HeadFirst Group organiseert kennissessie voor de Tweede Kamerfractie van de SGP

HeadFirst Group organiseert kennissessie voor de Tweede Kamerfractie van de SGP

Op donderdag 16 maart heeft HeadFirst Group in samenwerking met onze partner ONL voor Ondernemers een kennissessie georganiseerd voor de Tweede Kamerfractie van de SGP. Namens de SGP waren Chris Stoffer (Kamerlid) en Arnold van Huizen (beleidsmedewerker) aanwezig. In het verleden heeft HeadFirst Group vaker kennissessies georganiseerd voor Kamerleden en beleidsmedewerkers. Tijdens de kennissessies staan we stil bij de dienstverlening van HeadFirst Group en welke rol en toegevoegde waarde een HR-dienstverlener heeft op de (flexibele) arbeidsmarkt. Daarnaast nemen we de Kamerleden en beleidsmedewerkers mee in relevante ontwikkelingen op de arbeidsmarkt ten aanzien van het zzp-dossier en welke uitdagingen en knelpunten wij ervaren in wet- en regelgeving. Naast een delegatie van HeadFirst Group was er ook een zelfstandig professional aanwezig en een vertegenwoordiger van één van onze opdrachtgevers. Zij hebben kort een presentatie gegeven waarom zij als opdrachtgever en opdrachtnemer gebruikmaken van onze dienstverlening en waar voor hen de toegevoegde waarde van HeadFirst Group zit.

 

Al met al was het een zeer geslaagde sessie en hebben wij de Kamerfractie van de SGP van de nodige informatie en kennis kunnen voorzien. We willen onze samenwerkingspartner ONL voor Ondernemers bedanken voor hun gastvrijheid en de aanwezigen bedanken voor hun scherpe vragen en de discussie die wij met elkaar gevoerd hebben. Middels dit soort kennissessies proberen we ons voor het voetlicht te brengen als professionele gesprekspartner en een waardevolle bijdrage te leveren aan het arbeidsmarkt- en zzp-dossier.

Mocht u naar aanleiding van dit bericht vragen hebben over onze kennissessies, dan kunt u contact opnemen met Sem Overduin, Public Affairs Officer bij HeadFirst Group. Sem is te bereiken via Sem.Overduin@headfirst.nl


Veel gestelde vragen hoofdlijnen ‘Voortgangsbrief werken met en als zelfstandige(n)’

Ben jij al bekend met de drie sporen die het kabinet heeft bedacht om de balans te herstellen op de huidige arbeidsmarkt? Welke plannen en voorstellen zijn er voor de toekomst van het werken als en met zzp’ers? Public Affairs Officer Sem Overduin en Business Development Director Paul Oldenburg gaven hierover alle ins & outs tijdens een webinar. Uit de vele vragen die tijdens de sessie werden gesteld, bleek maar weer hoe zeer het onderwerp leeft onder zzp’ers en opdrachtgevers. We delen hieronder de meest voorkomende.

 

  1. Op welke wijze wordt de zelfstandigenaftrek verder afgebouwd?

In het Coalitieakkoord 2021-2025 is afgesproken om de zelfstandigenaftrek versneld af te bouwen. Deze regeling wordt in 2026 teruggebracht tot €1.200,- en in 2027 verder verlaagd naar €900,-. De zelfstandigenaftrek voor starters, de startersaftrek, blijft ongewijzigd. Zelfstandigen worden gedurende deze kabinetsperiode wel gecompenseerd met een verhoging van de arbeidskorting. Met deze maatregel wil het kabinet de verschillen in fiscale behandeling tussen werknemers en zelfstandigen verkleinen. Meer informatie over de zelfstandigenaftrek en de stappen die de komende jaren genomen worden vind je hier.

 

  1. Waarom wordt de Fiscale Oudedagsreserve (FOR) afgeschaft?

Sinds 1 januari 2023 kun je geen oudedagsreserve meer opbouwen. Het kabinet heeft de deze afgeschaft om te voorkomen dat ondernemers de fiscale oudedagsreserve gebruiken om belastinguitstel te krijgen. De oudedagsreserve die tot en met 31 december 2022 is opgebouwd kan nog volgens de huidige regels worden afgewikkeld. Dat betekent dat het op de ondernemingsbalans kan blijven staan en in de toekomst kan worden aangewend voor het bedingen van een kwalificerende lijfrente, dan wel dat uiterlijk bij staking van de onderneming over die reserve moet worden afgerekend. Ook met deze maatregelen wil het kabinet zorgen voor een gelijkere belastingheffing tussen werknemers, zelfstandig ondernemers en aandeelhouders.

 

  1. Hoe wordt verder invulling gegeven aan het element ‘zelfstandig ondernemerschap?

In de huidige jurisprudentie wordt gekeken naar contra-indicaties voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst. Die zijn voor een deel in het Handboek Loonheffingen opgenomen. Enkele voorbeelden zijn (1) het uitvoeren van werk op basis van een resultaatverplichting, (2) specifieke kennis en expertise van de werkende die werknemers binnen de organisatie niet hebben en (3) dat de werkende een substantieel hogere beloning krijgt dan werknemers die soortgelijk werk doen in loondienst. De komende tijd zal met sociale partners, experts en stakeholders uitgewerkt worden welke feiten en omstandigheden wijzen op het werken als zelfstandig ondernemer en hoe deze contra-indicaties gewicht kunnen krijgen in het beoordelen van de arbeidsrelatie.

 

  1. Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot het handhavingsmoratorium?

In de periode januari tot en met oktober 2022 zijn 275 bedrijfsbezoeken en 200 boekenonderzoeken uitgevoerd inzake de kwalificatie van de arbeidsrelatie. Mede vanwege de beperkte kwantitatieve capaciteit en de complexiteit van het beoordelen van de arbeidsrelatie is het voor de Belastingdienst ingewikkeld om effectief op te treden bij schijnzelfstandigheid. Daarentegen zijn er extra medewerkers opgeleid en beschikt de Belastingdienst momenteel over 80 FTE voor handhaving.

  1. Welke plannen heeft het kabinet voor het handhavingsmoratorium?

In de kabinetsreactie op de rapporten van de Algemene Rekenkamer en Auditdienst Rijk heeft het kabinet de ambitie uitgesproken om deze handhaving op korte termijn te verbeteren en uiterlijk op 1 januari 2025 het handhavingsmoratorium volledig op te heffen. In aanloop naar 1 januari 2025 zal de Belastingdienst extra aandacht schenken aan de communicatie omtrent handhaving. Daarin zullen ook de gevolgen voor opdrachtgevers en opdrachtnemers van de beoogde opheffing en de (financiële) risico’s die zij lopen worden benoemd.

 

  1. Wat als er bij een controle sprake is van een (fictieve) dienstbetrekking, maar geen sprake van kwaadwillendheid?

Dan zal de Belastingdienst aanwijzingen geven waar je mee aan de slag kan gaan. Opdrachtgever en opdrachtnemer krijgen doorgaans drie maanden de tijd om de aanwijzingen op te volgen. Wordt dit onvoldoende opgevolgd, dan zal de Belastingdienst correctieverplichtingen en naheffingsaanslagen opleggen.


‘Voortgangsbrief werken met en als zelfstandige(n)’ - drie hoofdlijnen toegelicht

Karien van Gennip, Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, heeft op 16 december 2022 de ‘Voortgangsbrief werken met en als zelfstandige(n)’ gedeeld met de Tweede Kamer. De brief bouwt voort op de hoofdlijnenbrief arbeidsmarkt van 5 juli 2022. De minister zet alle plannen uiteen aan de hand van drie lijnen: een gelijker speelveld, verduidelijking van de beoordeling van arbeidsrelaties en verbetering van handhaving op schijnzelfstandigheid.

De arbeidsmarkt is aan onderhoud toe. De afgelopen jaren is de groep zelfstandigen gegroeid en verwacht wordt dat deze groei doorzet. Het kabinet signaleert dat dit leidt tot beperkte bescherming tegen arbeidsongeschiktheid, minder controle op arbeidsomstandigheden en een ontoereikend aanvullend pensioen. Met name bij kwetsbare zelfstandigen. Daarnaast is er veel onduidelijkheid over de geldende regels. Daarom wil het kabinet met maatregelen de problematiek aanpakken aan de hand van drie lijnen:

  1. Een gelijker speelveld – Richt zich op alle contractvormen met betrekking tot sociale zekerheid en fiscaliteit. Om dit te bewerkstelligen wordt de zelfstandigenaftrek versneld afgebouwd, van €6.310,- in 2022 naar €900,- in 2027. Daarnaast stelt de minister voor de fiscale oudedagsreserve (FOR) uit te faseren. De fiscale reservering biedt niet de zekerheid dat er daadwerkelijk genoten kan worden van de oudedagsvoorziening. Het uitfaseren voorkomt tevens het gebruik van de FOR voor belastinguitstel en noopt zelfstandigen ertoe reële oudedagsvoorzieningen buiten hun onderneming onder te brengen. Als het aan het kabinet ligt komt er ook een verplichte arbeidsongeschiktheid verzekering (AOV) voor zelfstandigen. Hierover volgt in het eerste kwartaal van 2023 meer informatie.
  2. Verduidelijking van de beoordeling van arbeidsrelaties – De verduidelijking van de beoordeling moet ervoor zorgen dat het eenvoudiger wordt om direct bij aanvang de juiste juridische vorm van een arbeidsrelatie overeen te komen. Het kabinet wil daarom invulling geven aan de open norm ‘werken in dienst van’ (art. 7:610 BW). De nadruk ligt op de klassieke elementen van ondergeschiktheid, zoals het geven van instructies en houden van toezicht. Daar voegt het kabinet aan toe dat ‘werken in dienst van’ ook aan de orde is indien het werk organisatorisch is ingebed in de onderneming van de werkgevende. Daarnaast wordt het van belang of er sprake is van zelfstandig ondernemerschap. Het element zelfstandig ondernemerschap kan een belangrijke contra-indicatie zijn voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst. Deze drie hoofdelementen en hun onderlinge samenhang worden in de komende tijd verder uitgewerkt.Verder moet er een weerlegbaar rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst komen om de onderhandelingspositie van werkenden te ondersteunen. Het civielrechtelijke rechtsvermoeden van werknemerschap wordt gebaseerd op een nader te bepalen uurtarief. Het is aan de werkgevende om aan te tonen dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst. Indien werkende en werkgevende er niet uit komen kan de werkende naar de rechter stappen. Tevens wordt de webmodule beoordeling arbeidsrelaties doorontwikkeld om aan te sluiten bij de nieuwe wet- en regelgeving.
  3. Verbetering van handhaving op schijnzelfstandigheid – Op uiterlijk 1 januari 2025 moet het handhavingsmoratorium opgeheven worden. Het kabinet acht handhaving noodzakelijk voor een toekomstbestendige arbeidsmarkt en houdbaar belasting- en socialezekerheidsstelsel. Het centrale uitgangspunt in de strategie van de Belastingdienst wordt dat burgers en bedrijven “zoveel mogelijk uit zichzelf regels naleven, zonder dwingende en kostbare acties van de zijde van de Belastingdienst”. Hierbij acht de Belastingdienst een goede samenwerking tussen markt en de dienst van groot belang. Een belangrijk onderdeel van de nieuwe aanpak is het stroomlijnen van de interne én externe communicatie omtrent de handhaving. Daarnaast wordt verkend of het mogelijk is vooroverleg op brancheniveau te organiseren, zodat de situatie werkbaar wordt voor de branches en de dienst.

De komende maanden worden de details verder uitgewerkt. Daarbij is ruimte voor de sociale partners en de markt om mee te denken. Het plan is om in het eerste kwartaal van 2023 een debat in te plannen over deze Kamerbrief. Vervolgens zal er een conceptwetsvoorstel gepresenteerd worden aan de markt door middel van een internetconsultatie. Na de zomer wil de minister het naar de Raad van State sturen, zodat het uiteindelijke voorstel begin 2024 aan de Kamer kan worden voorgelegd. Het streven is om de wetgeving voor 1 januari 2025 te publiceren. Dit sluit goed aan op het opheffen van het handhavingsmoratorium op diezelfde datum.


Wat wordt de volgende stap van minister Van Gennip?

Morgenmiddag staat het Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid gepland. Op de Kameragenda staat een aantal belangrijke onderwerpen, zoals het rapport van de Commissie Borstlap en de Hoofdlijnenbrief Arbeidsmarkt van 5 juli. In aanloop naar het debat deelt Marion van Happen graag haar visie op de huidige voorstellen die in politiek Den Haag op tafel liggen.

Allereerst wil ik benadrukken dat ik positief gestemd ben over de eerste hoofdlijnenbrief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De benoemde drie sporen – het gelijke speelveld, verduidelijking van regelgeving en het verbeteren van handhaving – zijn de juiste knoppen waaraan gedraaid moet worden. Indien deze in samenhang gezien en behandeld worden, zie ik de inhoud van deze brief als een stap in de goede richting.

Vastgelegde criteria, aangevuld met sectorale benadering
Ik ben blij dat er in de hoofdlijnenbrief aandacht is voor de Belgische Arbeidsrelatiewet. De denkwijze en onderliggende uitgangspunten bieden een mogelijkheid voor de vervanging van de wet DBA. In de Arbeidsrelatiewet zijn duidelijke wettelijke criteria vastgelegd om te bepalen of er sprake is van een werknemer of van een zelfstandige. Ook zijn op sectoraal niveau criteria vastgelegd voor sectoren en beroepen waar de kans op onderbetaling of kwetsbaar ondernemerschap het grootst is. Deze benadering vergroot de effectiviteit van handhaving en doet meer recht aan de diversiteit van zelfstandigen.

Wat handhaving ook effectiever en doelgerichter maakt, is het MLT-advies van de SER om een rechtsvermoeden van werknemerschap in te voeren onder het uurtarief van €35,-. Het voorstel van de SER maakt hiermee onderscheid tussen kwetsbare zelfstandigen en zelfredzame zelfstandigen. De Belastingdienst kan zich hiermee focussen op de sectoren en beroepen waar zzp’ers worden ingehuurd onder dit tarief. Duidelijk en wettelijk vastgelegde criteria plus een sectorale benadering zijn wat mij betreft een goed vertrekpunt.

Inbedding in de organisatie
Dan maak ik een sprongetje naar het gezagscriterium, toch wel een heet hangijzer binnen dit dossier. Naar mijn mening is dit dé kern van de discussie: wanneer mag een organisatie voor een bepaalde opdracht een zelfstandige inhuren en wanneer is er sprake van een werknemer? Om diverse redenen is de wet DBA er niet in geslaagd om deze duidelijkheid te verschaffen. Dat het kabinet dit erkent en toewerkt naar vervanging is cruciaal.

De Commissie Borstlap stelt voor om het gezagscriterium te moderniseren door ‘inbedding in de organisatie’ meer centraal te stellen in de beoordeling van de arbeidsrelatie. Ik ben er geen voorstander van om dit criterium meer gewicht te geven, omdat er al genoeg discussie is om de interpretatie wanneer er sprake is van gezag. Wanneer is een werkende ‘ingebed in de organisatie’? En welke taken horen bij ‘de reguliere werkzaamheden van een organisatie’? In de praktijk zie ik juist het tegenovergestelde gebeuren. Hybride teams met verschillende specialisten die op projectbasis werken aan oplossingen en vraagstukken die op dat moment van belang zijn voor de organisatie. Dit zijn vaak teams waar sprake is van verschillende contractvormen. De resultaten van het recent gepubliceerde onderzoek van het CBS ondersteunen dit beeld: werkgevers vinden het ‘type contract’ veel minder belangrijk dan eerder gedacht. Factoren zoals kennis, expertise en werkervaring zijn veel belangrijker. Is dit straks niet meer mogelijk als we té rigide omgaan met gezag en inbedding in de organisatie?

Grote diversiteit zzp-populatie
Daarnaast zet ik mijn vraagtekens bij het moderniseren van één algemeen gezagscriterium. In Nederland hebben we namelijk te maken met een zeer diverse zzp-populatie. Deze groep werkenden heeft uiteenlopende opdrachten, werkt voor verschillende uurtarieven en ook de duur van opdrachten is erg verschillend. Eén gezagscriterium voor deze hele doelgroep zal in mijn ogen dan ook niet gaan werken. We hebben meer maatwerk nodig.

Ook de webmodule houdt in zijn huidige vorm onvoldoende rekening met deze diversiteit. Er wordt enkel getoetst op de aspecten van het werknemerschap en er wordt onvoldoende rekening gehouden met aspecten van het zelfstandig ondernemerschap. De pijl kan daardoor maar één kant op bewegen en dat is de kant van ‘indicatie van een dienstbetrekking’.

In de recente begroting van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid lees ik terug dat de webmodule verder wordt ontwikkeld om duidelijkheid te verschaffen over de aard van de arbeidsrelatie. Om de webmodule enigszins operationeel en betrouwbaar te maken, raad ik aan om in de vraagstelling en beoordeling ook rekening te houden met het zelfstandig ondernemerschap. Dit zal resulteren in meer balans in de beantwoording.

Eerst duidelijke regels, dan pas handhaving
Met betrekking tot handhaving lees ik terug dat per 1 januari 2025 weer gehandhaafd gaat worden. Dat handhaving opgestart dient te worden, daar ben ik het mee eens. De manier waarop en hoe dit uit wordt gerold, daarvoor zie ik nog wel wat beren op de weg. De coalitie van brancheverenigingen meldt in hun gezamenlijke brief – overigens zeer terecht – dat handhaving alleen effectief zal zijn als de spelregels en criteria aan de voorkant duidelijk vastgesteld zijn. Voor alle betrokken partijen – de Belastingdienst, intermediairs, opdrachtgevers en zzp’ers – moet dit helder zijn. Mijn oproep richting Den Haag is dan ook: pak de uitgestoken hand van de brancheverenigingen aan en ga samen met uitvoeringsorganisaties in gesprek over handhaafbare criteria. Laat ons als intermediairs een verlengstuk zijn van de uitvoerders. Wij zijn bij uitstek de partijen op de arbeidsmarkt met kennis en expertise.

De komende maanden houden wij een vinger aan de pols en blijven wij betrokken bij relevante ontwikkelingen. Eind dit jaar verwacht ik met de tweede hoofdlijnenbrief en een voortgangsbrief ‘Werken als zelfstandige’ meer duidelijkheid over de volgende stap. Als grootste HR-tech dienstverlener blijven wij uiteraard in gesprek met onze stakeholders in Den Haag en trekken we samen op met onze partners.


Minister Sociale Zaken en Werkgelegenheid zet stip op de horizon, doorpakken nu broodnodig

Minister Karien van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) heeft de Hoofdlijnenbrief Arbeidsmarkt gedeeld met de Tweede Kamer. Hiermee wordt een volgende stap gezet in het toekomstbestendig maken van de arbeidsmarkt. Het is van belang om direct na het zomerreces duidelijke kaders te schetsen voor zelfstandigen, opdrachtgevers, intermediairs en uitvoeringsorganisaties. Donderdag 8 september staat een Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid gepland, een geschikt moment om door te pakken op de inhoud van de brief.

Rol flex op de arbeidsmarkt

Het is goed om te lezen dat ‘flexibele arbeid een nuttige rol speelt op de arbeidsmarkt’. Die erkenning is terecht en komt overeen met de dagelijkse praktijk. De juiste mate van flexibiliteit is goed voor de arbeidsmarkt. Het biedt organisaties de mogelijkheid om soepel mee te bewegen met economische en maatschappelijke ontwikkelingen. Tegelijkertijd is er, deels ten onrechte, ook aandacht voor de mindere aspecten van flexibel werk. Vanzelfsprekend is de politiek op zoek naar de juiste balans, maar daarbij dient de discussie over flexibel werk wel in perspectief geplaatst te worden met de juiste nuance. Uit de Zelfstandigen Enquête Arbeid (ZEA) 2021 blijkt onder andere dat het leeuwendeel van de flexibel werkenden, voornamelijk zelfstandig ondernemers, heel tevreden zijn over de werkomstandigheden en hier bewust voor kiest. Een feitelijke discussie is cruciaal om tot oplossingen te komen die daadwerkelijk de werkenden ondersteunen die hier behoefte aan hebben.

Arbeidsrelatiewet en SER-advies

De vervanging van de wet DBA speelt een grote rol in het zzp-dossier. Dat er in de Hoofdlijnenbrief specifiek aandacht wordt besteed aan de Belgische Arbeidsrelatiewet en het MLT-advies van de SER stemt mij positief. In eerdere position papers, rapporten en gesprekken met stakeholders in Den Haag hebben we volop ingezet op het Belgische model. Met als resultaat dat het nu op de politieke en ambtelijke agenda staat. Ook het rechtsvermoeden van werknemerschap voor kwetsbare werkenden onder het uurtarief van €35,- (MLT-advies van de SER) is een stap in de goede richting. Ik ben het eens met het standpunt van het kabinet dat het de positie van kwetsbaren op de arbeidsmarkt kan versterken. Of de Belastingdienst en het UWV het daadwerkelijk kunnen gaan uitvoeren is de vraag, want ook hierbij draait het uiteindelijk om betrouwbare en goede uitvoering.

Voldoende vrijheid het hogere segment

Als de overheid focus houdt op sectoren waar de kans op onderbetaling het grootst is, krijgt de intermediaire branche de verantwoordelijkheid om het hogere segment optimaal te laten werken. Daarvoor zijn duidelijke afspraken met zelfstandig professionals en opdrachtgevers nodig. Die samenwerking met de overheid blijf ik graag opzoeken.


8 varianten voor de vervanging van de wet DBA

Het hete hangijzer: werknemer, tenzij…

Op donderdag 30 juni debatteert de Commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het zzp-dossier. In aanloop naar dit debat publiceerde ZiPconomy vanochtend het rapport ‘Werknemer, tenzij… 8 varianten voor de vervanging van de wet DBA’. Bomvol interessante inzichten en een helder overzicht van de verschillende varianten die op tafel liggen. “Wij hopen dat op basis van de inhoud van dit rapport een inhoudelijk en kwalitatief debat gevoerd gaat worden”, aldus Marion van Happen, CEO van HeadFirst Group.

 

Verschillende denkrichtingen bij elkaar gebracht
In Nederland wordt al lange tijd gediscussieerd over de rol en positie van zelfstandigen op de arbeidsmarkt. Het vraagstuk: wanneer is iemand die tegen betaling arbeid verricht een werknemer of zelfstandige? Eerdere kabinetten is het niet gelukt om hier helderheid over te verschaffen en meerdere plannen zijn om verschillende redenen gesneuveld. Daarnaast zijn diverse rapporten gepubliceerd met voorstellen om de discussie vooruit te helpen. Uiteenlopend van handhaving op bestaande regels tot ingrijpende wetswijzigingen.

“Dit rapport biedt een helder overzicht van alle verschillende voorstellen die de afgelopen jaren zijn gedaan om de wet DBA te vervangen. Nog belangrijker: de voor- en nadelen én consequenties voor zelfstandigen en opdrachtgevers worden nader uitgewerkt. Door deze inzichten te combineren met de juiste feiten en cijfers over zelfstandigen kan men in politiek Den Haag tot een weloverwogen besluit komen.”

 

Houd rekening met arbeidsmarktsituatie
Twee uitgewerkte varianten, waaronder het voorstel van de Commissie Borstlap om ‘inbedding in de organisatie’ leidend te maken bij het onderscheid tussen werknemer- en zzp-schap en de ABC-test uit Californië, hebben zware impact op de vrijheid van zelfstandigen en opdrachtgevers. Gezien de huidige krapte op de arbeidsmarkt is het van belang deze gevolgen niet te onderschatten. Werk- en opdrachtgevers schreeuwen om talent en trekken alles uit de kast om de huidige populatie te behouden. “Dat er duidelijke regels en kaders moeten komen wanneer iemand ingehuurd mag worden als zelfstandige, daar ben ik het helemaal mee eens. Daarentegen zijn té rigide regels niet gewenst, omdat de praktijk laat zien dat de contractvorm steeds minder bepalend wordt. Het is daarom van belang om zorgvuldig om te gaan met wet- en regelgeving omtrent werk en werkenden niet te veel te beperken in hun keuzemogelijkheid”, aldus Van Happen.

 

Belgische model goed alternatief
In het rapport wordt ook het Belgische model met de Arbeidsrelatiewet belicht. Dit model – tevens beschreven in het rapport ‘Zelfstandigheid, flexibiliteit en sociale zekerheid. Een kijkje over de grens.’ – heeft veel voordelen. Van Happen zegt hierover: “In België wordt de problematiek rondom schijnzelfstandigheid effectief bestreden door (1) een duidelijke set aan criteria te hanteren of iemand als zelfstandige een opdracht uit mag voeren, (2) meer naar de aspecten van het ondernemerschap te kijken en (3) strengere regels te hanteren in sectoren waar het risico op onderbetaling of kwetsbare werkenden groot is. Die combinatie van factoren werkt goed in België, daarom is het interessant om te onderzoeken of we in Nederland de positieve aspecten over kunnen nemen en de minder goede aspecten kunnen verbeteren.”

De wetgeving in België is inmiddels ook opgemerkt in de Nederlandse politiek. Tijdens het debat over arbeidsmarktbeleid op 13 april verwees minister Karien van Gennip expliciet naar de situatie bij de Zuiderburen en Kamerleden Smals (VVD) en Palland (CDA) vroegen hier eerder ook aandacht voor.

En nu?
Vooralsnog is het niet duidelijk wat de volgende stap gaat zijn van minister Van Gennip. Vorige week donderdag werden Kamervragen over handhaving van de wet DBA beantwoord door de minister. Voor de zomer gaat er een hoofdlijnenbrief naar de Tweede Kamer over de uitwerking van het arbeidsmarktpakket. Tot slot zal er voor het ZZP debat op 30 juni nog een reactie komen op het rapport van de Algemene Rekenkamer. HeadFirst Group volgt de ontwikkelingen op de voet en blijft nauw in contact met Kamerleden en beleidsmedewerkers.

Het volledige rapport is hier gratis te downloaden.


Haagse update: richtlijnen vanuit de EU en een hoofdlijnendebat over de arbeidsmarkt

Het nieuw kabinet is inmiddels al een tijd van start, er ligt een ambitieus coalitieakkoord op tafel en de nieuwe bewindspersonen zijn inmiddels redelijk ingewerkt. Dat is te merken in Den Haag. Ambtenaren zijn druk bezig met het schrijven van beleidsplannen en ook de Tweede Kamer gaat weer regelmatig met elkaar in debat. Een mooi moment om jullie even kort mee te nemen in de belangrijkste gebeurtenissen en ontwikkelingen van de afgelopen weken.

EU-voorstel platformwerk

Het is duidelijk dat Brussel zich steeds nadrukkelijker gaat bemoeien met nationale aangelegenheden en vraagstukken. Niet geheel verrassend kwam vorig jaar december de Europese Commissie met een voorstel om platformwerkers beter te beschermen. Het geduld met Uber en Deliveroo is in Brussel al geruime tijd op en in de nieuwe richtlijn eist de Europese Commissie dat platformwerkers dezelfde rechten en plichten krijgen als werknemers. Aangezien het vraagstuk omtrent platformwerk in meerdere Europese landen speelt, pakt Brussel nu de handschoen op om met duidelijke richtlijnen en criteria te komen die verheldering moeten brengen over de kwalificatie van de arbeidsrelatie.
In het voorstel worden vijf criteria opgesteld om te bepalen of er sprake is van werknemerschap of zzp-schap. Deze zijn als volgt:
1. Het platform bepaalt de beloning van de werkende;
2. Het platform stelt eisen aan het uiterlijk van de werkende (hij moet bijvoorbeeld een uniform dragen);
3. Het platform monitort de prestaties van de werkende via digitale middelen;
4. Het platform bepaalt de werktijden;
5. Het platform beperkt de mogelijkheden van de werkende om voor anderen te werken.

Mocht in de praktijk blijven dat er sprake is van twee of meer criteria, dan is het aan het platform om te bewijzen dat er toch sprake is van een zzp’er in plaats van een werknemer. Volgens berekeningen van de Europese Unie zal dit grote gevolgen hebben voor de Nederlandse schatkist, omdat geprofiteerd kan worden van miljarden aan belastingopbrengsten en sociale zekerheidspremies.

Nu zijn er wel wat fundamentele vragen die gesteld moeten worden bij dit voorstel en de hele discussie omtrent platformwerk. Want wat is nou eigenlijk de definitie van een platform? En gaat dit voorstel alleen over de aanpak van schijnzelfstandigheid bij platformwerkers, of gaat dit voorstel over de bemiddeling en classificatie van zelfstandigen in zijn algemeenheid? Afgelopen weken werd in ieder geval duidelijk dat alle politieke partijen het er over eens zijn dat dit voorstel effect gaat hebben op het zzp-vraagstuk in Nederland. De discussie wanneer er sprake is van een échte zzp’er speelt al langer in Nederland en vele pogingen om hier helderheid over te verschaffen zijn inmiddels gestrand en in de ijskast gezet. Die vermoeidheid is een extra reden om alert te zijn, omdat Den Haag niet te makkelijk akkoord moet gaan met dit voorstel en duidelijk de grens moet bewaken tussen kwetsbare platformwerkers en échte zelfstandigen. De kans is aannemelijk dat publieke rechtelijke instanties zoals de Belastingdienst en de Arbeidsinspectie deze criteria mogen gaan gebruiken om het vermoeden van werknemerschap te gaan toetsen en handhaven. Dat geeft direct aan dat het voorstel zich niet enkel richt op het beschermen van de kwetsbare platformwerker, maar dat het ook publiekrechtelijke instanties handvatten geeft om te starten met handhaving. We zullen daarom de ontwikkelingen op de voet moeten volgen en in een zo vroeg mogelijk stadium Kamerleden op de hoogte brengen van onze belangen en zorgen.

Hoofdlijnendebat Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Op donderdag 17 februari ging de Kamercommissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid in debat met de nieuwe ministers van SZW over de plannen uit het coalitieakkoord. Diverse thema’s kwamen in het debat aan bod en met 19 fracties ging het af en toe alle kanten op. Gelukkig was er tijdens het debat ook aandacht voor thema’s die voor ons van belang zijn, zoals de webmodule, het handhavingsmoratorium en duidelijkheid omtrent de inhuur van zelfstandigen.

Voorafgaand aan het debat hebben we als HeadFirst Group input geleverd en aan verschillende Kamerleden gevraagd om meer duidelijkheid te scheppen over de verdere ontwikkeling van de webmodule en handhaving van de wet DBA. Het was goed om te zien dat partijen hier tijdens het debat op terugkwamen. De markt snakt na al die jaren naar duidelijke en uitvoerbare regels.

Alhoewel de minister niet direct antwoord gaf op onze vragen waren er zeker wat lichtpuntjes. Zo gaf de minister zelf aan dat slechts een klein percentage werkenden op de arbeidsmarkt een ‘kwetsbare zzp’er’ is en dat we ons vooral moeten richten op die sectoren waar de kans op schijnzelfstandigheid het grootst is. Dit heeft raakvlak met het Belgische model waar we eerder een rapport over schreven met ZiPconomy en ONL en ook pleiten we al langer voor sectorale handhaving. Ook heeft de minister beloofd om voor de zomer met een ‘breed plan’ te komen over de hervorming van de arbeidsmarkt en dit in een brief uiteen te zetten en te delen met de Tweede Kamer.


Internetconsulatie 'Wet minimumbeloning zelfstandigenverklaring' gestart

Maandag 28 oktober jl. hebben minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, staatssecretaris Snel van Financiën en staatssecretaris Keijzer van Economische Zaken en Klimaat een internetconsultatie aangekondigd. Het gaat om twee onderdelen uit de voorstellen die door het kabinet zijn aangekondigd ter vervanging van de Wet DBA; het minimumtarief van zelfstandigen en de zelfstandigenverklaring.

Maatregelen per 1 januari 2021

De eerste maatregel heeft betrekking op de onderkant van de markt en houdt in dat zzp’ers minimaal €16,- per uur moeten verdienen. Dit minimumtarief geldt voor alle uren die een zzp’er aan een opdracht besteedt. Hierbij is rekening gehouden met de besteding aan overige werkzaamheden, bijvoorbeeld administratie. Directe kosten, zoals materiaal, zijn exclusief. Zzp-ers die minder verdienen dan het minimumtarief worden niet beschouwd als zelfstandigen, maar als werknemers van de opdrachtgever.

De tweede maatregel is de zelfstandigenverklaring. Deze is bedoeld voor zelfstandigen met een tarief van minimaal € 75,-. Hiermee kunnen zij vooraf met de opdrachtgever afspreken dat ze als zelfstandige werken. Om de zelfstandigenverklaring te kunnen gebruiken, is een inschrijving bij de Kamer van Koophandel nodig. Als aan de voorwaarden wordt voldaan, lopen zelfstandigen en opdrachtgevers maximaal een jaar geen risico op naheffing loonheffing en sociale premies. Daarnaast krijgen zij zoveel mogelijk zekerheid over arbeidsrechtelijke gevolgen.

Webmodule niet opgenomen

De webmodule, die zelfstandigen in overige gevallen kunnen gaan gebruiken, staat niet in dit conceptwetsvoorstel genoemd. Daar is namelijk geen wetswijziging voor nodig. Wel zijn de vragen uit de webmodule getoetst bij opdrachtgevers en brancheorganisaties. Doordat op de conceptversie veel kritiek werd geleverd, is de ingangsdatum van 1 januari 2020 uitgesteld. Het verwerken van de feedback kost niet alleen veel tijd, maar maakt de ontwikkeling van de webmodule een nog ingewikkeldere puzzel.

Internetconsultatie

De internetconsultatie houdt in dat het conceptwetsvoorstel zes weken – tot maandag 9 december – open staat voor reacties. Aan de hand van deze feedback kan het wetsvoorstel gereed worden gemaakt voor advies van de Raad van State en vervolgens voor de indiening aan de Tweede Kamer. De internetconsultatie vind u hier.


Stop met de webmodule: tijd voor hervormen in plaats van pleisters plakken

Afgelopen maandag heeft demissionair minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de Tweede Kamer geïnformeerd middels de zevende voortgangsbrief ‘Werken als zelfstandige’. In deze brief wordt speciaal aandacht besteed aan de pilotresultaten van de webmodule, de online tool waarmee opdrachtgevers kunnen bepalen of ze voor een bepaalde opdracht een zzp’er kunnen inhuren. In korte tijd kwam vanuit brancheverenigingen, zzp-belangenorganisaties en vakbonden de nodige kritiek op de uitkomsten. Voor verdere besluitvorming en eventuele voortzetting van de webmodule ligt de bal bij het nieuwe kabinet.

HeadFirst Group is van mening dat het onverstandig is de webmodule verder te ontwikkelen. In een eerdere fase van de webmodule is door juridische experts al de nodige kritiek geuit op het instrument. Nu laat de evaluatie van de pilot zien dat in 28,4% van de gevallen de webmodule geen oordeel kan geven over de aard van de arbeidsrelatie. “De webmodule biedt helaas niet de helderheid en duidelijkheid waar opdrachtgevers en zp’ers al jaren om vragen. Een nieuw kabinet doet er verstandig aan de webmodule niet verder te ontwikkelen. Voer echte hervormingen door in plaats van enkel pleisters te plakken”, aldus Han Kolff.

Huidige webmodule niet geschikt voor tussenkomst
In de brief laat Koolmees weten dat de vragenlijst die specifiek bedoeld is voor situaties van tussenkomst nog niet is afgerond. Dit betekent dat de webmodule niet geschikt is voor zelfstandigen die werken via een intermediair. De meest recente Zelfstandigen Enquête Arbeid laat zien dat ongeveer 8% van de categorie ‘zzp-eigen arbeid’ opdrachten of klanten heeft via een intermediair. Mocht de webmodule daadwerkelijk ingevoerd worden, dan dient eerst in goed overleg met intermediairs en brancheverenigingen overeenstemming gevonden te worden over de inhoud en vorm van een vragenlijst voor situaties van tussenkomst. De Bovib, de brancheorganisatie voor intermediairs en brokers waar ook HeadFirst Group is aangesloten, laat via haar eigen website weten dat de gesprekken met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stroef verlopen.

Tijd voor serieuze hervormingen
Een nieuw kabinet moet serieus werk maken van de vraagstukken en uitdagingen op de arbeidsmarkt. “De webmodule moet geen regeldruk en onzekerheid opleveren. De bovenkant van de flexmarkt, bestaande uit bewuste en autonome zelfstandig ondernemers, functioneert veel beter als wet- en regelgeving echt ruimte geeft om te ondernemen. Deze groep maakt in volle tevredenheid duidelijke afspraken met opdrachtgevers en intermediairs.”

Uit de evaluatie van de pilot komt naar voren dat in bepaalde sectoren, zoals de horeca, transport en bouwnijverheid, de kans op een uitkomst ‘indicatie dienstbetrekking’ het grootst is. In deze sectoren werken relatief meer kwetsbare zelfstandigen met lagere uurtarieven. “Het advies van de SER om bij inhuurafspraken onder de €35,- per uur strenger te handhaven is een goed uitgangspunt. Toezicht en handhaving moet zich richten op sectoren waar misbruik wordt gemaakt van oneigenlijke zzp-constructies. Vertrouw erop dat aan de bovenkant van de markt professioneel en goed wordt samengewerkt tussen opdrachtgevers en zelfstandig professionals, waarbij intermediairs een rol spelen om conform wet- en regelgeving te werken.”

Tot slot pleit Kolff voor een brede coalitie van maatschappelijke partijen om met elkaar in gesprek te gaan en na te denken over een sociaal basisstelsel voor alle werkenden, bijvoorbeeld voor de gevolgen van arbeidsongeschiktheid. Eerder onderzoek van HeadFirst Group heeft laten zien dat er draagvlak bestaat voor zo’n stelsel onder zelfstandig professionals. “Wij omarmen nog steeds het idee van een sociaal basisstelsel voor alle werkenden op het gebied van arbeidsongeschiktheid, zoals voorgesteld door de Commissie Borstlap en het Sociaal Akkoord van ONL, VZN en AVV. Als we zekerheden creëren rondom het individu in plaats van de contractvorm, dan zal de ‘druk’ op de kwalificatievraag afnemen.” Het creëren van een gelijker speelveld tussen werknemers en zelfstandigen heeft het kabinet al ingezet door de zelfstandigenaftrek verder en versneld af te bouwen.


Zevende voortgangsbrief ‘Werken als zelfstandige’: webmodule naar volgend kabinet, beperkte handhaving verlengd

Op maandag 20 september hebben de demissionair minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de demissionair staatssecretaris van Financiën de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken en de vervolgstappen ten aanzien van de in het regeerakkoord voorziene maatregelen op het gebied van ‘werken als zelfstandige’. In deze brief wordt speciaal aandacht besteed aan de pilot van de webmodule en de vraag welk vervolg wordt gegeven aan deze online tool. Ook wordt aandacht besteed aan het handhavingsmoratorium en wordt kort ingegaan op overige relevante maatregelen.

Evaluatie pilot webmodule

Op 11 januari 2021 is de pilot van de webmodule gestart, een online vragenlijst die opdrachtgevers anoniem kunnen invullen om zo meer duidelijkheid te krijgen over de aard van de arbeidsrelatie. De webmodule is gericht op zakelijke opdrachtgevers die een zzp’er inhuren voor een bepaalde opdracht. De webmodule is ruim 6600 volledig ingevuld. Het geheel van de uitkomsten is als volgt verdeeld:

  • In 33,9% van de gevallen is aan de hand van de ingevulde vragenlijst een indicatie van een dienstbetrekking gegeven;
  • In 9,7% van de gevallen een indicatie van een fictieve dienstbetrekking;
  • In 28% van de gevallen een indicatie buiten dienstbetrekking;
  • En in 28,4% van de gevallen kon geen indicatie worden gegeven.

Tussen sectoren zijn grote verschillen zichtbaar in de uitkomsten van de webmodule. Zo ligt in de sectoren bouwnijverheid, horeca en transport de uitkomst ‘indicatie binnen dienstbetrekking’ procentueel gezien vele malen hoger dan de sectoren openbaar bestuur en zakelijke dienstverlening.

Eerder is al aangegeven dat een volgend kabinet moet besluiten of de webmodule daadwerkelijk wordt ingevoerd en zo ja, welke status de uitkomst krijgt (wel of geen juridische zekerheid). Voorafgaand aan besluitvorming wordt nog een toets gedaan op de uitvoeringsgevolgen voor zowel de variant waarin de webmodule enkel wordt ingezet als voorlichtingsinstrument als voor de variant waarin deze (meer) zekerheid moet bieden aan opdrachtgevers.

Vragenlijst voor tussenkomst nog niet afgerond

In een eerdere voortgangsbrief is aangekondigd dat ook een vragenlijst ontwikkeld gaat worden die specifiek bedoeld is voor situaties van tussenkomst. In de nieuwste brief geven de bewindspersonen aan dat het complex is gebleken om voor deze situaties een vragenlijst op te stellen. De vragenlijst voor tussenkomst is om die reden nog niet afgerond. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geeft in de brief aan verder in gesprek te willen met vertegenwoordigers van de tussenkomstbranche om verder door te spreken over de mogelijkheid van een webmodule voor tussenkomst. Desalniettemin hebben de betrokken organisaties AWVN, PZO, Bovib, NBBU en I-ZO laten weten dat het geen zin heeft om verder te praten over deze of andere varianten van de webmodule.

Toezicht en handhaving

De Belastingdienst houdt toezicht op de kwalificatie van de arbeidsrelatie voor de loonheffingen. Dit toezicht is, zoals eerder aangegeven in vorige voortgangsbrieven, een complexe aangelegenheid. Voor een effectieve handhaving is eerst een wijziging van wet- en regelgeving nodig. Meer concreet betekent dit het verkleinen van de verschillen tussen werknemers en zelfstandigen (voor het arbeidsrecht, de sociale zekerheid en fiscaliteit) en het geven van meer duidelijkheid over de kwalificatie van de arbeidsrelatie.

Verder wordt duidelijk dat – in lijn met de motie Grinwis van vlak voor het zomerreces – het moratorium niet afloopt per 1 oktober 2021, maar dat het minimaal tot 1 oktober 2021 loopt en dat in afwachting van verdere besluitvorming handhaving niet wordt opgestart. De Belastingdienst handhaaft nog wel bij kwaadwillende opdrachtgevers.

Voortgang verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zzp’ers

Het kabinet heeft eerder aangegeven het voorstel van de Stichting van de Arbeid te omarmen, mits dit op een uitvoerbare en betaalbare wijze kan worden vormgegeven. De Belastingdienst en het UWV hebben eerder kritiek geuit op de plannen gezien de complexiteit en (on)haalbaarheid. Samen met maatschappelijke partners wordt momenteel verder gewerkt aan de uitwerking en vormgeving van een dergelijke verzekering. Gezien de demissionaire status van het kabinet en de controversieel-verklaring van dit onderwerp door de Tweede Kamer wordt verdere besluitvorming overgelaten aan het volgende kabinet.

Tot slot

De inzet van het kabinet was de afgelopen jaren duidelijk; échte zelfstandigen zoveel mogelijk de ruimte geven om te ondernemen en tegelijkertijd kwetsbare zelfstandigen bescherming bieden. Zoals eerder duidelijk is geworden zijn de voorstellen van een wettelijk minimumtarief voor zelfstandigen en een zelfstandigenverklaring niet gerealiseerd.

Daarentegen heeft het kabinet wel stappen gezet om een gelijker fiscaal speelveld te creëren tussen werknemers en zelfstandigen door de ingezette geleidelijke afbouw van de zelfstandigenaftrek. Dit betekent dat de zelfstandigenaftrek in stappen omlaag gaat tot €3240 in 2036.

Ook de toegankelijkheid van scholing en ontwikkelingsmogelijkheden moet bijdragen aan een gelijker speelveld. Op Prinsjesdag is aangekondigd dat de Subsidie Stimulans Arbeidsmarkt Positie (STAP) ook beschikbaar wordt voor zelfstandig ondernemers. Werkenden en niet-werkenden kunnen maximaal €1000 per persoon aanvragen voor opleidingen, cursussen en trainingen.