkste merken van HeadFirst Group zijn de intermediairs HeadFirst, Between en Myler, MSP-dienstverlener Staffing Management Services en RPO- en recruitment specialist Sterksen.

Noot voor de redactie
Alle uitkomsten van het onderzoek zijn samengebracht in een infographic.

Heeft u vragen of opmerkingen naar aanleiding van dit persbericht? Neem gerust contact op met Bart van der Geest, manager marketing & communicatie bij HeadFirst Group, te bereiken op 023 – 568 56 30 of bart.vandergeest@headfirst.nl.


Belastingdienst verlengt modelovereenkomst wet DBA van HeadFirst

In juni 2016 werd de modelovereenkomst van HeadFirst goedgekeurd door de Belastingdienst. Deze is nu opnieuw beoordeeld en de Belastingdienst heeft haar goedkeuring nogmaals verlengd voor een periode van 5 jaar. Werken volgens de modelovereenkomst van HeadFirst leidt niet tot een (fictieve) dienstbetrekking en betekent dus dat er geen verplichting is voor het afdragen van loonheffingen.

 

Voor opdrachtgevers is het van belang dat de arbeidsrelatie tussen opdrachtgever en opdrachtnemer goed wordt vastgelegd. In het geval van zelfstandigen moet duidelijk zijn dat er geen sprake is van loondienst. Op dit aan te tonen, kan sinds de invoering van de wet DBA gebruik worden gemaakt van modelovereenkomsten. De modelovereenkomsten kunnen goedgekeurd worden door de Belastingdienst. Als de Belastingdienst een positief oordeel heeft gegeven en er wordt in de praktijk volgens de overeenkomst gewerkt, dan kunnen opdrachtgever en opdrachtnemer ervan uit gaan dat er geen naheffing voor de loonbelasting en werknemerspremies worden opgelegd door de Belastingdienst.

De recente uitspraak van de Hoge Raad op 6 november 2020 aangaande de ‘wil der partijen’ heeft gevolgen voor de modelovereenkomsten. Partijen kunnen niet meer op voorhand het ontstaan van een arbeidsovereenkomst uitsluiten. Met andere woorden; als in de praktijk sprake is van loon, arbeid en gezag, dan is er sprake van een arbeidsovereenkomst. In de brief van de Belastingdienst is opgenomen dat de verlenging van 5 jaar geldt onder voorbehoud van wijzigingen in wet- en regelgeving. Daarbij neemt de Belastingdienst de beginselen van behoorlijk bestuur in acht.

Op dit moment loopt ook nog een pilot van de Webmodule Beoordeling Arbeidsrelatie (WBA). De online vragenlijst kan ingevuld worden door opdrachtgevers die zelfstandigen willen inhuren om te beoordelen wat de arbeidsrelatie is tussen de opdrachtgever en de zelfstandige. De vragen zijn anoniem in te vullen, niet verplicht en aan de uitkomst van gedurende de pilotfase ook geen rechtszekerheid ontleend worden. In de zomer van 2021 wordt geëvalueerd of de webmodule als instrument behulpzaam is en wordt een besluit genomen over de eventuele definitieve inzet. Na afloop van de pilot wordt ook besloten op welk moment de handhaving (gefaseerd) weer wordt opgestart.


Hoe nu verder met de wet DBA?

Hoe nu verder met de wet DBA? Dat is een relevante, maar ingewikkelde vraag waar men in Den Haag ook niet direct het antwoord op heeft. De plannen van Rutte III om de wet DBA te vervangen, hebben niet voor de duidelijkheid en helderheid gezorgd waar de markt al geruime tijd op wacht. De zelfstandigenverklaring voor de bovenkant van de markt en het minimumtarief voor de onderkant van de markt zijn – mede door een kritische internetconsultatie in het najaar van 2019 – vroegtijdig gesneuveld. Ten gevolge dat alleen de webmodule nog over is binnen het zzp-dossier. Wat zijn hiervoor de plannen? En wat is er de afgelopen maanden gebeurd?

Webmodule als enige instrument overgebleven

In de zesde voortgangsbrief ‘Werken als zelfstandige’ liet demissionair minister Koolmees weten door te gaan met zijn plannen om de webmodule uit te werken en als pilot uit te rollen. Op 11 januari 2021 is de pilot – die ongeveer zes maanden gaat duren – daadwerkelijk van start gegaan. Opdrachtgevers kunnen vanaf dat moment op anonieme basis de online vragenlijst invullen om zo meer helderheid te krijgen over of ze een zelfstandige in mogen huren voor een bepaalde opdracht. De pilot is bedoeld als voorlichtingsinstrument voor opdrachtgevers van zelfstandigen, zij kunnen tijdens deze fase geen rechten ontlenen aan de uitkomsten.

Wat is de webmodule ook alweer?

De Webmodule Beoordeling Arbeidsrelatie (WBA) bestaat uit ongeveer veertig vragen. Over de opdracht zelf, niet over de opdrachtnemer. Na het invullen van de vragenlijst zijn er drie mogelijke uitkomsten:

  1. Er kan buiten dienstbetrekking gewerkt worden. De webmodule geeft als uitkomst een ‘opdrachtgeversverklaring’.
  2. Indicatie van een dienstbetrekking. Dit betekent dat er meerdere aanwijzingen zijn dat de opdracht niet door een zelfstandige uitgevoerd kan worden. Het advies is om iemand in dienst te nemen of de opdracht anders vorm te geven.
  3. Er is geen oordeel mogelijk. Op grond van de gegeven antwoorden is het niet duidelijk of er sprake is van werken buiten dienstbetrekking of in dienstverband.

Kritiek op de webmodule

De afgelopen maanden is er – vanuit verschillende hoeken – kritiek geweest op de inhoud van de webmodule. De webmodule zou te veel sturen op werknemerschap en indicatoren van het zelfstandig ondernemerschap zijn weggelaten of onderbelicht. Diverse Kamerleden hebben afstand genomen van de webmodule in haar huidige vorm. Uit onderzoek van kennisplatform ZiPconomy blijkt dat er ook maar weinig opdrachtgevers enthousiast zijn over de webmodule. Ruim 30% is niet van plan de webmodule te gaan gebruiken en ongeveer 10% weet niets eens wat de webmodule is. Daarnaast blijkt dat experts en rechters tot verschillende oordelen komen wanneer de webmodule geen zekerheid kan geven.

Nieuw kabinet: plannen voor 2021

Komende zomer worden de uitkomsten en resultaten van de pilotfase geëvalueerd. Vervolgens neemt een nieuw kabinet een beslissing over het verdere verloop van de webmodule en of de tool eventueel in wetgeving omgezet kan worden. Verder gaat het nieuwe kabinet een breed maatschappelijk gesprek proberen te voeren met belanghebbende partijen over mogelijke knelpunten in de regelgeving. Door de coronacrisis zijn deze gesprekken stil komen te liggen en vooralsnog zit er weinig beweging in.

Handhaving met betrekking tot arbeidsrelaties wordt gefaseerd opgestart. Op z’n vroegst is dat per 1 oktober 2021. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft beloofd de markt tijdig te informeren over besluitvorming en relevante ontwikkelingen.

Tot slot wordt in Den Haag momenteel druk onderhandeld en overlegd om uiteindelijk tot een nieuw kabinet te komen. De exacte plannen aangaande de vervanging van de wet DBA zullen aan de formatietafels besproken worden. De partijen lijken eensgezind dat het hoogtijd is voor verandering en hervorming, maar op welke manier en in welk tempo; daar verschillen de standpunten en zienswijzen. Het CDA, PvdA en GroenLinks zien nog steeds het vaste contract als de norm. D66 wil de fiscale en sociale verschillen tussen werknemers en zelfstandigen verkleinen en de VVD wil een aparte rechtspositie voor zelfstandigen om zo duidelijk te kunnen handhaven op schijnzelfstandigheid. Welke plannen een maatregelen uiteindelijk in het Regeerakkoord komen is dus nog grijs gebied.


Zesde voortgangsbrief 'Werken als zelfstandige'

Op 16 november 2020 hebben de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst –, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, de Tweede Kamer geïnformeerd over de huidige stand van zaken en de vervolgstappen ten aanzien van de in het regeerakkoord voorziene maatregelen op het gebied van ‘werken als zelfstandige’.

De webmodule

In deze zesde voortgangsbrief werd een update gegeven over de stand van zaken rondom de uitwerking van de webmodule en de eerder aangekondigde pilot. Het kabinet ontwikkelt dit instrument om opdrachtgevers duidelijkheid en – waar mogelijk – zekerheid over de kwalificatie van de arbeidsrelatie voor de loonheffingen te geven. De pilot start naar verwachting op 11 januari 2021 en duurt in ieder geval zes maanden. Vervolgens wordt de pilot in de zomer van 2021 geëvalueerd en vindt de besluitvorming over een eventuele introductie plaats.

Doelstelling van deze pilot is om in de praktijk te testen of de webmodule daadwerkelijk behulpzaam is voor opdrachtgevers bij het verduidelijken van de aarde van de arbeidsrelatie en – zo nodig – bij het vormgeven van de arbeidsrelatie. De volgende uitkomsten zijn mogelijk:

  • Opdrachtgeversverklaring: de opdracht kan buiten dienstbetrekking worden verricht (bijvoorbeeld door een zp’er).
  • Indicatie dienstbetrekking: er zijn sterke aanwijzingen dat er sprake is van een (fictieve) dienstbetrekking.
  • Geen oordeel mogelijk: op grond van de gegeven antwoorden is niet duidelijk of er sprake is van werken buiten dienstbetrekking of werken in dienstbetrekking.

Tijdens de pilotfase hebben bovenstaande uitkomsten geen juridische status. De pilot fungeert vooral als voorlichtingsinstrument, opdrachtgevers kunnen dus geen zekerheid ontlenen aan de uitkomst. Daarnaast wordt voor opdrachtgevers een helpdesk ingericht, zodat zij aanvullende vragen kunnen stellen. De helpdesk geeft geen advies, maar is bedoeld als ondersteuning bij de interpretatie van vragen en antwoorden.

Toezicht en handhaving

In het regeerakkoord uit 2017, ‘Vertrouwen in de toekomst’, is de afbouw van het handhavingsmoratorium gekoppeld aan de invoering van nieuwe wetgeving die meer duidelijkheid biedt over de aard van de arbeidsrelatie. Na afloop van de hierboven genoemde pilot beslist het kabinet op welk moment de handhaving gefaseerd wordt opgestart. Op z’n vroegst is dat 21 oktober 2021. Dit betekent niet dat de Belastingdienst en de Inspectie SZW geen toezicht houden (bedrijfsbezoeken, voorlichting geven en boekenonderzoeken). Wel kan de Belastingdienst alleen handhaven als er sprake is van kwaadwillendheid of indien aanwijzingen niet binnen een redelijke termijn zijn opgevolgd. Tussen 1 oktober 2019 en 31 augustus 2020 zijn in totaal 155 bedrijven onderzocht. Uit die bezoeken kwam naar voren dat de behoefte aan voorlichting over de geldende wet- en regelgeving groot is. In de ‘Voortgangsrapportage toezicht arbeidsrelatie’ meldde staatssecretaris Vijlbrief dat er nog geen ‘kwaadwillende’ opdrachtgever gevonden is.

Platformwerk

In de vorige voortgangsbrief heeft het kabinet aangegeven zich zorgen te maken over de positie van platformwerkers en te willen onderzoeken hoe hun positie versterkt kan worden. In de reactie van het kabinet op het rapport van de Commissie Regulering van werk is aangegeven dat de aanvankelijk onderzochte route om dit realiseren via de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi), niet voor de hand ligt. Het kabinet zal de komende maanden een start maken met de uitwerken van een rechtsvermoeden rondom platformwerk en zal onderzoeken of een dergelijk rechtsvermoeden in de praktijk inderdaad de rechtspositie van platformwerkers kan versterken. De uitwerking zal besproken worden met de Europese Commissie, om zo te bekijken of er gekomen kan worden tot een rechtsvermoeden dat Europeesrechtelijk houdbaar is.

Arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen

In het pensioenakkoord is afgesproken dat er een wettelijke verzekeringsplicht tegen het arbeidsongeschiktheidsrisico komt voor zelfstandigen. Het kabinet is voornemens het eerdere advies van de sociale partners over te nemen. Momenteel wordt in samenwerking met verschillende partijen gewerkt aan een uitvoerbare, uitlegbare en betaalbare regeling. Het kabinet streeft ernaar om voor het einde van dit jaar meer informatie over de voortgang van deze regeling te delen met de buitenwereld.


Vijfde voortgangsbrief 'Werken als zelfstandige'

Op 15 juni 2020 hebben minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst –, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, de Tweede Kamer geïnformeerd over de huidige stand van zaken en de vervolgstappen ten aanzien van de in het regeerakkoord voorziene maatregelen op het gebied van ‘werken als zelfstandige’.

Het minimumtarief en de zelfstandigenverklaring worden niet verder uitgewerkt

In de voortgangsbrief laten de betrokken bewindspersonen weten dat het kabinet heeft besloten niet verder te gaan met de concept-wetteksten voor het minimumtarief en de zelfstandigenverklaring. Het uitwerken van deze concept-wetteksten blijkt een complexe opgave. De diverse (uitvoerings)toetsen, de gesprekken met het werkveld en de reacties op de internetconsultatie hebben een aanzienlijk aantal knelpunten aan het licht gebracht. Daarnaast is ook de Commissie Regulering van werk kritisch op de voorstellen. De gekozen maatregelen brengen grote administratieve lasten mee, zorgen voor veel onduidelijkheid, hebben geen draagvlak en zijn lastig uitvoerbaar en handhaafbaar voor de uitvoerende en controlerende instanties.

Het kabinet laat verder weten in gesprek te gaan met sociale partners en andere partijen om afspraken voor zelfstandigen vast te leggen. Daarnaast wil het kabinet de arbeidsmarktpositie van platformmedewerkers versterken. Daarom wordt er gekeken of de regelgeving voor driehoeksrelaties, zoals bemiddelaars en uitzendbureaus, ook van toepassing kan worden verklaard op platforms. Ten slotte werkt het kabinet aan een bredere arbeidsmarktagenda. Dit vloeit voort uit het advies van de Commissie Regulering van werk.

De webmodule start als pilot

De webmodule is nog niet gereed, maar het kabinet streeft ernaar om dit najaar met de webmodule te starten als een pilot. Met de webmodule ontwikkelt het kabinet een instrument om opdrachtgevers duidelijkheid te geven over de fiscale, arbeidsrechtelijke en sociaalverzekeringsrechtelijke kwalificatie van de arbeidsrelatie. De webmodule zal drie mogelijk uitkomsten geven (opdrachtgeversverklaring, indicatie dienstbetrekking, geen oordeel). Deze uitkomsten hebben nog geen juridische status. Opdrachtgevers kunnen in deze pilotfase nog geen zekerheid ontlenen aan de uitkomst. De webmodule fungeert slechts als een voorlichtingsinstrument om duidelijkheid te krijgen over de arbeidsrelatie.

Na de pilotfase zal een beslissing worden genomen over het verdere gevolg van de webmodule. Het kabinet streeft ernaar om bij de uiteindelijke introductie van de webmodule wel juridische gevolgen te verbinden aan de opdrachtgeversverklaring, zodat een opdrachtgever hier zekerheid aan kan ontlenen. Na het zomerreces zal het kabinet de Tweede Kamer informeren over het verdere tijdpad en de start van de pilot.

Toezicht op arbeidsrelaties

De coronacrisis heeft gevolgen voor de inzet van inspecties, het toezicht door de Belastingdienst en de wijze van inspecteren door de Inspectie SZW. Het handhavingsmoratorium is in ieder geval verlengd tot 1 januari 2021. Tijdens dit moratorium handhaaft de Belastingdienst als een opdrachtgever kwaadwillend blijkt of als opdrachtgevers na aanwijzingen van de Belastingdienst hun werkwijze niet binnen een redelijke termijn (meestal tot 3 maanden) aanpassen.

Verder zal er na het zomerreces uitvoering worden gegeven aan de motie Palland, die vraagt om een halfjaarlijkse rapportage over de uitvoering van het toezicht op arbeidsrelaties. In het najaar neemt het kabinet een beslissing over verdere verlengingen van het moratorium.


Derde voortgangsbrief kabinet webmodule opnieuw uitgesteld, opt-out maximaal een jaar

In navolging van twee voortgangsbrieven in 2018 heeft Minister Koolmees de Tweede Kamer 24 juni 2019 opnieuw geïnformeerd over de voortgang rondom de vervanging van de Wet DBA. Wij vatten de belangrijkste ontwikkelingen voor je samen.

Onderkant van de markt
Voor de onderkant van de markt komt er voor zzp’ers een minimumtarief van €16,-. Dit is een alternatief voor de verplichte arbeidsovereenkomst voor zzp’ers aan de onderkant van de arbeidsmarkt, die in strijd bleek met Europese wetgeving. Hiermee bereikt het kabinet hetzelfde doel: voorkomen dat zzp’ers tegen een te laag tarief worden ingehuurd.

Bovenkant van de markt
Voor de bovenkant komt er een zelfstandigenverklaring (tot op heden opt-out genoemd), die niet alleen vooraf zekerheid geeft over loonheffing en werknemersverzekeringen, maar ook zover mogelijk over arbeidsrechtelijke gevolgen (bijvoorbeeld loondoorbetaling bij ziekte), pensioenverplichtingen en cao-bepalingen. Dit is een verdergaande invulling van de afspraak in het regeerakkoord over de opt-out.

Voor gebruik van de zelfstandigenverklaring gelden de volgende voorwaarden:
1. In de overeenkomst van opdracht moet opgenomen zijn dat partijen de bedoeling hebben geen arbeidsovereenkomst te sluiten;
2. De opdrachtnemer dient bij de Kamer van Koophandel ingeschreven te staan;
3. De opdrachtgever en de opdrachtnemer ondertekenen beiden de zelfstandigenverklaring;
4. De arbeidsbeloning bedraagt minimaal €75,- per uur;
5. De overeenkomst wordt aangegaan voor maximaal één jaar.

*** Opdrachtduur van maximaal één jaar ***
Het kabinet acht het wenselijk om het criterium van maximaal één jaar, een periode die eerder in het regeerakkoord (2017) is aangehaald, op te nemen om te voorkomen dat de zelfstandigenverklaring wordt gebruikt door zelfstandigen die voor langere tijd werkzaamheden verrichten.

Mochten de werkzaamheden langer duren dan een jaar, dan geldt de zelfstandigenverklaring niet meer voor de periode na dat jaar. Dit betekent niet dat opdrachtgevers zzp’ers niet langer dan een jaar in kunnen inhuren, maar zal in de praktijk inhouden dat opdrachtgevers die zekerheid zoeken met behulp van de webmodule een oordeel over een arbeidsrelatie moeten vragen.

Webmodule en opdrachtgeversverklaring
Het kabinet werkt aan een webmodule, waarmee aan de hand van de antwoorden op een aantal vragen vooraf kan worden vastgesteld dat geen sprake is van een dienstbetrekking. In dat geval geeft de webmodule een zogenoemde opdrachtgeversverklaring. Deze verklaring geeft de opdrachtgever vooraf zekerheid dat geen loonheffing hoeft te worden ingehouden en afgedragen en geen premies werknemersverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet hoeven te worden betaald. Bij de term ‘zekerheid vooraf’ hoort een kanttekening, die in de brief als volgt omschreven staat: “De opdrachtgeversverklaring is geldig voor zover de webmodule naar waarheid is ingevuld en er in de praktijk dienovereenkomstig wordt gewerkt.” Op dit laatste komt handhaving op het moment dat de wetgeving definitief van kracht is.

*** Weging van factoren ***
De webmodule wordt ingericht op basis van wetgeving, praktijkcasussen en jurisprudentie in het kader van de kwalificatie van de arbeidsverhouding. Om de administratieve lasten laag te houden, wordt onderzocht of de vragenlijst zoveel als mogelijk beperkt kan worden.

De Universiteit van Amsterdam heeft een juridische database ontwikkeld waarin jurisprudentie op het gebied van het arbeidsrecht, de fiscaliteit en sociale zekerheid van ongeveer de laatste tien jaar inzichtelijk wordt gemaakt met betrekking tot de classificatie van een arbeidsrelatie. De analyse van deze database wordt gebruikt om te komen tot een weging van de afzonderlijke vragen: welk element weegt zwaar(der) mee bij de kwalificatie van de arbeidsrelatie.

Ondertussen is een (uitgebreide) vragenlijst uitgezet onder 50.000 opdrachtgevers met het verzoek de vragenlijst in te vullen. Op basis van data-analyse wordt bezien of een algoritme kan worden ontwikkeld, die via een slimme routering met zo min mogelijk vragen tot een correcte uitkomst komt.

In de zomer wordt getest met de webmodule. Na de zomer wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van deze testfase.

*** Criterium ‘reguliere bedrijfsactiviteit’ vervalt ***
In afwijking van het regeerakkoord stelt het kabinet voor het criterium ‘reguliere bedrijfsactiviteiten’ te laten vallen. Bij zzp’ers en opdrachtgevers is veel weerstand tegen dit criterium. Met name het feit dat het een nieuw criterium is, dat nog niet is ingevuld door jurisprudentie, en dat de betekenis ervan door de jaren heen zal blijven veranderen, roept de zorg op dat dit veel discussie gaat opleveren. Dit zou daarmee leiden tot meer onzekerheid en minder duidelijkheid, wat onwenselijk is voor het kabinet.

Opnieuw uitstel, handhavingsmoratorium verlengd
Het kabinet werkt momenteel aan wetgeving. Het streven is deze wetgeving in het derde kwartaal van 2019 voor internetconsultatie uit te zetten. De inwerkingtreding van de wetgeving is voorzien in 2021, wat tot nu toe nog gepland stond op 1 januari 2020. In lijn daarmee is ook het handhavingsmoratorium verlengd tot in ieder geval 1 januari 2021.

*** Handhaving op kwaadwillendheid lastig ***
Tijdens het handhavingsmoratorium wordt door de Belastingdienst gehandhaafd op kwaadwillendheid. In de praktijk blijkt het echter zeer lastig om te voldoen aan de zware bewijslast voor kwaadwillendheid. Daarom worden de mogelijkheden tot handhaving gedurende het moratorium aangescherpt: vanaf 1 januari 2020 kan de Belastingdienst ook handhaven wanneer opdrachtgevers aanwijzingen van de Belastingdienst – die het geeft als ze zich op het standpunt stelt dat de kwalificatie van de arbeidsrelatie voor de loonheffingen niet in overeenstemming is met de huidige wetgeving – niet (of in onvoldoende mate) binnen een redelijke termijn opvolgen.

Meer informatie
Alles weten over (de vervanging van) de Wet DBA? Op deze website vind je altijd het laatste nieuws. Download ook het gratis whitepaper, waar we alle belangrijk informatie voor jou op een rij gezet hebben.

We staan ook met raad en daad voor jou klaar. Wil je spreken met een adviseur van HeadFirst? Stuur een e-mail naar info@headfirst.nl of bel 023-5685630.


Vervolgonderzoek naar mogelijk kwaadwillende bedrijven

Na de start van de bedrijfsbezoeken in 2018, heeft de Belastingdienst inmiddels 104 bedrijven uit verschillende branches bezocht en gecontroleerd op naleving van de Wet DBA. Op 5 maart 2019 deelde Staatssecretaris van Financiën Menno Snel zijn bevindingen met de Tweede Kamer middels een brief.

Hieruit blijkt dat 45 bedrijven beschikken over ‘voldoende kennis en ervaring met de huidige zzp-wetgeving (is) en de wet op de juiste manier wordt toegepast’. In totaal lijkt er volgens de Belastingdienst bij 59 organisaties sprake van ‘in meer of mindere mate onjuist handelen’. Bij 12 hiervan wordt een vervolgonderzoek ingesteld, omdat de inspecteurs hen ervan verdenkt bewust zzp’ers in te huren via een schijnconstructie. De grote vraag is nu: bij welke van deze bedrijven kan de Belastingdienst aantonen dat zij kwaadwillend zijn?

Richtlijnen Handboek Loonheffingen zijn verwarrend
De reden dat van 6 op de 10 bedrijven het handelen omtrent externe inhuur in twijfel wordt getrokken, heeft volgens de Belastingdienst te maken met het volgende:

* Er zijn aanwijzingen voor de aanwezigheid van een gezagsverhouding, terwijl er volgens de gebruikte overeenkomst geen gezagsverhouding zou zijn.
* Zzp’ers verrichten dezelfde werkzaamheden en op dezelfde wijze als eigen werknemers.
* Er is sprake van kernactiviteiten, de werkzaamheden betreffen een wezenlijk onderdeel van de bedrijfsvoering, wat een aanwijzing kan zijn voor werken in dienstbetrekking.
* Er is geen vervanging van de zzp’er mogelijk of wenselijk, en er lijkt tevens sprake te zijn van gezag.
* De zzp’er heeft geen mogelijkheid om zelfstandig zijn werk in te delen.
* De duur van arbeidsrelatie is dermate lang dat het werk van de zzp’er lijkt te zijn ingebed in de organisatie.
* Er lijkt sprake van een fictieve dienstbetrekking.
* Er wordt niet conform de modelovereenkomst gewerkt.

Het onderzoek voegt daarmee daad bij het woord dat de richtlijn beoordeling gezagsverhouding als ‘geldend beleid’ wordt aangehouden. Alle bovenstaand genoemde elementen zijn namelijk onderdeel hiervan. De richtlijn werd in december 2018 geïncorporeerd in het ‘Handboek Loonheffingen’ van de Belastingdienst. Hannah Dias, manager belastingadvies bij BDO: “Onzekerheid over de kwalificatie van een arbeidsrelatie, die zelfs met de richtlijn beoordeling gezagsverhouding, niet volledig is weggenomen, zorgt ervoor dat bedrijven terughoudend zijn in het inhuren van zzp’ers. Met alle gevolgen van dien voor zzp’ers, opdrachtgevers en daarmee de Nederlandse economie.”

Multi-interpretabele indicatoren is nu probleem van de markt
Het verslag van Snel over de bedrijfsbezoeken komt bovenop de richtlijn beoordeling gezagsverhouding. In een eerder bericht over gezagsverhouding benadrukte Dias al dat de verschillende factoren die in de richtlijn worden benoemd altijd in relatie tot elkaar moeten worden bezien en daarom ruimte laat voor interpretatie. “Het is niet altijd even duidelijk welk gewicht en relevantie aan ieder element toegekend wordt en hoe deze elementen in hun onderlinge samenhang beoordeeld dienen te worden. Daarnaast zijn sommige elementen uit de richtlijn zo dubbelzinnig dat het lastig is voor de praktijk om deze te kunnen begrijpen en in hun eigen specifieke situatie juist te kunnen toepassen. De feitelijke situatie is daarbij belangrijk. Is voldoende duidelijk wat de opdracht inhoudt en onder welke omstandigheden deze wordt uitgevoerd? En welke waarde wordt aan deze verschillende feiten en omstandigheden gehecht?”

Kwaadwillend: ja of nee?
De Belastingdienst gebruikt de resultaten van de bedrijfsbezoeken als input voor de uit te werken toezicht- en handhavingsstrategie. De eerdergenoemde 59 organisaties die (mogelijk) onjuist handelen zullen hierbij worden betrokken. “Voor hen geldt dat de Belastingdienst mede op grond van de richtlijn het standpunt kan innemen dat sprake is van een kwaadwillende situatie. Zodra één van hen daadwerkelijk als kwaadwillend wordt bestempeld, is het niet einde verhaal. Een bedrijf kan namelijk tegen een eventueel opgelegde naheffingsaanslag in bezwaar, eerst bij de Belastingdienst en in een volgende fase bij de rechter. Beide instanties zullen op grond van alle voorgedragen relevante feiten en omstandigheden de situatie opnieuw beoordelen.”


Voortdurende onzekerheid door 'richtlijnen beoordeling gezagsverhouding'

Het slepende verhaal genaamd ‘Wet DBA’, kreeg in december 2018 wederom een nieuw hoofdstuk: de beoordeling van een gezagsverhouding. Nadat het kabinet eind november 2018 de richtlijn naar de Tweede Kamer stuurde, is deze notitie op 12 december 2018 geïncorporeerd in het ‘Handboek Loonheffingen’ van de Belastingdienst. Hiermee heeft het de status van ‘geldend beleid’ verkregen. Momenteel heerst in de flexibele arbeidsmarkt onrust over de wijze waarop dit voorstel zonder tussenkomst van de Tweede Kamer beleid geworden is.

Hannah Dias, manager belastingadvies bij BDO, is verrast over deze geluiden. “Het beleid is onder meer gebaseerd op verschillende uitspraken van rechters die zich hebben gebogen over het vraagstuk wel of geen dienstbetrekking. Het gaat om een samenvatting van al bestaande wetgeving en jurisprudentie. Wat dat betreft is het dan ook niet vreemd dat de Tweede Kamer hier niet in gekend is.” Zij acht het een groter risico dat het geldende beleid er mogelijk voor zorgt dat een Opdrachtgever sneller als kwaadwillend wordt aangemerkt. “Dit kan voor organisaties nadelig zijn, omdat kwaadwillenden ook een naheffing kunnen krijgen over het verleden. Sinds de publicatie kunnen Opdrachtgevers zich lastiger schuilen achter ‘ik wist het niet’, omdat iedereen zwart op wit kan lezen wat de Belastingdienst een gezagsverhouding vindt.”

Ruis bij 40 indicatoren
Het kabinet beloofde voor 1 januari 2019 met een verduidelijking van de definitie te komen. Dat is gelukt middels de eerder beschreven ‘richtlijn beoordeling gezagsverhouding’, maar dit heeft niet de duidelijkheid gegeven waar de markt naar snakt. “Het is bijvoorbeeld frustrerend voor organisaties dat de verschillende factoren die erop wijzen dat al dan niet sprake is van een gezagsverhouding altijd in relatie tot elkaar moeten worden bezien. Dat laat ruimte voor interpretatie”, aldus Dias. Zij geeft hierbij de volgende voorbeelden:

  • De beoordeling aan de hand van meer dan veertig indicatoren is complex. Bovendien is niet zonder meer duidelijk welk gewicht en relevantie aan ieder element toegekend wordt en hoe deze elementen in hun onderlinge samenhang beoordeeld dienen te worden.
  • Sommige elementen uit de richtlijn zijn zo dubbelzinnig dat alleen rechters en andere arbeidsrechtelijke specialisten deze kunnen begrijpen en juist kunnen toepassen. Hun rol is daarbij belangrijk. Vragen zij goed door? Welke (nieuwe) feiten worden achterhaald? En welke waarde wordt aan feiten gehecht? Omdat het om maatwerk gaat, is een eensluidende uitkomst niet gegarandeerd.

Organisaties maken beleid
Dias benadrukt dat organisaties hier het beste mee om kunnen gaan door een inhuurbeleid (opnieuw) neer te zetten. De ene organisatie gaat hier verder in dan de ander, gebaseerd op verschillende interpretaties van signalen die in het overheidsbeleid zijn terug te lezen. “Het gaat erom dat organisaties – te goeder trouw – laten zien dat er goed over het inhuurproces wordt nagedacht en in dit proces zo goed mogelijk de wet- en regelgeving proberen uit te voeren. Dit doe je door enerzijds risico’s te signaleren en deze te borgen, anderzijds door de omvang van risico’s zoveel mogelijk te beperken en, ter onderbouwing, alles vast te leggen in een dossier.” Volgens Dias is een toetsing op papier en praktijk hierbij het uitgangspunt. “Blijf in control, middels een goed beleid aan de ene kant en een overeenstemmende uitvoering in de praktijk aan de andere kant”, aldus Dias.

Wet DBA-proof werken
Dias begrijpt dat dit niet altijd even gemakkelijk is en adviseert dan ook om hulp in te schakelen van een adviseur. “Organisaties kloppen steeds vaker aan voor een analyse en advies over het inhuurbeleid. Ik begeleid, samen met HeadFirst, trajecten om bijvoorbeeld vragen als ‘Voor welke functies huur ik externen in?’, ‘Wanneer kan een externe als zzp’er een opdracht uitvoeren?’ en ‘Is sprake van tijdelijke vervanging of is er sprake van een afgebakend project met afgesproken resultaat?’ centraal te stellen.” Zij vervolgt: “HeadFirst heeft, samen met de Opdrachtgever, een signaleringsfunctie om te beoordelen en te borgen dat een opdracht – voor én tijdens uitvoering – geschikt is voor een Zelfstandig Professional. Twijfelgevallen houdt HeadFirst nauwlettend in de gaten en wij denken tot in de details mee over een betere invulling. Van belang is dat Opdrachtgevers openheid geven over alle relevante feiten en omstandigheden. Uiteraard worden ook Zelfstandig Professionals getest om er zeker van te zijn dat zij zich kenmerken als échte ondernemer.”